ECLI:NL:GHDHA:2023:650
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging van alimentatieverplichtingen na echtscheiding en beoordeling van draagkracht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van alimentatieverplichtingen na een echtscheiding. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Den Haag van 16 juli 2021, waarin alimentatiebedragen waren vastgesteld voor de vrouw en de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de man, als directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een BV, geen of nagenoeg geen loon heeft uitgekeerd en dat zijn rekening-courant schuld bij de BV is opgelopen tot meer dan € 90.000,-. Het hof oordeelde dat de man zich een passend inkomen had moeten uitkeren en dat de rekening-courant schuld niet in aanmerking kon worden genomen bij de vaststelling van de alimentatieverplichtingen.
De vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, heeft verzocht om een verhoging van de alimentatiebedragen, onderbouwd met de stelling dat de man na zijn opdrachten bij de gemeente Rotterdam zijn inkomen had kunnen verhogen. Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde feiten overgenomen en geoordeeld dat er reden was voor wijziging van de alimentatieverplichtingen. De man is veroordeeld tot het betalen van € 259,- per maand voor de kosten van de minderjarige en € 678,- per maand als uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, met ingang van 27 juni 2022. De verzoeken van de man om de alimentatiebedragen te verlagen zijn afgewezen, evenals de verzoeken van de vrouw om hogere alimentatiebedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.