ECLI:NL:GHDHA:2023:61
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsproblematiek en ondertoezichtstelling van minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006, die lijdt aan het Rett syndroom en meervoudige verstandelijke beperkingen. De vader van de minderjarige, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, verzocht het hof om de ondertoezichtstelling op te heffen. Hij stelde dat de minderjarige niet zelfstandig kan leven en dat de ondertoezichtstelling contraproductief zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming en de moeder van de minderjarige verzetten zich tegen dit verzoek en stelden dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was voor de veiligheid van de omgang tussen de minderjarige en de moeder.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof constateerde dat er geen actuele zorgsignalen waren met betrekking tot de minderjarige en dat de ouders inmiddels afspraken hadden gemaakt over de omgang. De rechtbank had eerder de minderjarige onder toezicht gesteld vanwege zorgen over de ontwikkeling en de omgang met de moeder. Echter, gezien de verbeterde situatie en de gemaakte afspraken, oordeelde het hof dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig waren. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de ondertoezichtstelling betrof en deze opgeheven met ingang van 25 januari 2023.
De beslissing van het hof houdt in dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige is opgeheven, terwijl de overige onderdelen van de bestreden beschikking zijn bekrachtigd. Het hof heeft de griffier verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Rotterdam voor het openbaar register.