Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.International Transport Workers' Federation,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 11 januari 2021, waarmee ITF c.s., alsmede de vereniging Nautilus International (hierna: Nautilus International), in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis in het incident van 23 december 2020 van de rechtbank Rotterdam (hierna ook: het bestreden vonnis of het vonnis waarvan beroep);
- de memorie van grieven van ITF c.s.;
- de memorie van antwoord van Marlow Cyprus, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.1 Neither seafarers nor anyone else on board whether in permanent or temporary employment by the Company shall carry out cargo handling services in a port, at a terminal or on board of a vessel, where dock workers, who are members of an ITF affiliated union, are providing the cargo handling services. Where there are not sufficient numbers of qualified dock workers available, the ship's crew may carry out the work provided that there is prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned; and provided that the individual seafarers volunteer to carry out such duties; and those seafarers are qualified and adequately compensated for that work. For the purpose of this clause “cargo handling services” may include but is not limited to: loading, unloading, lashing, unlashing, checking and receiving.
4.Het verloop van de procedure
5.Beoordeling in hoger beroep
grief 1voeren ITF c.s. aan dat de rechtbank ten onrechte geen bevoegdheid heeft aangenomen op grond van artikel 7 aanhef en lid 1 onder a Brussel I bis-Vo (Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), hierna: Brussel I bis-Vo).
“het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd”, zoals voorzien in artikel 7 aanhef en lid 1 onder a Brussel I bis-Vo. Dit zou ook op gespannen voet staan met het beginsel van voorzienbaarheid en rechtszekerheid dat van groot belang is bij toepassing van Europese bevoegdheidsregels (vgl. HvJ EG 17 februari 2002, ECLI:EU:C:2002:99, (Besix/Wabag)), aldus de rechtbank.
verbodmaar een tweeledig
gebodvorderen. Zij vorderen immers van Marlow Cyprus, verkort weergegeven, het ‘daarheen te leiden’ dat in beginsel:
“het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, (…) moet worden uitgevoerd”. Het is een feit van algemene bekendheid dat Rotterdam de grootste Europese (container)haven van Europa is. Daardoor is Rotterdam weliswaar niet de enige plaats maar wel de voornaamste plaats waar de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, moet worden uitgevoerd, in de zin van artikel 7 aanhef en lid 1 onder a Brussel I bis-Vo, aldus ITF c.s.
grief 2voeren ITF c.s. aan dat de rechtbank heeft miskend dat zij ten onrechte geen bevoegdheid heeft aangenomen op grond van artikel 8 aanhef en lid 1 Brussel I bis-Vo.
6.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover onderwerp van geschil in dit hoger beroep,
- veroordeelt ITF c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Marlow Cyprus begroot op € 1.955,00, bestaande uit griffierecht ter hoogte van € 772,00 en salariskosten advocaat ter hoogte van € 1.183,00 (1 punt à € 1.183,00 (tarief II)).