ECLI:NL:GHDHA:2023:59

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
200.306.542/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en geheimhoudingsbeding in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen zijn ontslag op staande voet door Multi-Care B.V. [verzoeker] was in dienst als boekhouder en werd op 25 mei 2021 ontslagen, omdat hij een schriftelijke verklaring had afgelegd in een gerechtelijke procedure tussen zijn werkgever en een collega, waarbij hij vertrouwelijke informatie zou hebben gedeeld. Multi-Care stelde dat [verzoeker] hiermee het geheimhoudingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst had geschonden en dat dit een dringende reden voor ontslag opleverde. De kantonrechter had de verzoeken van [verzoeker] om een billijke vergoeding en andere vergoedingen afgewezen.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat [verzoeker] niet in strijd met het geheimhoudingsbeding had gehandeld, omdat hij de informatie had gedeeld met de advocaat van een collega, die ook een werknemer van Multi-Care was. Het hof concludeerde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was en dat [verzoeker] recht had op de gevraagde vergoedingen. Het hof kende [verzoeker] een billijke vergoeding van € 15.000,- toe, evenals de transitievergoeding en het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst had moeten voortduren. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en veroordeelde Multi-Care tot betaling van de vergoedingen aan [verzoeker].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.306.542/01
Zaaknummer rechtbank : 9359514 RP VERZ 21-50489
Beschikking van 24 januari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. N.M. Fakiri te Den Haag,
tegen:
Multi-Care B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Multi-Care,
advocaat: onttrokken (voorheen: mr. L.S. van Dis).
Het hof zal partijen hierna [verzoeker] en Multi-Care noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
[verzoeker] is door Multi-Care op staande voet ontslagen. [verzoeker] stelt dat dit ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, en verzoekt veroordeling van Multi-Care tot betaling van een billijke vergoeding, achterstallig loon en de transitievergoeding. De kantonrechter heeft deze verzoeken afgewezen.
1.2
Het hof komt tot een ander oordeel dan de kantonrechter, en wijst de verzoeken alsnog toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift in hoger beroep met bijlagen, bestaande uit het dossier in eerste aanleg en de producties 3 en 4 in hoger beroep, ingekomen op de griffie van het hof op 28 januari 2022, waarmee [verzoeker] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zitting houdende in Den Haag, van 29 oktober 2021;
  • het V-2 formulier van 25 augustus 2022 waarbij de advocaat van Multi-Care zich onttrekt;
  • het V-6 formulier van 1 september 2022 waarbij [verzoeker] nog een bijlage heeft overgelegd (nogmaals) genaamd productie 3.
2.2
Op 14 oktober 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaat van [verzoeker] en de gemachtigde van Multi-Care hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Het hof gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande en in hoger beroep nog relevante, feiten.
3.2
Multi-Care is een zorgonderneming en levert ambulante zorg en/of begeleiding aan
volwassenen. De heer [directeur] (hierna: [directeur]) is de statutair directeur en enig
aandeelhouder van Multi-Care.
3.3
[verzoeker], geboren op [geboortedag] 1990, is op 1 maart 2020 voor de tijd van één jaar voor 32 uur per week in dienst getreden bij Multi-Care in de functie van boekhouder (financieel administrateur) tegen een salaris van € 2.809,- bruto bij een 36-urige werkweek. In de (schriftelijke) arbeidsovereenkomst is in artikel 10 een geheimhoudingsbeding opgenomen. Dit beding bevat de volgende tekst:
"Werknemer is tijdens de duur en na de beëindiging van deze overeenkomst gehouden tot strikte geheimhouding van alles wat hem omtrent de onderneming van werkgever of diens relaties bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs kan vermoeden. Schending van deze geheimhoudingsplicht kan arbeidsrechtelijke consequenties hebben."
3.4
De arbeidsovereenkomst is ‘in opdracht van’ [directeur] ondertekend door [manager 1] (hierna: [manager 1]). [manager 1] was destijds werkzaam als manager voor Multi-Care. Per 1 juli 2020 is de arbeidsovereenkomst gewijzigd in een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
3.5
[manager 1] heeft zich in juli 2020 ziek gemeld. In oktober 2020 heeft Multi-Care
een nieuwe manager aangenomen in de persoon van [manager 2].
3.6
Op 13 februari 2021 heeft [verzoeker] een (toen nog anonieme) schriftelijke verklaring afgelegd aan de gemachtigde van [manager 1], die op dat moment in een arbeidsconflict met Multi-Care verwikkeld was geraakt. In deze verklaring staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…)Na enige tijd had manager [manager 1] zich door omstandigheden met de werkgever
zich ziekgemeld. (... )
Na de ziekmelding van Manager [manager 1] heeft [directeur] een externe partij dhr. [betrokkene] ingeschakeld om een plan te bedenken hoe ze Manager [manager 1] van haar functie konden ontheffen en eventuele financiële schades op Manager [manager 1] te verhalen.
De dossier van Manager [manager 1] en andere medewerkers werden met meerdere
werknemer uitgebreid besproken en konden worden ingezien door dhr. [betrokkene], de advocaat [advocaat], mij en aantal andere collega's die niet bevoegd zijn voor inzage.
(…)Eind december 2020 heeft directeur [directeur] aan mij en andere collega’s gevraagd om een verklaring af te leggen tegen Manager [manager 1]. Hij gaf aan wat er in de verklaring moest komen te staan namelijk:
- Dat ik Manager [manager 1] nauwelijks op kantoor zag;
- Mij niet had ingewerkt;
- Geen Management taken heeft uitgevoerd en
- Manager [manager 1] haar verantwoordelijkheid niet nam.
(...) Ik ben niet meegegaan in zijn verhaal en ik heb ook geen verklaring afgelegd omdat ik van mening was dat mijn verklaring vals en onterecht zou zijn. Hierna had ik vakantie opgenomen. 11 januari was ik weer aan het werk en merkt ik op dat de directeur boos op mij was omdat ik geen valse verklaring wilde afleggen.
(…)
Directeur [directeur] laat bijna wekelijks advocaat [advocaat] op kantoor komen om uitgebreid werknemers te bespreken en advies in te winnen hoe andere werknemers weg te krijgen. Vele werknemers waaronder ik vinden dit enorm intimiderend dat de advocaat wekelijks op kantoor aanwezig is. De advocaat kreeg toegang tot de werkmail van Manager [manager 1] om inzicht te krijgen in haar werkzaamheden, om te achterhalen of zij werkzaamheden had verricht op de dagen dat zij niet aanwezig was op kantoor en eventueel andere fouten te ontdekken.
(…)
Er heerst een ongezonde werksfeer bij Multi-Care B.V waarbij [directeur] werknemers intimiderend benaderd en beloftes maakt die hij achteraf niet nakomt.
(…)”
3.7
Op 22 februari 2021 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
3.8
Op 26 maart 2021 heeft Multi-Care een verzoek ingediend bij de kantonrechter om
de arbeidsovereenkomst tussen Multi-Care en [manager 1] te ontbinden.
3.9
Op 7 april 2021 heeft [verzoeker] een e-mail verzonden aan Multi-Care. Daarin schrijft
[verzoeker], voor zover relevant, het volgende:
"( ... ) In het begin heb ik de samenwerking met het team als prettig ervaren en waren de werkzaamheden leuk en een nieuwe uitdaging. (... )Na de ziekmelding van de toenmalige manager [manager 1] was het roer omgedraaid en was het team aan het lot overgelaten. (... )
In de afgelopen maanden hebben er meerdere voorvallen en stressvolle situaties
bijgedragen aan mijn uitval.
Sinds mijn dienstverband bij Multi-Care heeft u meerdere malen overboekingen gedaan naar uw privérekening. De overboekingen zijn gedaan door collega [collega] e/o door u zelf. Bij vragen naar de overboekingen gaf u aan dat u een lening heeft gedaan aan Multi-Care B. v.. Door te hoge werkdruk en vele taken was dit voor mij niet te controleren.
Al meerdere malen heb ik u aangesproken over een aantal zaken die voor veel stress en onzekerheid hebben gezorgd. Zo kwam u frequent naar mij toe met facturen, die ik aan de hand van EPOS heb uitgedraaid. U gaf aan dat deze niet klopten. (..). U gaf aan dat ik alvast de facturen kon opstellen en dat u zelfde gemaakte uren bij cliënten zo snel mogelijk in EPOS zou invoeren. Ik heb u vaker erop geattendeerd dat de uren nog steeds niet in EPOS staan. Iedere keer gaf u aan dit in orde te maken, maar is dit tot op heden niet gebeurd.Vervolgens heeft u in ruil voor financiële hulp voor het opstarten van een eigen onderneming, mij verzocht een verklaring af te leggen tegen [manager 1] die niet klopt. U heeft ook andere collega's soortgelijke voorstellen gedaan in ruil voor een verklaring die niet klopt.
Naar mijn idee heb ik naar tevredenheid mijn werkzaamheden uitgevoerd. Ik heb dan ook niet eerder serieuze feedback gekregen. Met de bovenstaande punten in acht genomen en gezien de huidige situatie ben ik onder de indruk dat u een conflict aan het creëren bent, omdat ik niet instem met uw werkwijze en u mij op deze manier probeert weg te werken.(…)”
3.1
Op 20 mei 2021 heeft [verzoeker] aan [manager 1] een e-mail gestuurd die, voor zover relevant, het volgende inhoudt:
“Ik wil een ding nadrukkelijk vermelden en dat is denk ik ook voor jou zeer van belang om te weten. Op dinsdag 6 november kwam ik terug van school naar werk. Op mijn werk plek zat [directeur] met zijn advocaat (…). [directeur] had mij voorgesteld aan zijn advocaat en vertelde even kort dat ze in jou mail waren gedoken om te kijken of ze iets eruit konden halen wat tegen jou gebruikt kon worden. Advocaat (…) van [directeur] was ingelogd op jouw account en zat in jouw mailen te doorzoeken. Vervolgens is advocaat van [directeur] van mijn computer opgestaan. [directeur] en zijn advocaat liepen mijn werkkamer uit om jou mail te bespreken. Tijdens dat gesprek hoorde ik advocaat (…) van [directeur] zeggen “aan haar mail te zien is zij aan het werk geweest” “we moeten zoeken naar wat anders”.”
3.11
Op 20 mei 2021 heeft [manager 1] een verweerschrift ingediend tegen het
ontbindingsverzoek van Multi-Care. Bij het verweerschrift heeft [manager 1] de onder rechtsoverweging 3.6. opgenomen schriftelijke verklaring en de onder 3.10 genoemde e-mail van [verzoeker] als productie bijgevoegd.
3.12
Op 21 mei 2021 heeft (de gemachtigde van) Multi-Care een e-mail verzonden aan
(de toenmalige gemachtigde van) [verzoeker]. In die e-mail geeft Multi-Care het volgende, voor zover relevant, aan [verzoeker] te kennen:
“(…)Ik heb zojuist kennis genomen van een verweerschrift van een werknemer van cliënte in een lopende ontbindingsprocedure. Uit dit verweerschrift vloeit voort dat uw cliënt het vertrouwen van zijn werkgever heeft geschonden en de op hem rustende
geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Hij heeft een aantal verklaringen afgelegd aan de wederpartij, waarin hij onder meer verklaart over vertrouwelijk overleg tussen de directeur van Multi-Care en diens raadsman dat inhoudelijk ging over de lopende
ontbindingsprocedure met de betreffende werknemer.
Ook overigens blijkt uit de door de wederpartij in die procedure overlegde verklaringen en e-mails van uw cliënt, dat hij de wederpartij voedt met (ook nog eens grotendeels onware) informatie welke hij uit hoofde van zin arbeidsovereenkomst geheim zou dienen te houden en zeker niet zou moeten doorspelen aan een wederpartij in een lopende rechtszaak.
Mijn cliënte is voornemens om uw cliënt op staande voet te ontslaan, maar niet voordat uw cliënt in de gelegenheid is gesteld om zijn gedragingen toe te lichten.(... )."
3.13
Op 25 mei 2021 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [verzoeker] per e-mail
gereageerd op de hiervoor besproken e-mail van Multi-Care. [verzoeker] heeft zich toen op het standpunt gesteld dat de informatie waar Multi-Care op doelt, geen vertrouwelijke informatie betrof en dat hij geen onwaarheden heeft geuit.
3.14
Diezelfde dag is [verzoeker] door Multi-Care op staande voet ontslagen. In de e-mail
waarin dit ontslag aan [verzoeker] wordt bevestigd, is het volgende, voor zover relevant, te
lezen:
“(…)Zoals ook in die mail is uiteengezet, is het volgende duidelijk geworden:
1. Uw cliënt is er van op de hoogte dat zijn werkgever in een gerechtelijke procedure is verwikkeld met mevrouw [manager 1].
2. Uw cliënt heeft verklaringen afgelegd aan (de advocaat van) mevrouw [manager 1].
3. Deze verklaringen bevatten onwaarheden. Uw cliënt stelt dat het uw cliënt niet
duidelijk is welke informatie onwaar is. Bij mijn mail van afgelopen
vrijdag waren drie verklaringen gevoegd en kennelijk is uw cliënt van mening dat geen van deze verklaringen van zijn hand enige onware informatie bevat. Anders had hij dat nu kunnen opbiechten. Voorbeelden van onwaarheden zijn dat ik wekelijks bij Multi-Care op bezoek zou zijn om advies te geven hoe andere werknemers weg te krijgen en dat uw cliënt en andere werknemers worden gedwongen om valse verklaringen af te leggen.
4. Uw cliënt verklaart over vertrouwelijk overleg tussen de directeur van Multi-Care B.V. en haar advocaat. Hij geeft daarvan aan dat dit overleg plaats vond in de entree van het kantoorpand, waar eventuele binnenkomende cliënten en bezorgers kennis konden nemen van hetgeen werd besproken. Uw cliënt bekent hiermee dat de aantijging juist is: hij heeft de betreffende informatie,
aangehecht aan mijn mail van afgelopen vrijdag, doorgespeeld aan een wederpartij in een lopende procedure. Voorts pleit wat uw cliënt stelt over de locatie van het overleg - waarin ik mij in ieder geval niet herken - niet vrij. Waar het ook plaats vond, het gaat om vertrouwelijk overleg tussen directie en raadsman en uw cliënt wist of had moeten weten dat dit vertrouwelijk was.
(…)Uw cliënt wist of had redelijkerwijze moeten vermoeden dat hij niet naar de wederpartij van een lopende procedure kan verklaren over (zijn interpretatie van) wat hem ter ore is gekomen uit overleg tussen de directeur en de advocaat van zijn werkgever. Uw cliënt heeft daarmee de op hem rustende vertrouwelijkheid met voeten getreden.
Ook los daarvan behelst bovenstaande een zodanig schending van het vertrouwen, dat
sprake is van een dringende reden voor ontslag. Dat komt omdat uw cliënt diverse zaken verklaard welke in strijd zijn met de waarheid, maar ook door het feit dat uw cliënt zijn verklaringen aflegt met het kennelijke doel de belangen van zijn werkgever te schaden.
Deze gedragingen leveren ieder voor zich, alsook in onderlinge samenhang, een dringende reden op voor opzegging van uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang: een ontslag op staande voet zoals bedoeld in artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek. Cliënte zegt hierbij dan ook de arbeidsovereenkomst met uw cliënt op (...)”
3.15
Bij beschikking van 28 juni 2021 heeft de kantonrechter Den Haag — kort gezegd — de arbeidsovereenkomst tussen Multi-Care en [manager 1] ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsrelatie en is aan [manager 1] een billijke vergoeding van € 15.000,- toegekend.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend tegen Multi-Care en verzocht dat, samengevat, Multi-Care zal worden veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 74.986,- bruto, het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, en een transitievergoeding van € 1.385,44, alles met veroordeling van Multi-Care in de proceskosten. [verzoeker] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen.
4.2
Multi-Care heeft op haar beurt een zelfstandig verzoek ingediend. Allereerst heeft Multi-Care voorwaardelijk, voor het geval [verzoeker] zich tijdens de procedure zou bedenken en in plaats van een billijke vergoeding alsnog de vernietiging van de opzegging zou verzoeken, aan de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Verder heeft Multi-Care (onvoorwaardelijk) verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan Multi-Care van € 7.679,56 wegens teveel betaald salaris.
4.3
De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen. Het voorwaardelijk verzoek van Multi-Care is onbesproken gebleven omdat de voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan niet was vervuld. Het onvoorwaardelijk verzoek is deels toegewezen, in die zin dat [verzoeker] is veroordeeld tot betaling van € 1.006,22, met wettelijke rente. [verzoeker] is in de proceskosten veroordeeld.

5.Verzoeken in hoger beroep

5.1
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met de beschikking van de kantonrechter. Hij heeft verschillende bezwaren tegen de beschikking aangevoerd. [verzoeker] verzoekt het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen, zijn verzoeken alsnog toe te wijzen en het zelfstandig verzoek van Multi-Care alsnog af te wijzen, alles met veroordeling van Multi-Care in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

Ontvankelijkheid

6.1
Het hof stelt vast dat [verzoeker] geen grieven (bezwaren) heeft aangevoerd tegen de beslissing van de kantonrechter in de zaak van het zelfstandig verzoek van Multi-Care, waarbij [verzoeker] is veroordeeld tot terugbetaling aan Multi-Care van een bedrag van € 1.006,22 aan teveel ontvangen loon. Het hoger beroep van [verzoeker] zal in zoverre dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vastgestelde feiten
6.2
Grief I en grief II klagen er over – kort gezegd – dat de kantonrechter ten onrechte niet als vaststaand feit heeft aangenomen dat de voormalig manager [manager 1], mede op basis van een melding van [verzoeker], interne meldingen van fraude bij [directeur] heeft gedaan, waarop door hem niet is gereageerd. Grief III klaagt er over dat de kantonrechter ten onrechte niet als vaststaand feit heeft aangenomen dat [verzoeker] op 19 februari 2021 een e-mail heeft gezonden waarin hij zich beklaagd heeft over de manier waarop [directeur] met hem omging en over het feit dat hij van [directeur] een valse verklaring moest afleggen.
Het hof verwerpt deze grieven. De rechter is niet verplicht om alle feiten die tussen partijen vaststaan in zijn uitspraak te vermelden. Dit neemt niet weg dat het hof bij de beoordeling van het geschil met alle relevante feiten rekening zal houden.
Passeren bewijsaanbod
6.3
[verzoeker] klaagt er in grief IV over dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek van [verzoeker] om [manager 1] als getuige te doen horen over de anonieme melding die [verzoeker] bij haar had gedaan over fraude binnen Multi-Care, niet heeft toegewezen. Het hof verwerpt deze grief. De kantonrechter heeft beoordeeld of aan het ontslag op staande voet van [verzoeker] een gegronde reden ten grondslag lag. Bij dit ontslag op staande voet speelde een eventuele anonieme melding van [verzoeker] over fraude binnen Multi-Care geen rol, dit was immers niet – kenbaar – ten grondslag gelegd aan het ontslag. Voor de beslissing over de rechtsgeldigheid van het ontslag was de fraudemelding dan ook niet relevant.
Het ontslag op staande voet
6.4
In grief V klaagt [verzoeker] er over dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de informatie die [verzoeker] in zijn e-mail van 13 februari 2021 heeft gedeeld met de gemachtigde van [manager 1] (zie overweging 3.6) vertrouwelijke informatie betrof en dat [verzoeker] dat in redelijkheid kon vermoeden. Grief VI betoogt dat de kantonrechter ten onrechte geoordeeld heeft dat bedoelde informatie gevoelig van aard was, omdat deze in het lopende arbeidsconflict met [manager 1] ten nadele van Multi-Care gebruikt kon worden, wat ook daadwerkelijk gebeurd is. Grief VII richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [verzoeker] had moeten beseffen dat het om gevoelige informatie ging en dat het verstrekken daarvan dergelijke implicaties kon hebben. In grief VIII klaagt [verzoeker] over het oordeel van de kantonrechter dat [verzoeker] de informatie op grond van het toepasselijke geheimhoudingsbeding (zie overweging 3.3) niet met een derde had mogen delen. Grief IX richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de advocaat van [manager 1] als derde in de zin van het geheimhoudingsbeding moet worden aangemerkt. Grief X en grief XI betogen dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [verzoeker], al dan niet los van het geheimhoudingsbeding, zich niet als een goed werknemer heeft gedragen. Grief XII richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het overtreden van het geheimhoudingsbeding een dringende reden oplevert die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het hof zal deze grieven gezamenlijk bespreken, en overweegt hierover het volgende.
6.5
Aan het ontslag op staande voet heeft Multi-Care in haar e-mail van 25 mei 2021, die verwijst naar haar eerdere e-mail van 21 mei 2021 (zie overweging 3.14 in verband met 3.12), samengevat en in onderlinge samenhang bezien, ten grondslag gelegd dat [verzoeker], die ervan op de hoogte was dat Multi-Care in een gerechtelijke procedure was verwikkeld met [manager 1], verklaringen heeft afgelegd aan (de advocaat van) [manager 1] die a) onwaarheden bevatten, en die b) informatie over vertrouwelijk overleg tussen de directeur van Multi-Care en haar advocaat bevatten over de lopende ontbindingsprocedure tegen [manager 1].
6.6
Ad a) In de e-mail van 25 mei 2021 waarbij [verzoeker] is ontslagen heeft Multi-Care geschreven dat de verklaringen die Grwal aan de advocaat van [manager 1] heeft verstrekt, de volgende onwaarheden bevatten: dat de advocaat van Multi-Care bijna wekelijks bij Multi-Care op bezoek zou zijn om advies te geven hoe andere werknemers weg te krijgen, en dat [verzoeker] en andere werknemers worden gedwongen om valse verklaringen af te leggen. [verzoeker] heeft dit gemotiveerd betwist. Het hof is van oordeel dat Multi-Care onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verklaringen van [verzoeker] op deze punten volledig of grotendeels onwaar zijn. Multi-Care heeft niet gemotiveerd weersproken dat haar advocaat regelmatig op het kantoor van Multi-Care was om [directeur] te adviseren in personeelsaangelegenheden, en evenmin dat er in die periode een groot personeelsverloop was en dat niet alleen [manager 1] is vertrokken maar ook de werknemers [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. Multi-Care heeft ook niet gemotiveerd weersproken dat zij, in het kader van de ontbindingsprocedure tegen [manager 1], aan haar werknemers heeft gevraagd om een schriftelijke verklaring af te leggen over het functioneren van [manager 1], dat [verzoeker] dat niet wilde doen en dat [directeur] aan [verzoeker] beloofde om, als tegenprestatie voor een dergelijke verklaring, hem financieel te helpen bij het opzetten van een eigen administratiekantoor. In dat licht is de verklaring van [verzoeker] dat er sprake was van dwang niet onbegrijpelijk. Voor zover de verklaring van [verzoeker] op de bovenstaande punten al onwaarheden bevat, acht het hof die onvoldoende zwaarwegend voor een ontslag op staande voet. Daarbij betrekt het hof dat het aannemelijk is dat [verzoeker] op basis van hetgeen hij heeft waargenomen een andere perceptie kan hebben gehad over ‘de waarheid’ dan Multi-Care. Uit de ontslagaanzegging kan het hof niet afleiden dat Multi-Care nog andere mogelijke onwaarheden aan de ontslagaanzegging ten grondslag heeft willen leggen.
6.7
Ad b) Wat betreft het aan het ontslag ten grondslag gelegde verwijt dat de verklaringen van [verzoeker] informatie bevatten over vertrouwelijk overleg tussen de directeur van Multi-Care en haar advocaat over de lopende ontbindingsprocedure tegen [manager 1], overweegt het hof het volgende. Uit de ontslagaanzegging van 25 mei 2021 blijkt niet concreet op welke informatie uit vertrouwelijk overleg tussen [directeur] en de advocaat precies wordt gedoeld. Gelet op de verwijzing in de ontslagmail naar de eerdere e-mail van 21 mei 2021, waarbij als bijlage drie verklaringen van [verzoeker] zijn gevoegd, begrijpt het hof dat Multi-Care kennelijk doelt op de in overweging 3.10 vermelde passage uit de e-mail van [verzoeker] van 20 mei 2021 aan [manager 1], waarin hij schrijft te hebben gehoord dat de advocaat aan [directeur] zei:
“aan haar mail te zien is zij aan het werk geweest”en
“we moeten zoeken naar wat anders”.Omdat de gemachtigde van Multi-Care echter ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat het ontslag van [verzoeker] met name was gebaseerd op de anonieme verklaring, zal het hof zekerheidshalve ook de andere door [verzoeker] afgelegde verklaringen bij onderstaande beoordeling betrekken.
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat [verzoeker] met de verklaringen die hij heeft afgelegd aan (de advocaat van) [manager 1], niet heeft gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding dat is opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst. De verklaringen van [verzoeker] bevatten weliswaar informatie over de gang van zaken binnen Multi-Care en over een kennelijk in de nabijheid van [verzoeker] gevoerd gesprek tussen de directeur en de advocaat van Multicare, maar [verzoeker] heeft deze informatie niet verstrekt aan een klant, relatie of andere buitenstaander van Multi-Care maar aan (de advocaat van) [manager 1]. [manager 1] was op dat moment zelf ook nog werkzaam voor Multi-Care, dus een collega van [verzoeker]. Multi-Care heeft niet weersproken dat het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst ziet op het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan derden, en niet aan collega’s. Anders dan Multi-Care stelt moet de advocaat van [manager 1] op één lijn worden gesteld met [manager 1] zelf, zodat hij net als [manager 1] niet is aan te merken als een “derde” waarop het geheimhoudingsbeding ziet.
Het hof is verder van oordeel dat [verzoeker], los van het geheimhoudingsbeding, met het verstrekken van de verklaringen aan (de advocaat van) [manager 1] ook niet zodanig gehandeld heeft in strijd met goed werknemerschap jegens Multi-Care dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. [verzoeker] heeft met name verklaard over zijn eigen ervaringen en waarnemingen als werknemer van Multi-Care. Dat deze verklaringen wezenlijke onwaarheden bevatten is niet aannemelijk geworden. Multi-Care heeft niet weersproken dat zij zelf [verzoeker] heeft betrokken bij het onderzoek op de computer dat zij samen met haar advocaat heeft gedaan naar het functioneren van [manager 1], en dat het dossier van [manager 1] (evenals de dossiers van andere collega’s) binnen Multi-Care openlijk werd besproken. Dat de verklaringen van [verzoeker] zijn gebruikt in de gerechtelijke procedure tussen Multi-Care en [manager 1], en in het nadeel waren van Multi-Care, is onvoldoende om te oordelen dat [verzoeker] hiermee handelde in strijd met zijn verplichtingen als goed werknemer. In de gerechtelijke procedure tegen [manager 1] heeft Multi-Care van haar kant ook meerdere verklaringen van werknemers overgelegd ter ondersteuning van haar eigen standpunten. Dit stond [manager 1] ook vrij. Indien [verzoeker] als getuige zou zijn opgeroepen door [manager 1] zou hij verplicht zijn geweest een getuigenverklaring af te leggen, zodat niet in te zien valt waarom hij geen schriftelijke getuigenverklaring mocht afleggen.
Wel kan [verzoeker] een verwijt worden gemaakt dat hij de opmerkingen van de advocaat aan [directeur]
“aan haar mail te zien is zij aan het werk geweest”en
“we moeten zoeken naar wat anders”, die [verzoeker] kennelijk heeft opgevangen, op eigen initiatief aan (de advocaat van) [manager 1] heeft verteld. [verzoeker] moest begrijpen dat deze opmerkingen niet voor zijn oren bestemd waren en hij had deze niet zomaar mogen doorvertellen. Gelet op de beperkte relevantie van deze opmerkingen voor de ontbindingsprocedure tegen [manager 1] en de openlijke wijze waarop het arbeidsconflict met [manager 1] kennelijk binnen Multi-Care werd besproken, acht het hof deze handelwijze van [verzoeker] echter niet zodanig verwijtbaar dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
6.8
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven V tot en met XII slagen, en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De grieven XIII en XIV behoeven gelet op het bovenstaande geen verdere bespreking.
Gefixeerde schadevergoeding, transitievergoeding en billijke vergoeding
6.9
Het verzoek van [verzoeker] tot toewijzing van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd, is toewijsbaar. [verzoeker] heeft dit bedrag in zijn inleidend verzoekschrift begroot op € 6.248,- exclusief vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Multi-Care heeft de hoogte van dit bedrag en de verschuldigde wettelijke rente niet weersproken, zodat deze zullen worden toegewezen.
6.1
Ook het verzoek tot toewijzing van de transitievergoeding is toewijsbaar, aangezien er naar het oordeel van het hof geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. [verzoeker] heeft de transitievergoeding begroot op € 1.385,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Multi-Care heeft de hoogte van dit bedrag en de verschuldigde wettelijke rente evenmin weersproken, zodat het hof ook deze zal toewijzen.
6.11
Wat de door [verzoeker] verzochte billijke vergoeding van € 74.986,- bruto betreft, geldt het volgende. Op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a BW kan de rechter aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien hij oordeelt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Deze situatie doet zich hier voor. Het hof ziet aanleiding tot toekenning van een billijke vergoeding. Multi-Care heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [verzoeker] ten onrechte op staande voet te ontslaan. [verzoeker] heeft als gevolg daarvan financiële schade geleden, waarvoor de billijke vergoeding een compensatie beoogt te bieden. Voor de omvang daarvan acht het hof de volgende omstandigheden van belang.
6.12
[verzoeker] is op 1 maart 2020 in dienst getreden van Multi-Care, en is op 25 mei 2021 ontslagen. Zijn dienstverband heeft dus niet erg lang (ruim veertien maanden) geduurd.
Uit de stukken blijkt dat [verzoeker] in zijn werk onder spanning stond als gevolg van het arbeidsconflict tussen Multi-Care en [manager 1], de voormalig teamleider van [verzoeker]. [verzoeker] heeft tegenover [directeur] geweigerd om een verklaring over het functioneren van [manager 1] af te leggen. Vervolgens heeft [verzoeker] ervoor gekozen verklaringen af te leggen aan (de advocaat van) [manager 1] die in het nadeel van Multi-Care waren. Ook heeft [verzoeker] zich in een e-mail van 7 april 2021 (zie overweging 3.9) tegenover [directeur] kritisch uitgelaten over de gang van zaken binnen Multi-Care, waarbij hij onder meer heeft gewezen op door [directeur] gedane overboekingen naar diens privérekening en op het feit dat [directeur] hem had gezegd dat hij bij het factureren het gehele maandelijkse budget van cliënten moest opmaken, zonder dat de bijbehorende gewerkte uren waren ingevoerd in het administratieve systeem. Deze omstandigheden maken duidelijk dat de arbeidsrelatie tussen [verzoeker] en [directeur] onder grote druk stond. In dat licht acht het hof aannemelijk dat als [verzoeker] op 25 mei 2021 niet op staande voet zou zijn ontslagen, de arbeidsovereenkomst tussen partijen binnen een afzienbare periode op andere wijze zou zijn geëindigd. Als [verzoeker] zelf geen ontslag zou hebben genomen, had Multi-Care het initiatief kunnen nemen door het aanbieden van een vaststellingsovereenkomst of door het vragen aan de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. Het hof houdt er daarom rekening mee dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen zonder het ontslag op staande voet nog zou hebben geduurd tot 1 juli 2022.
6.13
Wat betreft de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] overweegt het hof het volgende. In februari 2021 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. Uit de stukken blijkt dat [verzoeker] onder behandeling is geweest van een GZ-psycholoog wegens een recidiverende depressieve stoornis. [verzoeker] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep toegelicht dat hij op dit moment nog poliklinisch onder behandeling is, nadat hij eerder behandeld is door een psycholoog en EMDR-therapie heeft gehad. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn depressieve stoornis geheel of grotendeels het gevolg is van het onterechte ontslag op staande voet. [verzoeker] is immers al enkele maanden voor het ontslag ziek uitgevallen, mogelijk als gevolg van de reeds bestaande spanningen op het werk. Wel acht het hof gelet op het rapport van de GZ-psycholoog van 18 juni 2021 aannemelijk dat het onterechte ontslag op staande voet, met de daardoor voor [verzoeker] ontstane financiële onzekerheid, grote emotionele en psychische gevolgen voor [verzoeker] heeft gehad. Het hof zal daarmee bij het vaststellen van de billijke vergoeding rekening houden.
6.14
[verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij nog geen ander werk heeft gevonden, maar al wel meerdere sollicitatiegesprekken heeft gehad. Wat betreft de kansen van [verzoeker] op een nieuwe baan overweegt het hof dat het positief is dat [verzoeker] al meerdere sollicitatiegesprekken heeft gehad. Gelet op de huidige (krappe) arbeidsmarkt is het niet onaannemelijk dat [verzoeker] ondanks de klachten die hij nog ervaart, op korte termijn nieuw werk zal kunnen vinden. Aangezien het hof er bij de vaststelling van de billijke vergoeding van uitgaat dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Multi-Care ook zonder het ontslag op staande voet niet langer zou hebben voortgeduurd dan tot 1 juli 2022, kan dit verder in het midden blijven.
Het hof houdt er bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding rekening mee dat [verzoeker] vanaf zijn ontslag tot op heden een Ziektewet-uitkering ontvangt. Verder houdt het hof rekening met de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding die zullen worden toegewezen. Alles in aanmerking genomen zal het hof een billijke vergoeding toekennen van € 15.000,- bruto.
6.15
Uit het bovenstaande volgt dat ook de grieven XV en XVI die zich richten tegen de afwijzing door de kantonrechter van de billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding, slagen.
Slotsom en kosten
6.16
De slotsom luidt dat de bestreden beschikking, wat betreft de beslissing over de verzoeken van [verzoeker], niet in stand kan blijven. Het hof zal de beschikking in zoverre vernietigen en de hiervoor genoemde bedragen alsnog toewijzen. [verzoeker] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in de zaak van het zelfstandig verzoek van Multi-Care. Het voorwaardelijk ingediende verzoek van Multi-Care tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst behoeft geen bespreking omdat [verzoeker] zich niet verzet tegen het feit dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
6.17
De uitkomst van het hoger beroep brengt mee dat Multi-Care in de kosten van dit hoger beroep zal worden veroordeeld. Omdat het verzoek van [verzoeker] zal worden toegewezen, kan ook de beslissing van de kantonrechter over de proceskosten niet in stand blijven. Grief XVII is dus ook gegrond. Omdat de kantonrechter één proceskostenveroordeling ter zake van het verzoek van [verzoeker] en het zelfstandige verzoek van Multi-Care heeft uitgesproken, zal het hof de beslissing van de kantonrechter over de proceskosten volledig vernietigen. Ter zake van het verzoek van [verzoeker] zal Multi-Care worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [verzoeker] in eerste aanleg. De daarover door [verzoeker] verzochte wettelijke rente is toewijsbaar zoals vermeld in het dictum. Aangezien het verzoek van [verzoeker] zowel inhoudelijk als wat betreft het financiële belang de kern van de procedure in eerste aanleg vormt, zal het hof de kosten in het zelfstandig verzoek van Multi-Care vaststellen op € 100,- aan salaris advocaat.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter in Den Haag van 29 oktober 2021, voor zover gewezen in de zaak van het zelfstandig verzoek van Multi-Care;
- vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter in Den Haag van 29 oktober 2021, voor zover gewezen in de zaak van het verzoek van [verzoeker], met inbegrip van de (volledige) proceskostenveroordeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Multi-Care tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd, welk bedrag wordt begroot op € 6.248,- exclusief vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt Multi-Care tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding, begroot op € 1.385,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd;
  • veroordeelt Multi-Care tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 15.000,- bruto;
  • veroordeelt Multi-Care in de kosten van het geding in eerste aanleg in de zaak van het verzoek van [verzoeker], aan de zijde van [verzoeker] tot op 29 oktober 2021 begroot op € 507,- aan verschotten (griffierecht) en € 498,- aan salaris gemachtigde;
  • bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak aan bovenstaande kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in eerste aanleg in de zaak van het zelfstandig verzoek van Multi-Care, aan de zijde van Multi-Care tot op 29 oktober 2021 begroot op € 100,- aan salaris gemachtigde;
  • veroordeelt Multi-Care in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 783,- aan verschotten (griffierecht) en € 2.884,- aan salaris advocaat (2 punten tarief III);
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, C.A. Joustra en L.G. Verburg en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.