ECLI:NL:GHDHA:2023:58

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
200.285.312/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over toepasselijk recht en hoogte van facturen in overeenkomst tussen advocaat en cliënt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], een advocaat die in Turkije werkzaam is, tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een overeenkomst tussen [appellant] en [verweerder], waarbij [appellant] in opdracht van [verweerder] verschillende gerechtelijke procedures in Turkije heeft gevoerd. De centrale vraag is welk recht van toepassing is op deze overeenkomst en welk bedrag [verweerder] aan [appellant] verschuldigd is voor de verrichte werkzaamheden. Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen over de vordering van [verweerder] en heeft een mondelinge behandeling bepaald, waarbij ook een bewijsopdracht aan [appellant] is gegeven. De rechtbank had eerder de vorderingen van [verweerder] grotendeels toegewezen, maar [appellant] is het niet eens met deze beslissing en heeft grieven ingediend. Het hof overweegt dat het Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst, en dat de hoogte van de facturen ter discussie staat. Het hof heeft partijen uitgenodigd om hun vorderingen en bezwaren nader toe te lichten tijdens een meervoudige mondelinge behandeling, waarbij ook bewijslevering zal plaatsvinden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het hof heeft de partijen verzocht om hun verhinderdata op te geven voor de komende maanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.285.312/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/555871 / HA ZA 18-735
Arrest van 24 januari 2023
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. F. Arslan, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat: mr. C.J. Spitters, kantoorhoudend in Breda.
Het hof zal partijen hierna noemen: [appellant] en [verweerder] .

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] heeft als advocaat in Turkije meerdere gerechtelijke procedures gevoerd in opdracht van [verweerder] . Het gaat in deze zaak om de vraag welk recht van toepassing is op de overeenkomst tussen partijen, en welk bedrag [verweerder] aan [appellant] verschuldigd is voor de verrichte werkzaamheden.
1.2
Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen over de vordering van [verweerder] , en bepaalt een mondelinge behandeling. Daarnaast geeft het hof een bewijsopdracht aan [appellant] .

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 maart 2020, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 december 2019;
  • de memorie van grieven van [appellant] ;
  • de memorie van antwoord van [verweerder] , met bijlagen.
2.2
Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Het hof gaat uit van de volgende, in hoger beroep niet weersproken, feiten.
3.2
[appellant] is in [woonplaats] woonachtig en werkzaam als juridisch adviseur bij het bedrijf ‘ [bedrijf] ’. [appellant] is daarnaast in Turkije ingeschreven als advocaat bij de Orde van Advocaten te Istanbul.
3.3
[verweerder] heeft in 2014 [appellant] ingeschakeld voor het voeren van vijf gerechtelijke procedures in Bodrum, waarbij (een onderneming van) [verweerder] partij was. [verweerder] en [appellant] hebben in het kader daarvan een overeenkomst van opdracht gesloten. Zij hebben voor de werkzaamheden van [appellant] een tarief afgesproken van € 125,00 per uur. Op een later moment is het tarief gezakt naar € 90,00 per uur.
3.4
[verweerder] heeft een deel van de door [appellant] in verband met de dienstverlening verstuurde facturen betaald en een deel van de verstuurde facturen onbetaald gelaten.
3.5
[appellant] heeft voor de gerechtelijke procedures in Bodrum diverse advocaten uit Istanbul ingeschakeld. In totaal hebben 28 zittingen plaatsgevonden.
3.6
Voor één van de procedures is bij de rechtbank van Bodrum een waarborgsom gestort van 20.000 Turkse lira (TL), destijds omgerekend € 7.150,00. Het bedrag is op 16 juli 2015 door [verweerder] in euro’s betaald aan [appellant] . Het bedrag is op 17 augustus 2016 door de rechtbank te Bodrum in Turkse lira terugbetaald aan [appellant] . [appellant] heeft dat bedrag niet (door)betaald aan [verweerder] .

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[verweerder] heeft [appellant] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van € 26.298,49, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 1.037,98, alles vermeerderd met rente en (na)kosten.
4.2
[verweerder] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij de facturen van [appellant] heeft betaald tot een bedrag van € 24.845,59, maar dat de facturen buitensporig hoog zijn. [appellant] heeft namelijk voor elk van de 28 zittingen die in Bodrum heeft plaatsgevonden acht uur in rekening gebracht, terwijl deze zittingen feitelijk slechts 10 minuten duurden. [verweerder] stelt dat [appellant] voor de zittingen, inclusief processtukken en dossierstudie, in totaal niet meer toekomt dan € 4.708,33. Hij stelt dat dit betekent dat hij € 19.148,49 teveel heeft betaald aan [appellant] , en vordert dit bedrag terug op grond van onverschuldigde betaling. Verder vordert hij de door hem betaalde waarborgsom van € 7.150,00 terug.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [verweerder] , met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, toegewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert – naar het hof begrijpt – dat het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt, en de vorderingen van [verweerder] alsnog afwijst, met veroordeling van [verweerder] in de kosten.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
[appellant] stelt in zijn memorie van grieven dat hij het hoger beroep in volle omvang aan het hof wenst voor te leggen. Hij heeft dit uitgewerkt in negen grieven (genummerd 1 tot en met 8), waarvan twee grieven met het nummer 6. Het hof overweegt in dit kader het volgende.
Toepasselijk recht
6.2
De grieven 1 en 2 richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat op de overeenkomst tussen partijen Nederlands recht van toepassing is. Deze grieven worden verworpen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank op dit punt, en met de door de rechtbank gegeven motivering. Op grond van artikel 4 lid 1 sub b van Rome I wordt een overeenkomst inzake dienstverlening beheerst door het recht van het land waar de dienstverlener (in dit geval: [appellant] ) zijn gewone verblijfplaats heeft, en dat is Nederland. De omstandigheden dat [appellant] advocaat is in Turkije, dat [verweerder] hem als zodanig heeft ingehuurd voor het voeren van procedures in Turkije, en dat [verweerder] daarvoor naar Turks recht benodigde volmachten heeft afgegeven aan [appellant] , zijn onvoldoende om te concluderen dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met Turkije als bedoeld in artikel 4 lid 3 van Rome I. Voor zover [appellant] bedoelt te stellen dat partijen een rechtskeuze voor Turks recht hebben gemaakt, wat [verweerder] gemotiveerd heeft weersproken, heeft [appellant] deze stelling onvoldoende onderbouwd. Dit kan niet worden afgeleid uit de door [appellant] aangevoerde feiten en de door hem overgelegde stukken, waaronder de, in het Turks overgelegde, volmachten waarnaar [appellant] onder meer verwijst.
De hoogte van de facturen
6.3
Tussen partijen staat vast dat [appellant] in opdracht van [verweerder] vijf gerechtelijke procedures heeft gevoerd in Turkije, waaronder drie procedures die samenhingen met een onderneming van [verweerder] en twee procedures in verband met de echtscheiding van [verweerder] . De procedures vonden plaats in Bodrum; het advocatenkantoor van [appellant] bevindt zich in Istanbul. [appellant] heeft [verweerder] in verband met deze procedures in de periode 2014-2017 een aantal facturen gestuurd tot een totaalbedrag van € 41.076,57. [verweerder] heeft deze facturen deels, tot een bedrag van € 24.845,59, betaald en voor het overige onbetaald gelaten.
6.4
[verweerder] maakt bezwaar tegen de hoogte van de facturen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen bij de rechtbank heeft hij toegelicht dat hij alleen nog bezwaar maakt tegen de door [appellant] in rekening gebrachte tijd voor de zittingen. De overige door [appellant] op de facturen in rekening gebrachte werkzaamheden, waaronder de tijd die blijkens de overgelegde specificaties is besteed aan correspondentie (brieven en e-mails), (telefoon)gesprekken, reistijd, het opstellen van processtukken, vergaderingen, onderzoeken, en het bestuderen dossierstukken, en de in rekening gebrachte kosten van onder meer vliegtickets van Istanbul naar Bodrum, worden naar het hof begrijpt in deze procedure door [verweerder] niet betwist.
6.5
[verweerder] heeft in de inleidende dagvaarding toegelicht dat er voor de vijf gerechtelijke procedures tezamen in de periode 2014-2017 in totaal 28 zittingen zijn geweest. [appellant] heeft voor elk van deze zittingen 480/481 minuten in rekening gebracht, wat neerkomt op 8 uur per zitting. [verweerder] stelt dat dit veel te veel is, aangezien de zittingen in Turkije een soort “rolzitting” zijn die slechts 10 minuten duren en die met name bedoeld zijn voor het overleggen van schriftelijke stukken. De kantonrechter heeft [verweerder] op dit punt gelijk gegeven, en heeft geoordeeld dat [appellant] niet meer dan 10 minuten per zitting in rekening mag brengen aan [verweerder] . Hiertegen richten zich de grieven 3, 4 en 5.
6.6
[appellant] stelt primair dat hij met [verweerder] was overeengekomen dat hij voor een zitting standaard 8 uur in rekening mocht brengen. Het hof zal hem overeenkomstig zijn bewijsaanbod toelaten tot het bewijs van deze overeenkomst. Grief 3 is daarmee voldoende besproken.
6.7
Het hof houdt de behandeling van de overige grieven aan in afwachting van de onder 6.6 vermelde bewijslevering en de hieronder te bepalen mondelinge behandeling.
De vordering van [verweerder]
6.8
Het hof heeft voor de verdere beoordeling van deze zaak behoefte aan nadere inlichtingen van [verweerder] over de berekening van zijn vordering. Het hof ziet vooralsnog niet in dat, als de stelling van [verweerder] juist is dat [appellant] voor de zittingen inclusief processtukken en dossierstudie in totaal niet meer toekomt dan € 4.708,33, dit betekent dat [verweerder] € 19.148,49 teveel heeft betaald aan [appellant] . Daarbij lijkt [verweerder] ten onrechte geen rekening te houden met de overige door [appellant] verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten, die ook onderdeel uitmaken van het door [appellant] aan [verweerder] in totaal gefactureerde bedrag van 41.076,57 en die [verweerder] dus ook moet betalen. Het hof wijst in dit verband op de verklaring van (de advocaat van) [verweerder] op de comparitie van partijen bij de rechtbank dat er in totaal ongeveer € 40.000,- is gefactureerd, waarvan € 22.000,- ten onrechte in rekening is gebracht. Hieruit vloeit immers voort dat [appellant] ook in de ogen van [verweerder] in elk geval recht heeft op betaling van € 18.000,-, en niet alleen op de € 4.708,33 waar [verweerder] van uitgaat bij de berekening van het bedrag dat hij te veel aan [appellant] heeft betaald.
6.9
Het hof verzoekt [verweerder] om, in het licht van het bovenstaande, zijn vordering nader mondeling toe te lichten. Daarvoor zal een meervoudige mondelinge behandeling worden bepaald, die mede zal worden gebruikt voor het beproeven van een minnelijke regeling.
Mondelinge behandeling en bewijslevering
6.1
Uit het bovenstaande volgt dat het hof:
a) een meervoudige mondelinge behandeling zal bepalen, om [verweerder] in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader toe te lichten en een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven (overweging 6.9), en
b) [appellant] zal toelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij met [verweerder] is overeengekomen dat [appellant] voor elke zitting standaard 8 uur in rekening mocht brengen (overweging 6.6).
6.11
Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor opgave door beide partijen van hun verhinderdata over de maanden maart tot en met september 2023. Het hof zal vervolgens een datum bepalen waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Op deze zitting kunnen, indien [appellant] dit wenst, ook direct getuigen worden gehoord in het kader van de aan [appellant] verstrekte bewijsopdracht. [appellant] wordt verzocht om zich bij het opgeven van zijn verhinderdata hierover uit te laten.
6.12
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

7.Beslissing

Het hof:
  • beveelt partijen in persoon, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking te verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof, in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te Den Haag op een nader te bepalen datum en tijdstip;
  • laat [appellant] toe tot het bewijs dat hij met [verweerder] is overeengekomen dat hij voor elke zitting standaard acht uur in rekening mocht brengen;
  • bepaalt dat, indien [appellant] getuigen wil doen horen, het getuigenverhoor desgewenst zal plaatsvinden tegelijk met (of anders op een nader te bepalen tijdstip na) de mondelinge behandeling, waarna een eventuele voortzetting ervan en/of contra-enquête zal worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud op een nader te bepalen datum en tijdstip;
- deelt mee dat het hof al beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor de mondelinge behandeling of het getuigenverhoor over te leggen;
- bepaalt dat partijen de verdere stukken waarop zij een beroep willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
  • verwijst de zaak naar de rolvan vier weken na de dag van deze uitspraak voor het nemen van een akte aan de zijde van beide partijen met het doel dat staat vermeld in rechtsoverweging 6.11 van dit arrest;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, P. Volker en A.J. Berends en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.