ECLI:NL:GHDHA:2023:551

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
200.321.545/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot bevelen van schuldeiser in te stemmen met aangeboden schuldregeling in het kader van dwangakkoord

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Rotterdam, die haar verzoek om KomKids Kinderopvang B.V. te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling en haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen. Het hof heeft op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank had overwogen dat niet voldoende aannemelijk was dat het voorstel van [appellante] het uiterste was waartoe zij in staat was, en dat er onvoldoende duidelijkheid was over haar arbeidscapaciteit na 1 februari 2023. In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat haar verzoek om een gedwongen schuldregeling alsnog moet worden toegewezen. KomKids heeft geweigerd om mee te werken aan het minnelijke traject en stelde dat het aanbod niet het maximaal haalbare was. Het hof heeft de schuldenlast van [appellante] beoordeeld en vastgesteld dat haar aanbod aan de schuldeisers het maximaal haalbare was. Het hof oordeelde dat KomKids in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien de onevenredigheid tussen de belangen van KomKids en die van [appellante] en de overige schuldeisers. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en KomKids bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.321.545/01
Rekestnummer rechtbank : C/10/648370 / FT EA 22/1041

arrest van 14 maart 2023

in de zaak van

[appellante],

wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. C. Car te Den Haag.

Het geding

Bij beroepschriften (met daarbij als bijlage de bestreden vonnissen) ingekomen ter griffie van het hof op 16 januari 2023, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2023 waarbij haar (primaire) verzoek om KomKids Kinderopvang B.V. (hierna: KomKids) te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling en haar (subsidiaire) verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn afgewezen. [appellante] verzoekt het hof deze vonnissen te vernietigen en alsnog KomKids te bevelen in te stemmen met de schuldregeling (de onderhavige zaak met nummer 200.321.545/01) dan wel haar toe te laten tot de schuldsaneringsregeling (de zaak met nummer 200.321.547/01).
Het hof heeft verder kennisgenomen van de door [appellante]’s advocaat overgelegde processtukken van de eerste aanleg en een door mr. R.J. Oost van Boeder Incasso namens KomKids toegestuurde reactie bij e-mail van 26 januari 2023, waarin tevens is medegedeeld dat om proceseconomische redenen KomKids niet zal verschijnen ter zitting van het hof. Voorts heeft het hof kennisgenomen van de brief d.d. 6 maart 2023 van mevrouw [X], reclasseringswerker, aan de heer T. Dreessen, de beschermingsbewindvoerder van [appellante].
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft plaatsgevonden op 7 maart 2023. Daar zijn verschenen [appellante], bijgestaan door haar advocaat, en de beschermingsbewindvoerder.
Het hof wijst heden in beide zaken afzonderlijk arrest. Het onderhavige arrest heeft betrekking op het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.

De beoordeling van het hoger beroep

1. [appellante] heeft op 23 november 2022 een verzoek bij de rechtbank ingediend om KomKids, die weigert mee te werken aan een door [appellante] aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen en daartoe overwogen – kort samengevat – dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel, in de vorm van een saneringskrediet gebaseerd op [appellante]’s huidige inkomsten uit hoofde van een Participatiewet-uitkering, het uiterste is waartoe [appellante] in staat moet worden geacht en dat derhalve niet kan worden gezegd dat KomKids in redelijkheid niet tot weigering van instemming met het voorstel heeft kunnen komen. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat [appellante] van 21 november 2022 tot en met 1 februari 2023 door de gemeente is ontheven van de sollicitatieplicht in het kader van de Participatiewet (hierna: Pw), maar dat onvoldoende duidelijkheid is verschaft over de arbeidscapaciteit van [appellante] na 1 februari 2023 en dat daarom niet kan worden vastgesteld dat de huidige afloscapaciteit van [appellante] blijvend is.
2. De grieven van [appellante] hebben als strekking dat het (primaire) verzoek om een gedwongen schuldregeling alsnog wordt toegewezen.
3. KomKids weigert om haar medewerking te verlenen aan het minnelijke traject. Haar standpunt komt er kort gezegd op neer dat het aanbod niet het maximaal haalbare is, dat niet uitgelegd is op welke wijze tijdens de uitvoering van het (prognose)voorstel erop wordt toegezien dat aantoonbare inspanningen worden verricht om inkomsten te vergroten en dat niet afdoende is aangetoond dat de crediteuren bij een gedwongen schuldregeling een hogere aflossing krijgen dan in de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp) te verwachten is. Bovendien is in de wsnp een stringente controle op naleving van de sollicitatieverplichting gewaarborgd. KomKids hecht veel waarde aan de wettelijke waarborgen van de wsnp, omdat van haar in het kader van de aangeboden schuldregeling gevraagd wordt om nagenoeg haar gehele vordering op [appellante] te laten varen.
4. Bij de beoordeling van het verzoek om een schuldeiser te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling in het kader van artikel 287a Fw neemt het hof als uitgangspunt dat het iedere schuldeiser in beginsel vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan, zodat deze schuldeiser niet snel het verwijt gemaakt kan worden dat hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid om volledige betaling te verlangen. Uitgangspunt is voorts dat een schuldeiser slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden gedwongen in te stemmen met een door de schuldenaar aangeboden akkoord. Een en ander neemt niet weg dat een schuldeiser tegenover de schuldenaar in ieder geval uit hoofde van de tussen hen in acht te nemen redelijkheid en billijkheid gehouden kan zijn (nader) te motiveren waarop zijn standpunt is gegrond om instemming te onthouden en dat het voor de rechter mogelijk moet zijn te beoordelen of de schuldeiser, gelet op wat de schuldenaar heeft aangevoerd, wel of niet zijn standpunt volledige betaling te verlangen, in redelijkheid kan handhaven.
5. De schuldenlast van [appellante] bedraagt volgens het verzoekschrift € 61.594,36 en bestaat uit 27 schuldeisers met 35 vorderingen. Uit de verklaring ex artikel 285 lid 1 Fw blijkt dat tegen finale kwijting aan de preferente schuldeisers een aanbod is gedaan van 4,83% en aan de concurrente schuldeisers een aanbod van 2,42 %. Het aanbod van [appellante] is gebaseerd op de NVVK-norm, waarbij voor de afloscapaciteit van [appellante] is uitgegaan van ongewijzigde voortzetting van haar Pw-uitkering. Het aan de schuldeisers aangeboden percentage wordt door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. De vordering van KomKids bedraagt € 2.380,29, zijnde 3,9% van de totale schuldenlast. Van de schuldeisers aan wie de schuldregeling is aangeboden, heeft alleen KomKids het voorstel geweigerd.
6. Met betrekking tot de vraag of het door [appellante] aan haar schuldeisers gedane aanbod het maximale is waartoe zij in staat moet worden geacht, overweegt het hof het volgende.
6.1
Uit de bijlagen bij het verzoek van [appellante] blijkt dat haar inkomen onder het vrij te laten bedrag ligt. In eerste aanleg was bij gebreke van stukken/verklaringen van hulpverleners nagenoeg niets bekend over het al dan niet onder controle zijn van het middelengebruik, de psychische problematiek van [appellante] en haar arbeidscapaciteit na het aflopen van de ontheffing van de sollicitatieplicht op 1 februari 2023. In hoger beroep heeft [appellante] ter zitting verklaard dat haar telefonisch door een medewerker van de gemeente is medegedeeld dat haar vrijstelling van de sollicitatieplicht is verlengd, maar dat zij daarvan nog geen schriftelijke bevestiging heeft ontvangen. Verder is er een brief van 6 maart 2023 van de reclassering aangeleverd waarin een overzicht is gegeven van de achtergrond van de (complexe) problematiek van [appellante] en de huidige stand van zaken met betrekking tot de begeleiding van en bijstand aan [appellante] door de hulpverlenende instanties. [appellante] wordt bijgestaan door Antes, GGZ, Veilig Thuis, Filomena, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en Zorg en Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond. Antes heeft blijkens de brief van de reclassering gemeld dat [appellante] gestopt is met het gebruik van lachgas. Verder maakt de brief van de reclassering melding van een rapport en verdere dossierinformatie van de Raad voor de Kinderbescherming waaruit naar voren komt dat er aanwijzingen zijn voor enige beperkingen in de verstandelijke vermogens van [appellante], waardoor zij de gevolgen van bepaalde situaties niet overziet, en dat er tevens vermoedens waren van een complexe posttraumatische stressstoornis vanwege instabiele jeugdervaringen. Daarnaast zijn er volgens de brief van de reclassering zorgmeldingen gedaan bij Veilig Thuis vanwege gegronde en ernstige zorgen om haar veiligheid die te maken hebben met haar ex-partner.
Uit de brief van de reclassering komt naar voren dat [appellante] te maken heeft met ernstige problemen op meerdere gebieden en dat zij pas sinds begin 2023 met (passende) hulp en begeleiding van diverse instanties/hulpverleners op de goede weg is om daarin verandering te brengen. Dat zij binnen afzienbare tijd haar inkomenspositie dermate kan verbeteren dat een beter aanbod aan de schuldeisers kan worden voorgelegd, acht het hof echter niet aannemelijk gelet op de inhoud van de brief en de door de gemeente aan [appellante] gedane mededeling omtrent de verlenging van de ontheffing van de sollicitatieplicht, welke mededeling overigens ook aan de beschermingsbewindvoerder is gedaan. Het hof acht het onderbouwde aanbod dan ook het maximaal haalbare waartoe [appellante] financieel in staat is. Indien al tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zou worden overgegaan, brengt dat onder deze omstandigheden ook niet een beter vooruitzicht voor KomKids, te meer gelet op de kosten van bewindvoering.
6.2
Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat KomKids in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat KomKids heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [appellante] en de overige schuldeisers, die met de schuldregeling hebben ingestemd. Het verzoek van [appellante] zal daarom worden toegewezen.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Het hof zal KomKids bevelen in te stemmen met de door [appellante] aangeboden schuldregeling. Hetgeen meer of anders is aangevoerd, kan in het kader van het onderhavige verzoek niet tot een ander oordeel leiden en behoeft geen nadere bespreking.

De beslissing

Het hof
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2023;
en opnieuw beslissende:
- beveelt KomKids in te stemmen met de door [appellante] aangeboden schuldregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J. van Kooten, J.W. Frieling en A.J. Swelheim, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.