ECLI:NL:GHDHA:2023:516

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.307.193/03
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens indienen zonder advocaat en gebrek aan motivatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in hoger beroep tegen de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden. De verzoeker, die zonder advocaat was, had een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. E.A. Mink, een raadsheer bij Team Familie van het hof. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek niet gemotiveerd was en bovendien niet door een advocaat was ingediend, wat in deze procedure verplicht is. De verzoeker had eerder al een mondeling verzoek tot wraking gedaan, maar dit was afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker op de hoogte was van de vereisten voor het indienen van een wrakingsverzoek, aangezien deze expliciet waren besproken in eerdere rechtspraak. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de onpartijdigheid van de gewraakte raadsheer in twijfel zouden kunnen trekken. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek volstrekt ongemotiveerd was en dat er geen geldige grond was voor de vrees dat de onpartijdigheid van de raadsheer in het geding zou zijn. De beslissing van de wrakingskamer werd genomen zonder zitting, en het hof heeft bepaald dat de behandeling van de hoofdprocedure voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

zaaknummer : 200.307.193/03
zaaknummer hoofdzaak : 200.307.193/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 22 maart 2023
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de hoofdzaak met genoemd zaaknummer van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de verzoeker,
advocaat voorheen: mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden, thans zonder advocaat
tegen
de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden,
gevestigd te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
advocaat mr. M.J.I. Assink te Rijswijk,
strekkende tot wraking van mr. E.A. Mink, raadsheer bij Team Familie in het gerechtshof Den Haag.

1.Het geding

1.1
In de hoofdzaak tussen de verzoeker als appellant en de gecertificeerde instelling als verweerder heeft op 13 december 2022 een besloten zitting van de meervoudige familiekamer van het gerechtshof Den Haag plaatsgevonden. Zitting hadden mrs. E.A. Mink, voorzitter, en A.A.F. Donders en H. Mollema-de Jong, raadsheren.
1.2
Bij mondeling verzoek ter zitting heeft de verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van genoemde raadsheren. De wrakingskamer heeft op 15 februari 2023 een beslissing genomen op dit verzoek.
1.3
Na de beslissing op dit verzoek heeft de verzoeker bij e-mailbericht van 17 februari 2023 opnieuw een verzoek tot wraking gedaan van mr. E.A. Mink (hierna: de gewraakte raadsheer).
1.4
De gewraakte raadsheer heeft niet in de wraking berust.
1.5
De wrakingskamer doet het wrakingsverzoek zonder zitting af.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Uit het hiervoor genoemde e-mailbericht van 17 februari 2023 blijkt dat de grond van het verzoek tot wraking is dat de verzoeker stelt een voorlopig getuigenverhoor te zijn gestart om de gewraakte raadsheer te horen vanwege onrechtmatige rechtspraak. Volgens de verzoeker is de gewraakte raadsheer actief geweest als anonieme rechter, hetgeen in strijd is met de grondwet.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

3.1
De wrakingskamer zal de verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot wraking. Hiervoor heeft de wrakingskamer verschillende redenen.
3.2
De verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek na de zitting ingediend. Dit gegeven brengt met zich mee dat het verzoek, omdat er in de hoofdzaak sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging, door tussenkomst van een advocaat had moeten worden ingediend. Dit heeft de verzoeker niet gedaan. In beginsel moet de verzoeker in een dergelijk geval een termijn worden geboden om dit verzuim te herstellen. Naar het oordeel van de wrakingskamer mocht in dit geval echter worden afgeweken van dat uitgangspunt omdat de verzoeker wordt geacht op de hoogte te zijn van deze regel. Deze regel is namelijk expliciet aan de orde gekomen in het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015. In de zeer recente wrakingsbeslissing van 15 februari 2023 heeft de verzoeker zelf nog expliciet verwezen naar dit arrest. Gelet hierop gaat de wrakingskamer er vanuit dat de verzoeker op de hoogte was van het feit dat hij zijn verzoek tot wraking door tussenkomst van een advocaat in had moeten dienen en dat hij zich er ook van bewust was dat hij niet-ontvankelijk was in een door hemzelf ingediend verzoek.
3.3
Ook overigens is de wrakingskamer van oordeel dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, en wel omdat het verzoek volstrekt ongemotiveerd is. In het verzoek worden geen feiten en omstandigheden aangevoerd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de gewraakte raadsheer zou kunnen worden geschaad. De verzoeker beroept zich op een voorlopig getuigenverhoor waarin hij de gewraakte raadsheer zou willen horen. Het indienen van een dergelijk verzoek – als dat al is gebeurd, verzoeker heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat een dergelijk verzoek is ingediend – kan in zichzelf geen geldige grond tot wraking zijn. Het valt zonder nadere toelichting, die verzoeker niet heeft gegeven, niet in te zien waarom voor de onpartijdigheid van de gewraakte raadsheer moet worden gevreesd enkel en alleen omdat hij voornemens is een voorlopig getuigengehoor aanhangig te maken waarin hij de gewraakte raadsheer wil laten horen.
3.4
Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
3.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat de behandeling van de procedure met nummer 200.307.193/01 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de verzoeker, de gecertificeerde instelling alsmede aan de gewraakte raadsheer;
Deze beslissing is gegeven door mrs. P. Glazener, H. Wiersinga en M. Koole en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.