In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in hoger beroep tegen de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden. De verzoeker, die zonder advocaat was, had een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. E.A. Mink, een raadsheer bij Team Familie van het hof. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek niet gemotiveerd was en bovendien niet door een advocaat was ingediend, wat in deze procedure verplicht is. De verzoeker had eerder al een mondeling verzoek tot wraking gedaan, maar dit was afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker op de hoogte was van de vereisten voor het indienen van een wrakingsverzoek, aangezien deze expliciet waren besproken in eerdere rechtspraak. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de onpartijdigheid van de gewraakte raadsheer in twijfel zouden kunnen trekken. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek volstrekt ongemotiveerd was en dat er geen geldige grond was voor de vrees dat de onpartijdigheid van de raadsheer in het geding zou zijn. De beslissing van de wrakingskamer werd genomen zonder zitting, en het hof heeft bepaald dat de behandeling van de hoofdprocedure voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.