Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,wonend in [woonplaats] , België
Helvetia Assurances S.A.
advocaat: mr. W.E. Boonk, kantoorhoudend in Rotterdam
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 22 juni 2020, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 19 juni 2019 en 1 april 2020;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s., met als bijlage een USB-stick met registraties van de data uit de ECDIS (Electronic Chart Display and Information System) aan boord van de Ben Gus (rond het moment van de aanvaring);
- de memorie van antwoord van Zandkreek BV, met als bijlage de door de verkeerspost (Schelde Radarketen) gemaakte incidentregistratie van de AIS-beelden (Automatic Identification System) van de betrokken schepen en het marifoonverkeer rond het moment van aanvaring.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- Het toeleidingskanaal was niet zodanig nauw, en er waren ook geen andere omstandigheden die maakten dat de Ben Gus had moeten wachten met het invaren daarvan totdat alle uit de Oostsluis komende schepen waren gepasseerd.
- De Ben Gus en de Zandkreek voeren tegengestelde en niet, in de zin van artikel 15 SRKGT, kruisende koersen; dat neemt evenwel niet weg dat zij toen ze elkaar in het zicht kregen of behoorden te krijgen, naar stuurboord behoorden uit te wijken zodat ze elkaar aan bakboord voorbij konden varen (artikel 14 SRKGT).
- Een schip dient te allen tijde een veilige vaart aan te houden zodat het juiste en doeltreffende maatregelen kan nemen ter vermijding van aanvaring en kan worden gestopt binnen een voor de heersende omstandigheden en toestanden aangepaste afstand (artikel 6 SRKGT).
- Een schip dient in beginsel langs de oever aan zijn stuurboordzijde te varen zo dicht als veilig en uitvoerbaar is (artikel 9 lid 1 SRKGT).
- De Zandkreek heeft in strijd met artikel 9 lid 1 SRKGT onvoldoende stuurboord gehouden. Zij heeft de bocht naar bakboord in het toeleidingskanaal onvoldoende opengevaren (anders dan de Amistade en Vectura vóór haar, die de bocht wel meer hadden opengevaren en vervolgens op ongeveer 30 meter van de westoever het toeleidingskanaal doorvoeren, en zo de Ben Gus gemakkelijk bakboord op bakboord konden passeren).
- Doordat het donker was, het toeleidingskanaal een flauwe bocht naar bakboord (gezien vanaf de Oostsluis) maakte en het zicht over de oostelijke zijde van het toeleidingskanaal belemmerd was door de langs de oostelijke oever afgemeerde schepen, kon [schipper de Zandkreek] vanaf de Zandkreek de Ben Gus (de rechtbank bedoelt hier klaarblijkelijk: eventueel toekomend verkeer) met het oog niet waarnemen. Hij moest daarom met behulp van radar of AIS bezien of van de andere zijde van het toeleidingskanaal scheepvaart naderde, dan wel via de marifoon de komst van de Zandkreek aankondigen en uitluisteren of scheepvaart naderde. Dit heeft [schipper de Zandkreek] allemaal niet gedaan. Op grond van artikel 36 lid 2 SRKGT had de Zandkreek bovendien als waarschuwingssein één lange stoot moeten geven; ook dat is niet gebeurd.
- Gegeven deze omstandigheden was de snelheid van de Zandkreek (10,2 km/u) te hoog.
5.Beoordeling in hoger beroep
hindsight bias, en dat niet kan worden gezegd dat de Ben Gus in het moment van de gegeven omstandigheden onzorgvuldig heeft gehandeld door die keuze niet te maken (maar daarentegen zijn zoeklicht te gebruiken). In dit verband acht [appellant 1] c.s. van belang dat de rechtbank niet heeft overwogen – volgens [appellant 1] c.s. klaarblijkelijk: terecht – dat de aanname van [appellant 1] dat de Zandkreek kennelijk aan de Oostoever wilde afmeren, onredelijk was gelet op de omstandigheden.
6.Beslissing
aan [appellant 1]:
* € 49.881,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf4 maart 2015;
* € 2.517,76, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 maart 2017;
en
aan Helvetia:
* € 188.070,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 maart 2015;
* € 11.439,12, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de desbetreffende factuurdata;
* € 8,584,35, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 maart 2015;
* € 3.484,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 april 2015;
* € 1.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 juli 2017;