ECLI:NL:GHDHA:2023:462

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
2200202622
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de uithalerszaak met betrekking tot wederrechtelijk verblijf op containerterminal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van wederrechtelijk verblijf op een besloten plaats in de haven van Rotterdam, specifiek op het terrein van de Europe Container Terminal ECT. De verdachte heeft samen met anderen op 17 juni 2022 wederrechtelijk op dit terrein verbleven, wat heeft geleid tot een strafzaak. In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen de strafmaat, waarbij een zwaardere straf werd gevorderd.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, niet in zijn geheel overgenomen. In plaats daarvan heeft het hof de taakstraf bevestigd en de voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn recente werk en aanstaande vaderschap. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de havenbedrijven in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van straffen voor overtredingen van artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof zich aansluit bij eerdere uitgangspunten voor straftoemeting. De verdachte is als first-offender aangemerkt, wat invloed heeft gehad op de uiteindelijke strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met de mogelijkheid van omzetten in hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002026-22
Parketnummer: 10-150389-22
Datum uitspraak: 20 maart 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de Europaweg 875, in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s),
- zich de toegang had verschaft tot die besloten plaats, door middel van inklimming en/of (vervolgens)
- op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (containernummer HLBU 344453-3), door middel van braak en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de Europaweg 875, in de Rotterdamse haven en/of op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of
vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (containernummer HLBU 344453-3), door middel van braak
en/of inklimming;
En
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de Europaweg
875, in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming,
en/of (vervolgens) op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te
weten een container (containernummer HLBU 344453-3), door middel van braak en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd in de vorm van een locatieverbod voor het Europoort gebied en de Maasvlakte, vanaf de A15 bij het Calandkanaal tot aan de zee en voor de Waalhaven, het gebied tussen de A15, de S103, en de Nieuwe Maas en Pernis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de Europaweg 875, in de Rotterdamse haven
, terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s),
- zich de toegang had verschaft tot die besloten plaats, door middel van inklimming en/of (vervolgens)
- op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (containernummer HLBU 344453-3), door middel van braak en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Deel vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de politierechter ten onrechte niet bewezen heeft verklaard dat de verdachte zich middels braak toegang verschaft heeft tot de container. Hiertoe is aangevoerd dat de containers afgesloten zijn en dat het een feit van algemene bekendheid is dat de verdachte dientengevolge alleen toegang tot de container kon krijgen middels braak.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld op welke wijze de verdachte zich de toegang heeft verschaft tot de container waarin hij is aangetroffen. Het hof spreekt de verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zich tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk begeven op het besloten terrein van Europe Container Terminal ECT. Dit is een feit dat veel hinder en schade veroorzaakt bij de havenbedrijven. Zo komen bijvoorbeeld werkzaamheden stil te liggen en moeten de douane en havenbedrijven veel investeringen doen om het terrein te controleren en beveiligen. Ook is het een schending van de openbare orde.
Het hof sluit zich aan bij de geformuleerde uitgangspunten voor straftoemeting bij overtreding van artikel 138aa Sr, zoals dat eerder is gedaan naar aanleiding van een themazitting bij dit hof. [1]
Het hof hanteert daarom als uitgangspunt voor een first-offender voor dit type delict: een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De duur van die taakstraf kan oplopen tot 160 uren, afhankelijk van de vraag of sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zoals medeplegen en/of inklimming/braak. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden, dan kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.
De verdachte is niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor hetzelfde feit. Hij is in dit opzicht dus aan te merken als first-offender. In de onderhavige zaak is bewezenverklaard dat hij het feit samen met anderen heeft begaan. Gelet op deze omstandigheden zal het hof een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden aan de verdachte opleggen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt het hof voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep ter sprake zijn gekomen. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdachte sinds één week op de markt werkt in dienstbetrekking. Verder is hij verloofd en is zijn verloofde ook in verwachting van hun eerste kind. Deze persoonlijke omstandigheden vormen geen reden om af te wijken van het uitgangspunt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van den Hurk, mr. W.S. Korteling en mr. C. Reijntjes-Wendenburg, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2023.
Mr. C. Reijntjes-Wendenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHDHA:2022:985.