In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van wederrechtelijk verblijf op een besloten terrein van de CCIS containerterminal in Rotterdam, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van inklimming. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen de strafmaat. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 weken, met een locatieverbod voor het Europoortgebied en de Maasvlakte. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. Het hof heeft de straf bepaald op een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een locatieverbod. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is eerder onherroepelijk bestraft voor andere strafbare feiten, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich niet mag bevinden in het verboden gebied, zoals aangegeven op de bijgevoegde kaarten.