Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/520565 / HA ZA 16-1204
ECP Finance B.V.),
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 5 maart 2021, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van de beslissing van 9 december 2020 van de rolrechter in de rechtbank Den Haag in het geding tussen de curator van ECP als eiser en Dynniq als gedaagde;
- de rolbeslissing van dit hof van 11 mei 2021 waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep;
- de akte uitlating van [appellante] van 25 mei 2021;
- de antwoordakte van Dynniq van 8 juni 2021;
- het arrest van dit hof van 3 augustus 2021 waarin [appellante] ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep;
- de memorie van grieven van [appellante] van 14 september 2021, met bijlagen;
- de memorie van antwoord tevens incidenteel appel van Dynniq van 23 november 2021, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellante] van 11 januari 2022, met bijlage.
3.Procesverloop in eerste aanleg/ feitelijke achtergrond
rolbeslissing van7 februari 2018heeft de rolrechter overwogen dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een rechtsgeldige cessie aan ECP, maar dat ECP de procedure in de plaats van H&D wél op grond van lastgeving kan voortzetten.
rolbeslissing van8 juli 2020heeft de rolrechter overwogen dat het bepaalde in de rolbeslissing van 7 februari 2018 met betrekking tot de cessie aan ECP van de vordering op Dynniq eraan in de weg staat dat als vaststaand kan worden aangenomen dat de vordering op Dynniq rechtsgeldig aan [appellante] is gecedeerd. Omdat ECP de vorderingen op Dynniq volgens de rolbeslissing van 7 februari 2018 wèl op grond van lastgeving kan incasseren en [appellante] gesteld heeft dat diezelfde last door ECP aan haar is verstrekt (onderlastgeving) wordt [appellante] in de rolbeslissing van 8 juli 2020 in de gelegenheid gesteld die stelling, waarvan Dynniq de juistheid had betwist, met stukken te onderbouwen.
rolbeslissing van9 december 2020heeft de rolrechter overwogen dat, indien en voor zover al tussen ECP en [appellante] sprake is van een rechtsgeldige (onder)lastgeving, deze lastgeving op grond van artikel 7:422 lid 1 aanhef en onder a Burgerlijk Wetboek (BW) door het faillissement van ECP is geëindigd. Omdat de rechtbank, zo vervolgt de rolrechter in haar beslissing, al eerder heeft geoordeeld dat van een cessie niet is gebleken, is de conclusie volgens haar dat de door [appellante] bij akte van 18 december 2019 gedane aanzegging tot schorsing en hervatting geen effect sorteert. De rolrechter heeft vervolgens bepaald dat de procedure wordt voortgezet tussen de curator van ECP (Mr. Slotboom q.q.), die reeds kenbaar had gemaakt de procedure over te nemen, en Dynniq.
4.Vorderingen in hoger beroep
5.Beoordeling in hoger beroep
Omvang van het hoger beroep
6.Beslissing
Het hof:
- vernietigt de rolbeslissing van de rolrechter in de rechtbank Den Haag van 9 december 2020;
- wijst de procedure met het zaaknummer C/09/520565 / HA ZA 16-1204 terug naar die rechtbank, met de bepaling dat de procedure daar vanuit de stand waarin deze zich ten tijde van de vernietigde beslissing bevond, wordt voortgezet tussen [appellante] als eisende en Dynniq als gedaagde partij;