ECLI:NL:GHDHA:2023:373

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
22-003550-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake openlijke geweldpleging en wederspannigheid tijdens demonstratie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, wegens openlijke geweldpleging en wederspannigheid tijdens een demonstratie tegen de Covid-19 maatregelen op 12 november 2021. De verdachte had zich verzet tegen de aanhouding door vuurwerk en stenen te gooien naar de Mobiele Eenheid van de politie. In hoger beroep stelde de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat camerabeelden van de aanhouding verloren waren gegaan, wat volgens hen een onherstelbaar vormverzuim opleverde. Het hof oordeelde echter dat, hoewel het verlies van de camerabeelden een vormverzuim was, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof vond dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, onder andere door getuigenverklaringen van politieambtenaren en het aantreffen van nitraten in de jaszak van de verdachte. Het hof bevestigde de eerdere veroordeling, maar hield rekening met het vormverzuim bij de strafoplegging. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003550-21
Parketnummer: 09-307948-21
Datum uitspraak: 11 januari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 november 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres:[woonadres],[woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Daartoe is aangevoerd – kort weergegeven – dat door nalatigheid van justitie de camerabeelden van de Bezuidenhoutseweg verloren zijn gegaan, waardoor de verdachte de mogelijkheid is ontnomen om met behulp van die camerabeelden zijn onschuld aan te tonen en zich tegen de aanklachten te verdedigen. Het verloren gaan van die camerabeelden levert een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kan geen sprake meer zijn van een eerlijk proces en moet niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie volgen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verweer dient te worden verworpen en dat het openbaar ministerie ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Beoordeling van het hof
Voorop staat dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, als een in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM (HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889).
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is op 12 november 2021 aangehouden bij een demonstratie tegen de Covid-19 maatregelen, wegens onder meer het gooien van vuurwerk en/of stenen in de richting van de medewerkers van de Mobiele Eenheid van de politie (hierna: ME) en wegens wederspannigheid. De verdachte heeft ontkend deze feiten te hebben gepleegd.
Op 16 november 2021 heeft de toenmalige raadsman van de verdachte mr. C.L. van Oostveen het openbaar ministerie verzocht alle beschikbare camerabeelden van de vermeende feiten en de aanhouding van de verdachte in het dossier te voegen, althans aan de verdediging te verstrekken.
Naar aanleiding van dit verzoek is op 22 november 2021 door verbalisant [achternaam] gerelateerd dat er van de demonstratie slechts camerabeelden van de Rijnstraat te Den Haag beschikbaar waren gemaakt en dat er op dat moment geen camerabeelden beschikbaar waren van de aanhouding verricht op de Bezuidenhoutseweg te Den Haag. Uit navraag is hem gebleken dat de leden van de aanhoudingseenheid uit Amsterdam die de aanhouding van de verdachte verricht hebben, niet de beschikking hadden over bodycams.
Ter terechtzitting in eerste aanleg is door de verdediging het voorwaardelijke – namelijk indien de politierechter overweegt tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1 tenlastegelegde – verzoek gedaan de camerabeelden gemaakt op de Bezuidenhoutseweg te laten achterhalen en in het dossier te laten voegen. Dit (voorwaardelijke) verzoek is door de politierechter afgewezen.
Bij appelschriftuur en middels een artikel 411a Sv verzoek heeft de verdediging wederom verzocht om de camerabeelden – die beschikbaar zijn van camera’s op de Bezuidenhoutseweg – te achterhalen en in het dossier te voegen.
Op 20 januari 2022 is door verbalisant [achternaam]een aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, inhoudende dat rondom het gebouw van perceel Bezuidenhoutseweg 67 te Den Haag inderdaad camera’s hangen, dat de beelden van deze camera's twee weken bewaard worden en dat de beelden dus niet meer beschikbaar zijn.
Het hof is van oordeel dat de camerabeelden van de Bezuidenhoutseweg – indien en voor zover deze beschikbaar waren - in het dossier hadden moeten worden gevoegd. Nu deze camerabeelden thans niet meer te achterhalen zijn, levert dit een onherstelbaar vormverzuim op. Anders dan de verdediging is het hof evenwel van oordeel dat dit vormverzuim niet dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte. Immers, niet is gebleken dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Deze situatie doet zich volgens het hof hier niet voor. Het hof overweegt in dit verband dat zich in het dossier een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte
eneen proces-verbaal van bevindingen bevinden op grond waarvan naar het oordeel van het hof zondermeer kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die vuurwerk naar de ME heeft gegooid en zich vervolgens tegen zijn aanhouding heeft verzet, een en ander zoals hieronder bewezen is verklaard. Het hof heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de betrokken politieambtenaren.
Het hof stelt met de verdediging vast dat op de aanhoudingskaart staat gerelateerd dat de verbalisanten met (dienst)nummers AML49579 en AML46165 hebben waargenomen dat de verdachte vuurwerk in de richting van de ME heeft gegooid en dat deze waarneming in hun proces-verbaal van aanhouding niet (meer) is terug te lezen. De omstandigheid dat zij van hun collega met (dienst)nummer AML31411 te horen kregen dat
eenverdachte met vuurwerk richting de ME aan het gooien was, neemt niet weg dat zij zelf ook (nog) deze waarneming kunnen hebben gedaan, zoals zij dat op de aanhoudingskaart hebben vermeld. Dat dit niet in het proces-verbaal van aanhouding is te lezen doet niet af aan de betrouwbaarheid daarvan. Immers, uit het proces-verbaal bevindingen van AML31411 blijkt dat ook hij heeft gezien dat de verdachte met vuurwerk naar politieambtenaren heeft gegooid. Voorts zijn er ook nitraten in de jaszak van de verdachte aangetroffen. De gedragingen van politie en justitie met betrekking tot het verloren gaan van de camerabeelden van de Bezuidenhoutseweg hebben er dan ook niet toe geleid dat de waarheidsvinding door de rechter onmogelijk is gemaakt.
Het verweer wordt verworpen.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Wel zal het hof met het geconstateerde vormverzuim rekening houden bij de strafoplegging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op 12 november 2021 te ‘s-Gravenhage, te weten op de Bezuidenhoutseweg, in elk geval op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere persoon/personen te weten een of meerdere medewerkers van de Mobiele Eenheid van de politie en/of een of meerdere politieagenten door (zwaar) vuurwerk (nitraat) en/of stenen te gooien naar/in de richting van die medewerkers van de Mobiele Eenheid van de politie en/of politieagenten;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2021 te 's-Gravenhage, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, met (dienst)nummer AML49579, hoofdagent bij de eenheid Amsterdam en/of (dienst)nummer AML46165, hoofdagent bij de eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van die [verdachte], doordat die [verdachte] zich los probeerde te rukken en/of zich in tegengestelde richting probeerde te bewegen en/of met zijn armen in tegengestelde richting bewoog en/of zich afzette tegen het dienstvoertuig door zijn voeten tegen de drempel van de deur te plaatsen en/of schoppende bewegingen tegen voornoemde ambtena(a)r(en) te maken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2021 te ‘s-Gravenhage, te weten op de Bezuidenhoutseweg,
in elk geval op of aan de openbare wegin vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meerdere persoon/personen te weten
een of meerderemedewerkers van de Mobiele Eenheid van de politie
en/of een of meerdere politieagentendoor (zwaar) vuurwerk (nitraat)
en/of stenente gooien naar/in de richting van die medewerkers van de Mobiele Eenheid van de politie
en/of politieagenten;
2.
hij op
of omstreeks12 november 2021 te 's-Gravenhage, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen ambtenaren, met (dienst)nummer AML49579, hoofdagent bij de eenheid Amsterdam en
/of(dienst)nummer AML46165, hoofdagent bij de eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van die [verdachte], doordat die [verdachte] zich los probeerde te rukken en
/of zich in tegengestelde richting probeerde te bewegen en/ofmet zijn armen in tegengestelde richting bewoog en
/ofzich afzette tegen het dienstvoertuig door zijn voeten tegen de drempel van de deur te plaatsen en
/ofschoppende bewegingen tegen voornoemde ambtena
(a
)r
(en)te maken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere (bewijs)overwegingen

Feit 1:

De opmerking van de verdachte “Ik heb helemaal geen stenen gegooid, dat was een nitraat” zal het hof niet bezigen voor het bewijs, zodat het verweer op dit punt geen nadere bespreking behoeft.

Feit 2:

De verdediging heeft zich – op de gronden zoals verwoord in haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat de ambtenaren die de verdachte hebben aangehouden niet werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van
hun bediening.
Het hof overweegt hieromtrent – met de politierechter – als volgt.
De verbalisanten hebben gerelateerd dat één van hen de verdachte vuurwerk in de richting van de ME heeft zien gooien, zoals onder 1 bewezen is verklaard, waarop de verdachte is aangehouden. Het hof is van oordeel dat de verbalisanten werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening bij de aanhouding van de verdachte, nu door het optreden van de verdachte en de omstandigheid dat hij continu in het zicht van de verbalisant(en) is geweest, sprake was van een redelijk vermoeden van schuld dat de verdachte deelnam aan de openlijke geweldpleging die daar plaatsvond.
Vervolgens heeft de verdachte zich verzet en niet alleen tegendruk gegeven, zoals hij zelf heeft verklaard. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen is daarbij ook door de politie geweld gebruikt. Mede gelet op het gepleegde verzet van de verdachte en de omstandigheden waaronder de aanhouding heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat het door de politieambtenaren gepleegde geweld niet disproportioneel is geweest. Het hof acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door tijdens een demonstratie naar aanleiding van de getroffen Covid-19 maatregelen vuurwerk in de richting van de politie te gooien. Het recht om te demonstreren is een groot goed in Nederland, maar hieraan zijn grenzen verbonden. Het handelen van de verdachte is grensoverschrijdend geweest. De politie behoort ongehinderd en in veiligheid erop te kunnen toezien en ervoor te kunnen zorgen dat getroffen maatregelen worden gehandhaafd. Een delict als het onderhavige heeft voorts een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt bij burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
De verdachte heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich met geweld tegen opsporingsambtenaren te verzetten. Dit handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. Zij behoren hun werk ongehinderd te kunnen doen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
8 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte op één uitzondering na lang geleden, niet eerder is veroordeeld voor het plegen van enig misdrijf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, met daarnaast - in strafmatigende zin rekening houdende met het reeds hiervoor geconstateerde vormverzuim – in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uur een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 141 en 180 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
14 (veertien) dagen,
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. A. de Lange en mr. C. Reijntjes-Wendenburg, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 januari 2023.
Mr. A. de Lange en mr. C. Reijntjes-Wendenburg zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.