ECLI:NL:GHDHA:2023:37

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.309.322/01 en 200.309.323/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en zorgregeling na echtscheiding met betrokkenheid van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, zijn partijen, een vrouw en een man, in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag. De vrouw heeft op 11 april 2022 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 12 januari 2022, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en een ouderschapsplan werd vastgesteld. De man heeft op 10 juni 2022 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 7 december 2022 zijn de partijen, ondanks eerdere overeenstemming over kinderalimentatie en zorgregeling, opnieuw uitgenodigd om hun standpunten te verduidelijken, mede op verzoek van de kinderen die gehoord wilden worden.

Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en opnieuw beslist over de kinderalimentatie en zorgregeling. De man is veroordeeld tot betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met een aanpassing van het bedrag per kind per maand. Daarnaast is er een regeling getroffen voor de omgang van de kinderen met de man, waarbij de omgang in de eerste maanden onder begeleiding zal plaatsvinden. De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van de kinderen en de financiële situatie van beide partijen, en is tot stand gekomen na overleg en overeenstemming tussen de partijen.

De beschikking is uitgesproken op 25 januari 2023 door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, en iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks eventuele verdere rechtsmiddelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.309.322/01 (echtscheiding) en 200.309.323/01 (verdeling)
rekestnummers rechtbank : FA RK 20-8184 (echtscheiding) en FA RK 21-2830 (verdeling)
zaaknummers rechtbank : C/09/602767 (echtscheiding) en C/09/611112 (verdeling)
beschikking van de meervoudige kamer van 25 januari 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk ZH
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.P.M. Duijndam te Lisse.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 11 april 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De man heeft op 10 juni 2022 een verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 19 juli 2022 een verweerschrift op het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
  • een journaalbericht van 3 mei 2022 met bijlagen, ingekomen op 4 mei 2022;
  • een journaalbericht van 6 september 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht van 8 september 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
  • een brief van 8 september 2022, ingekomen op diezelfde datum,
van de zijde van de man:
  • een journaalbericht van 7 september 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
  • een brief van 8 september 2022, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht van 29 november 2022 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
  • een e-mailbericht van 6 december 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.5
Mr. Mulder heeft voorafgaand aan de zitting met de nader te noemen kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 7 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
3.2
Bij haar hoger beroep heeft de vrouw tevens een verzoek gedaan tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking (bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.309.322/02) alsmede een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen (bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.309.322/03). Dit hof heeft de vrouw bij beschikking van 20 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking en tot het treffen van voorlopige voorzieningen omdat de vrouw het hof bij journaalbericht van 15 juni 2022, ingekomen bij het hof op 17 juni 2022, heeft bericht dat zij deze verzoeken wenst in te trekken en de man bij e-mailbericht van 23 juni 2022 heeft ingestemd met deze intrekking.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • bepaald dat het aan die beschikking gehechte ouderschapsplan - met uitzondering van de artikelen 1, 8 en 17 - en echtscheidingsconvenant van 13 augustus 2020 deel uitmaken van de bestreden beschikking;
  • bepaald dat de kinderen bij de man zullen verblijven in drie van de vier weekenden, op zaterdag of zondag, voor de duur van drie of vier uur, onder begeleiding;
  • bepaald dat de man aan de vrouw, met ingang van de datum van de beschikking, een kinderalimentatie voor de kinderen van € 339,- per maand, te weten € 169,50 per kind per maand, zal betalen, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
  • bepaald dat de woning aan de [adres] , [postcode] in [plaats] dient te worden verkocht en geleverd aan een derde; partijen zullen hiertoe op de wijze zoals in het lichaam van de bestreden beschikking is weergegeven een opdracht tot verkoop verstrekken aan een makelaar in [plaats] binnen één maand na de beschikking; bij de verkoop en de levering van de woning moet de hypothecaire geldlening worden afgelost; partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de overwaarde (te weten de verkoopopbrengst van de woning minus de hypothecaire lening en de verkoopkosten).
De beschikking is, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Partijen hebben voorafgaand aan de op 9 september 2022 geplande mondelinge behandeling overeenstemming bereikt, zoals neergelegd in voornoemde brief van 8 september 2022 van mr. Balkenende en zoals bevestigd door mr. Duijndam bij voornoemde brief van 8 september 2022, en het hof verzocht deze overeenstemming vast te leggen in een beschikking zonder mondelinge behandeling. Bij deze overeenstemming hebben partijen het hof bericht dat de man zijn voorwaardelijke grieven in incidenteel appel en de vrouw haar grieven I, III, IV, VI en VII intrekt. De mondelinge behandeling van 7 september 2022 is, zoals door partijen verzocht, vanwege de overeenstemming niet gehouden.
5.2
Op 12 september 2022 zijn bij het hof ingekomen de reacties van de kinderen op de uitnodiging voor een kindgesprek. Omdat beide kinderen aangaven op deze uitnodiging in te willen gaan, heeft het hof ten aanzien van de zorgregeling alsnog een mondelinge behandeling gehouden op 7 december 2022. Tijdens deze zitting zijn partijen ten aanzien van de zorgregeling tot een andere overeenstemming gekomen dan in de brief van mr. Balkenende van 8 september 2022 staat. Partijen hebben het hof ter zitting verzocht deze overeenstemming ter zitting, samen met de eerdere overeenstemming per brief van 8 september 2022, vast te leggen in een beschikking.
5.3
Het hof zal, nu partijen overeenstemming hebben bereikt en nu niet is gebleken dat de overeengekomen kinderalimentatie afwijkt van hetgeen de wettelijke maatstaven eisen en evenmin dat de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is, dienovereenkomstig beslissen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man met ingang van 1 oktober 2022 aan de vrouw betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 190,- (per 1 januari 2023 geïndexeerd € 196,46) per kind per maand, maandelijks te voldoen voor de eerste van de maand bij vooruitbetaling, waarbij de man zijn best doet om deze bijdrage maandelijks volledig te betalen, doch indien dat niet lukt de vrouw het niet betaalde boven het bedrag van € 169,50 (per 1 januari 2023 geïndexeerd € 175,26) per kind per maand niet zal incasseren, doch zal wachten op de uitbetaling van de overwaarde van de woning aan partijen en de man zal meewerken aan het betalen aan de vrouw van de alsdan bestaande alimentatieachterstand vanaf de kwaliteitsrekening van de notaris rechtstreeks aan de vrouw van het aan de man toekomende deel van de overwaarde;
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw in verband met de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding van een bedrag van € 5.171,- ineens en bepaalt dat de man zal meewerken aan het betalen aan de vrouw van dit bedrag vanaf de kwaliteitsrekening van de notaris rechtstreeks aan de vrouw van het aan de man toekomende deel van de overwaarde;
bepaalt dat de man het restant van de vorderingen van de Belastingdienst Toeslagen 2021 en 2022 op basis van de terugvorderingsbeschikkingen ten bedrage van respectievelijk € 718,00 en € 4.299,00 (hoofdsommen bij aanvang terugvordering) op naam van de man alleen zal betalen en de vrouw volledig vrijwaart voor de aanspraken van de Belastingdienst Toeslagen (volgend uit de brief van de Belastingdienst Toeslagen aan de man van 22 juni 2022);
partijen zijn het er over eens dat er geen andere fiscale schulden zijn betreffende de periode waarin de gemeenschap nog niet was ontbonden, dan wel partijen nog fiscaal partner waren;
partijen hebben verklaard dat na nakoming van het voorgaande, zij aan elkaar finale kwijting verlenen en verklaren niets meer van elkaar te vorderen te hebben in verband met de onderhoudsverplichtingen en de ontbonden huwelijksgemeenschap;
bepaalt dat de kinderen in de maanden januari, februari en maart 2023 twee keer gedurende 3 tot 4 uur bij de man zijn, waarvan één keer onder begeleiding van een professional en één keer onder begeleiding van de zus van de man, waarbij de advocaten van partijen de omgang na deze drie maanden zullen evalueren en met partijen in overleg zullen gaan over het vervolg van de omgangsregeling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, A.R.J. Mulder en G.G.B. Boelens, bijgestaan door mr. I.E. van der Leij als griffier, en is op 25 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.