ECLI:NL:GHDHA:2023:36

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
200.293.375/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling van factuur en herstelkosten in bouwzaak tussen aannemer en klant

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer, aangeduid als [appellant], en een klant, aangeduid als [verweerder], over de betaling van een factuur en de kosten van herstel van ondeugdelijk werk. De aannemer heeft een aanbouw geplaatst aan de woning van de klant en vordert betaling van een openstaande factuur van € 14.434,65. De klant weigert echter te betalen, omdat hij van mening is dat de aannemer de overeengekomen werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk ontbonden en de klant veroordeeld tot betaling van een restantbedrag van € 387,43, maar heeft de reconventionele vordering van de klant tot schadevergoeding afgewezen.

In hoger beroep heeft de aannemer de beslissing van de kantonrechter bestreden en zijn vorderingen opnieuw aan de orde gesteld. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder een expertiserapport. Het hof heeft geoordeeld dat de aannemer in hoger beroep voldoende heeft aangetoond dat er minder gebreken zijn dan de kantonrechter had vastgesteld. Het hof heeft de vorderingen van de aannemer grotendeels toegewezen en de klant veroordeeld tot betaling van € 11.396,75, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 mei 2019. Daarnaast heeft het hof de klant in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De klant heeft ook een voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld, maar dit is grotendeels afgewezen. De klant is veroordeeld tot betaling van € 32,04 aan de aannemer voor schade aan een suikerpot. Het hof heeft de proceskosten in beide instanties toegewezen aan de aannemer, aangezien de klant in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.293.375/01
Zaaknummer rechtbank : 8178780 RL EXPL 19-26681
Arrest van 24 januari 2023
in de zaak van
[appellant], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend in [woonplaats],
appellant in het principaal beroep,
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel beroep,
advocaat: mr. G.M.S. Heutinck-Gomes, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats],
verweerder in het principaal beroep,
appellant in het voorwaardelijk incidenteel beroep,
advocaat: mr. M.F.A. Vreeswijk, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] en [verweerder].

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] heeft een aanbouw geplaatst aan de woning van [verweerder]. [appellant] vordert betaling van een openstaande factuur van € 14.434,65. [verweerder] stelt zich op het standpunt dat [appellant] de overeengekomen werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en heeft daarom geweigerd de factuur te betalen en deze verrekend met de gestelde kosten van herstel van de gebreken in het werk van [appellant]. De kantonrechter heeft de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk ontbonden, voor zover deze op de ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden betrekking heeft, het aangenomen werk met € 12.850,- verminderd en [verweerder] veroordeeld tot betaling van het restantbedrag van € 387,43. De reconventionele vordering van [verweerder] tot vergoeding van schade aan persoonlijke eigendommen die tijdens de verbouwing is ontstaan heeft de kantonrechter afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
1.2
Het hof komt tot een ander oordeel dan de kantonrechter. [appellant] heeft in hoger beroep gemotiveerd bestreden dat sprake is van gebreken en haar verweer ondersteund met een expertiserapport. Daar heeft [verweerder] ten aanzien van verschillende gestelde gebreken te weinig tegenover gesteld. Daarom oordeelt het hof in minder gevallen dan de kantonrechter dat sprake is van gebreken.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties van 12 april 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 14 januari 2021 (hierna: het vonnis) en waarin hij zeven bezwaren (grieven) tegen het vonnis heeft aangevoerd;
- het arrest van dit hof van 18 mei 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 oktober 2021;
- de memorie van antwoord tevens houdende grief in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van [verweerder] van 18 januari 2022, met producties;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van [appellant] van 1 maart 2022.
2.2
Op 1 december 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] is een onderneming die zich bezig houdt met renovatie- en
onderhoudswerkzaamheden. [X] is eigenaar van [appellant].
3.2
Op 3 september 2018 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het plaatsen van een aanbouw aan de woning van [verweerder]. De vaste aanneemprijs bedroeg € 99.979,68 inclusief btw. Voor meerwerk is een bedrag van € 3.665,00 (exclusief btw) in rekening gebracht.
3.3
Op 1 maart 2019 schrijft [medewerker], medewerker van [appellant],
per e-mail het volgende aan [verweerder] met betrekking tot de oplevering:

Hoi [verweerder] en […],
Zoals besproken hieronder de opleverlijst. We hebben gezamenlijk afgesproken dat als deze punten gedaan zijn/opgeleverd dan is het project afgerond. Mocht ik een puntje gemist hebben laat het mij weten dan voeg ik het toe. Ben vrij zeker dat het compleet is. Kunnen jullie hier een akkoord op geven als in orde is.
Binnen:

Lat op lichtstraat voor hanglamp – niet correct gedaan. Dit corrigeren. [appellant] bespreekt met [verweerder] wat de bedoeling is.

Beluchting riool wc gat maken

Rest muur weghalen waar verdeler tegenaan stond

Schade op het houtwerk nalopen kozijnen + voordeur

Plafond aanhelen naar woonkamer

Kast maken voor de vloerverwarmingsverdeler

Badkamer douche wand bouwen met nis – zie foto – meerprijs zoals afgesproken

Tegels verwijderen

Binnendeuren afhangen – na het tegelen

Lichtkoof – plamuren en gronden – Dit doen wij normaal echt niet maar ik zal het aan [appellant] doorgeven dan moet hij het zelf doen.

Gaatje maken voor electra punt hal. Overleg met [verweerder]

Plafond eetkamer nalopen is niet helemaal waterpas volgens [verweerder] – kijken wat we hieraan kunnen doen

Extra schroeven in het gipswerk

Afstandbediener mechanische ventilatie
Buiten:

Stukje oprit terugzetten tot aan de aanbouw

Onderkant overstek plank naast de schuifdeur corrigeren HWA.

Architraaf boeilijst corrigeren

Bij de aanhechting woning en aanbouw afwerking – nu 1 grote gleuf

Lichtstraat lange kant een aftimmerlat plaatsen

Voegen onder de raamdorpel van de aanbouw indien nodig – nalopen

Schoonmaken dakpannen

Stukje nieuwe zinken pijp plaatsen bij voordeur aanbouw. Er zitten een aantal deuken in

Grind op het dak plaatsen
Financieel overzicht:
Mijn lijst met meerwerk tot nu toe:
-
Buitenwc 190 excl btw
-
1x extra waterkraan buiten (totaal 2 kraantjes geplaatst,1x in de offerte) 290 excl
-
Herstructurering wand meterkast 1 dag werk + materiaal kosten 50 euro
-
Herstructurering toiletwand 1 dag werk + materiaal kosten 50 euro
-
Leveren kozijnen binnendeuren + kozijnen 4x 2365 excl btw
-
Tussenwand douche 250 euro excl btw
Er is 90% van de originele offerte voldaan een bedrag van 89.979 euro. Er Staat nog 10.000 euro open.
(…)
3.4
Op 9 mei 2019 heeft [appellant] een herinneringsfactuur gestuurd voor een bedrag van € 14.434,65 inclusief btw, waarvan € 3.665,- (exclusief btw) voor meerwerk.
3.5
Bij e-mail van 22 mei 2019 heeft [verweerder] [appellant] aangemaand om over te gaan tot herstel en bericht hij onder andere het volgende:
“(…)
Helaas is het resultaat van het uitgevoerde werk niet goed. Er is in een opleverlijst
opgesteld teneinde deze werkzaamheden te herstellen.
Op 13 mei jl. hebben we jullie verzocht om herstel, maar dat is tot op heden uitgebleven. Met deze brief verzoeken wij jullie nogmaals om het werk te herstellen. Het werk dat jullie hebben afgeleverd is niet deugdelijk.
De herstelwerkzaamheden vinden jullie hieronder:

Bakstenengevel witte aanslag herstellen

Naad oplossen in de gevel

Binnenzijde buiten kozijnen voegen

Voegen onder raamdorpel

Onderzijde boeidelen gronden

Klokthermostaat mechanische ventilatie (werkt niet)

Beslag schuifdeur

Deurgat in de kozijnen is niet gefreesd, waardoor de deur gemakkelijk uit de slot raakt

Kast maken voor de vloerverwarmingsverdeler (in de stijl van de deuren)

Grind op het hoge dak plaatsen

Plafond eetkamer is niet waterpas (loopt af)
Juridisch gezien is de Aanbouwexpert als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de
aflevering van deugdelijk werk. Wij verwachten dat jullie de werkzaamheden uit de
opleverlijst herstellen.
Wij verzoeken jullie dringend om de herstelwerkzaamheden binnen een redelijke termijn van 4 weken uit te voeren. Voor eventuele schade als gevolg van het ondeugdelijke werk houden wij jullie aansprakelijk.
Mochten de werkzaamheden niet binnen de termijn van 4 weken worden uitgevoerd, dan zijn wij genoodzaakt om een andere aannemer in te schakelen om de bovenstaande herstelwerkzaamheden uit te voeren.
Na goede afronding van het herstel zullen wij overgaan tot betaling. Tot die tijd wachten wij met betalen van het openstaand bedrag. Dit bedrag komt ongeveer overeen met de tekortkomingen van het werk. (...)
3.6
Op 13 juni 2019 heeft [deskundige 1] van de Keuringdienst voor Wonen op verzoek van [verweerder] onderzoek uitgevoerd naar de gebreken van de aanbouw aan de woning. [appellant] was daarbij niet aanwezig. Van het onderzoek is op 2 juli 2019 een rapport opgesteld. In dit rapport is onder andere het volgende opgenomen:
“(…)
3.1
Gevels Aanbouw
Bevindingen: er zijn 4 aparte gevels van de aanbouw. Bij de voorgevel klopt de verhouding voeg niet bij de dammen. Verder zit er een verfvlek op de voorgevel. Algemeen is het aanwerken van voegen tegen de kozijnen. Op de linker gevel is een hemelwaterafvoer (hwa) met een deuk.
Oorzaak van gebrek: De kozijnen niet op koppen maat gemaakt of middendam niet juist verdeeld. Tijdens gronden overstek verf geknoeid. Onzorgvuldig gevoegd bij de kozijnen. Buis hwa laten vallen of stoten tijdens montage.
Hersteladvies: Middendam en linker dam verwijderen, Linker kozijn opschuiven op juiste buitendam maat. Middendam met “valse” drieklezoren aanhelen zodat de stootvoegen gelijk zijn. Dit betekent ook werkzaamheden aan de binnenzijde mbt de afwerking. Gevel reinigen. Voegwerk nazien en bijwerken. HWA vervangen.
Raming herstelkosten: € 2.000,-
3.2
Buitenzijde Bestaande woning
Bevindingen: Er zij overal nieuwe waterslagen aangebracht. Deze waterslagen zijn niet afgevoegd tegen het metselwerk.
Oorzaak van gebrek: Voeger niet gereed.
Hersteladvies: Waterslagen voegen.
Raming herstelkosten: € 400,-
3.3
Overstek Aanbouw
Bevindingen: De overstek is deels gegrond en deels gevlekt.
Oorzaak van gebrek: Niet consequent gewerkt.
Hersteladvies: Overstek rondom gronden.
Raming herstelkosten: € 150,-
3.4
Dak Aanbouw
Bevindingen: Plasvorming op beide daken. Onderste dak heeft grind, bovenste niet. Lood bij vorst ligt vlak op dak. Afwerking HWA van bovendak met een kunstmortel. Bij voorzijde is de vorst en hoed met kunstmortel aangewerkt, hierbij is vervuiling ontstaan.
Oorzaak van gebrek: Afschot daken onvoldoende. Grind op beide daken indien nodig, dit is niet eenduidig. Lood niet netjes afgewerkt. Onnodig materiaal toegepast wat er nu lelijk uit ziet, waterkering zit onder de pannen? Deze kunstmortel is een tijdelijke waterkering. Nokvorst, hoed en pan reinigen, de waterkering onder de vorst herstellen?
Hersteladvies: Afschot herstellen. Grind aanbrengen op beide daken. Lood strakker
afwerken. Kunstmortel verwijderen en pannen reinigen, waterkering onder de pannen en vorsten waarborgen.
Raming herstelkosten: € 4300,-
3.5
Plafonds betimmeringen
Bevindingen: De lichtstraat dagkant aftimmering loopt 11 mm scheef. De inmeting is met een laser Bosch BL 2L professional ingemeten. Deze heeft een afwijking van ca 2mm op 4 meter. De laser is op 3 plaatsen opgesteld waarvan de meting identiek blijft. De afwijking is in dit geval 0 mm. Koof aanbouw zijkant loopt 6 mm af. De dagkant raam schaalt 4 mm op raam. De ramen lopen exact waterpas. Hierdoor is zichtlijn op koof/ramen scheef.
Oorzaak van gebrek: Onderzijde aftimmering is niet waterpas geplaatst. Inmeting: Links voor 864, Rechts voor 864, Links achter 862 Rechts achter 853 mm. Koof en dagkanten niet secuur uitgelijnd c.q. waterpas gemaakt.
Hersteladvies: Koof waterpas maken en dagkanten op gelijke maat plaatsen.
Raming herstelkosten: € 1100,-
3.6
Niet gereed binnenzijde
Bevindingen: Mechanische ventielen zijn niet gemonteerd, de mechanische ventilatie box is elektrisch niet aangesloten. De gehele installatie is dus niet ingeregeld. Aansluiting waterleiding van douchekop en handdouche steekt voor het tegelwerk uit. Kast rondom verdeler nog gereed maken. Deurbeslag op binnendeuren afmonteren en sluitplaten inhakken en omzetten op kozijn. Deurbeslag schuifpui zonder cilindergat monteren.
Oorzaak van het gebrek: Uitvoering niet gereed.
Hersteladvies: Werkzaamheden gereed maken.
Raming herstelkosten: € 2100,-
4 Conclusie
Naar aanleiding van onze bevindingen kunnen wij het volgende concluderen:

Werkzaamheden zijn nog niet gereed.

Op detail is er onjuist gewerkt. (…)”
De totale herstelkosten zijn door de Keuringsdienst voor Wonen geraamd op € 12.850,- inclusief btw. In dit bedrag zijn naast de hiervoor genoemde ramingen voor herstelkosten inbegrepen een post van € 300,- voor “
Herstel tegelwerk incl. kitvoeg”, een post van € 1.500,- voor “
Herstel Stucwerk” en een post van € 1.000,- voor “
Herstel Schilderwerk”, alles inclusief btw. [verweerder] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat deze laatste drie posten betrekking hebben op stuc-, schilder- en tegelwerk in de badkamer.
3.7
Ondanks aanmaningen heeft [verweerder] de laatste factuur van [appellant] voor het bedrag van € 14.434,65 inclusief btw onbetaald gelaten.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft [verweerder] gedagvaard en gevorderd (i) voor recht te verklaren dat [verweerder] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen, (ii) [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 14.434,65 inclusief btw, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten PM en (iii) [verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2
[verweerder] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [appellant] en in conventie geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. In reconventie heeft [verweerder] gevorderd (i) de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk te ontbinden en de prijs voor het aangenomen werk met € 12.850,- te verminderen, en (ii) [appellant] na verrekening te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 563,58 (€ 950,- als vergoeding voor schade ontstaan aan eigendommen van [verweerder] tijdens de verbouwing en de kosten van het expertiserapport van de Keuringsdienst voor Wonen, verminderd met een bedrag van € 386,42 dat [verweerder] nog verschuldigd is uit hoofde van de aannemingsovereenkomst), (iii) [appellant] in conventie en in reconventie te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten.
4.3
[appellant] heeft verweer gevoerd in reconventie.
4.4
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] in conventie afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. In reconventie heeft de kantonrechter de aannemingsovereenkomst partieel vernietigd en het aangenomen werk met een bedrag van € 12.850,- verminderd. Verder heeft de kantonrechter in reconventie [verweerder] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 387,43 inclusief btw. In reconventie heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. [appellant] vordert vernietiging van het vonnis, toewijzing van zijn vorderingen in conventie en afwijzing van de vorderingen van [verweerder] in reconventie, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten in beide instanties.
5.2
[verweerder] voert verweer in het principaal beroep en concludeert tot bekrachtiging van het vonnis. In het voorwaardelijk incidenteel beroep vordert [verweerder] vernietiging van het vonnis in reconventie en toewijzing van zijn vordering tot schadevergoeding, voor het geval een van de in het principaal hoger beroep aangevoerde grieven slaagt. Daarnaast vordert [verweerder] veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties, inclusief nakosten.
5.3
[appellant] voert verweer in incidenteel appel en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verweerder], met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten in beide instanties, inclusief nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Principaal hoger beroep
6.1.1
De grieven van [appellant] zijn gericht tegen het vonnis in zijn geheel. Het hof zal de grieven hierna samen behandelen en daarbij de onderverdeling in posten aanhouden van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen. Daarbij zal het hof ook verwijzen naar het door [appellant] in hoger beroep overgelegde contra-expertiserapport van [deskundige 2] B.V. (hierna: [deskundige 2]), waarin de bevindingen van de Keuringsdienst voor Wonen worden besproken en gedeeltelijk worden bestreden.
Gevels aanbouw (voegwerk)
6.1.2
Het door [verweerder] gestelde gebrek heeft betrekking op de breedte van de verticale voegen. Zoals zichtbaar is op de foto’s in het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen zijn de voegen in de laatste rij(en) stenen voor de hoek van de aanbouw breder gemaakt om uit te komen met de stenen. [appellant] heeft het hof overtuigd dat het plaatselijk toepassen van deze bredere voegen onvermijdelijk is als de tekening van de architect wordt gevolgd (en de kozijnen worden aangebracht op de plaats waar de architect deze heeft voorzien) en de door [verweerder] uitgezochte stenen worden gebruikt. Het hof volgt [verweerder] niet in zijn stelling dat op [appellant] een verplichting rustte om te waarschuwen dat hij een bredere voeg zou moeten toepassen om de tekening te volgen en de stenen passend te maken. [appellant] heeft zich gehouden aan de tekening van de architect. Het toepassen van een bredere voeg om de stenen passend te maken is niet zo een ongebruikelijke oplossing dat [appellant] had moeten begrijpen dat de architect dat niet bedoeld kon hebben en dat hij daarvoor had moeten waarschuwen. Zoals [appellant] onder verwijzing naar het rapport van [deskundige 2] heeft uiteengezet en [verweerder] niet (voldoende) heeft betwist, kan het hersteladvies van de Keuringsdienst voor Wonen niet worden toegepast, omdat dan het toegepaste halfsteens metselwerkverband plaatselijk teniet wordt gedaan, en op de hoek geen “valse” drieklezoren als eindstenen kunnen worden toegepast omdat zich daar de kopse kant van de stenen van de andere zijde van de aanbouw bevindt.
6.1.3
Volgens het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen is er onzorgvuldig gevoegd bij de kozijnen. Op de foto op p. 3 van het rapport is dat niet zichtbaar. [verweerder] heeft niet nader toegelicht waaruit dit gebrek bestaat zodat het hof hieraan voorbij zal gaan.
Verfvlek
6.1.4
[appellant] betwist dat zij de verfvlek heeft veroorzaakt en beroept zich in dat verband op de opleverlijst waarin deze verfvlek niet wordt genoemd. Volgens [verweerder] is het zeer onwaarschijnlijk dat iemand anders dan [appellant] deze verfvlek heeft veroorzaakt. Aangezien [verweerder] stelt dat sprake is van een gebrek moet hij zijn stelling onderbouwen. De enkele stelling van [verweerder] dat het onwaarschijnlijk is dat iemand anders dan [appellant] de verfvlek heeft veroorzaakt schiet tekort tegenover de betwisting van [appellant], die kan steunen op de opleverlijst. Daarnaast is de verfvlek zo onbetekenend dat, ook al zou deze door [appellant] zijn veroorzaakt, naar het oordeel van het hof niet van een gebrek kan worden gesproken. Op verzoek van het hof heeft [verweerder] tijdens de mondelinge behandeling op de foto op p. 3 van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen de verfvlek aangewezen. Het gaat hier om een klein wit plekje op de vijfde laag stenen gemeten vanaf de grond, dat [verweerder] volgens zijn toelichting tijdens de mondelinge behandeling eenvoudig zelf heeft kunnen verwijderen.
Hemelwaterafvoer
6.1.5
[appellant] betwist niet dat de hemelwaterafvoer een deuk vertoont. In het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen zijn de kosten van de reparatie van de hemelwaterafvoer niet gespecificeerd. In het rapport van [deskundige 2] zijn deze kosten geraamd op € 300,- inclusief btw. Deze raming is door [verweerder] niet weersproken zodat het hof hiervan uit zal gaan.
Waterslagen
6.1.6
Volgens het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen zijn de waterslagen niet afgevoegd tegen het metselwerk. Op p. 4 van het rapport is een foto opgenomen waarop dat zichtbaar is. [appellant] heeft hier alleen tegen ingebracht dat uit de foto niet blijkt of het gaat om de aanbouw van [verweerder]. Het hof ziet geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de foto’s opgenomen in het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen de aanbouw van [verweerder] betreffen. Het hof gaat er dus vanuit dat in dit opzicht sprake is van een gebrek. De kosten van het afvoegen van de waterslagen worden door de Keuringsdienst voor Wonen geraamd op € 400,- inclusief btw en door [deskundige 2] op € 220,- inclusief btw. Het hof zal schattenderwijs uitgaan van € 300,- inclusief btw.
Gronden overstek
6.1.7
De Keuringsdienst voor Wonen schrijft in haar rapport dat het houten overstek deels gegrond (in de grondverf gezet) en deels gevlekt is. [appellant] heeft daartegenover gesteld dat het hout van het overstek machinaal gegrond is aangeleverd en dat zij na het aanbrengen van het overstek de zaagkanten van het hout met grondverf heeft bijgewerkt. Dat zijn waarschijnlijk de vlekken die de Keuringsdienst voor Wonen heeft waargenomen. Het overstek moet nog worden geschuurd en gelakt. Dat behoort niet tot de werkzaamheden van [appellant]. Na het lakken zijn de “vlekken” in de grondverf volgens [deskundige 2] niet langer zichtbaar. In reactie op dit verweer heeft [verweerder] slechts gesteld dat het overstek zeer slordig is opgeleverd. [verweerder] heeft die stelling niet nader toegelicht. Als het alleen gaat om “vlekken” in de grondverf door het bijwerken van de zaagkanten, dan valt niet goed in te zien wat hier het gebrek is, zeker nu het overstek nog (door een ander dan [appellant]) moest worden gelakt. Daarom stelt het hof vast dat geen sprake is van een gebrek aan het overstek.
Dak
6.1.8
Volgens het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen is het afschot van de daken van de aanbouw onvoldoende, waardoor plasvorming op beide daken ontstaat. Verder is alleen op het onderste dak grind aangebracht. [deskundige 2] wijst er in haar rapport op dat er geen algemene regel is dat een dak op afschot moet worden geplaatst, zolang het dak bestand is tegen de belasting als gevolg van water dat op het dak blijft staan. [appellant] heeft er verder op gewezen dat hij een standaard afschot heeft toegepast van 1 cm per meter en dat door de architect van [verweerder] geen specifieke eisen aan het afschot zijn gesteld. Tegenover dit verweer heeft [verweerder] verwezen naar een kopie van publicaties op het internet. Daarin staat onder meer het volgende: “
In tegenstelling tot hetgeen velen denken stelt het Bouwbesluit in het geheel geen eisen aan het afschot van daken”. Dat is een bevestiging van de opmerking van [deskundige 2] dat er geen algemene regel is ten aanzien van het afschot van daken. In de door [verweerder] overgelegde publicaties wordt wel opgemerkt dat adviserende instanties en adviesbureaus aanbevelen om daken met afschot te ontwerpen. [verweerder] gaat echter niet in op het verweer van [appellant] dat hij een standaard afschot heeft toegepast en dat in de constructietekening die [appellant] heeft gevolgd, niet een specifiek afschot is voorgeschreven. Daarmee heeft [verweerder] het verweer van [appellant] onvoldoende bestreden, zodat het hof vaststelt dat het dak in dit opzicht geen gebrek vertoont.
6.1.9
[appellant] heeft ook een verklaring gegeven voor het feit dat niet op beide daken grind is gelegd. Het grind is gelegd om het zicht op de plassen op het dak te ontnemen. De afbouw heeft twee daken. Van die twee daken ligt er slechts één in het zicht. Het is dus niet nodig om ook op het andere dak grind te leggen. [verweerder] heeft naar aanleiding van dit verweer slechts gesteld dat in de opleverlijst is opgenomen dat grind op het dak zou worden geplaatst. Dat is op één dak gebeurd. Uit de opleverlijst volgt niet dat op beide daken grind moet worden gelegd. Bij gebrek aan een nadere toelichting, die [verweerder] niet heeft gegeven, valt ook niet in te zien wat daarvan het nut zou kunnen zijn als een dak niet in het zicht ligt. In dit opzicht is naar het oordeel van het hof niet van een gebrek sprake.
6.1.10
In het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen wordt verder gewezen op lood dat niet netjes is afgewerkt, tijdelijke waterkering onder de dakpannen in de vorm van kunstmortel die moet worden verwijderd en dakpannen die moeten worden gereinigd. [deskundige 2] bevestigt dat het lood niet netjes is afgewerkt. Ten aanzien van de kunstmortel onder de dakpannen merkt [deskundige 2] op dat deze niet tijdelijk is, maar bestaat uit een dakmortel (Flexim) die dient als definitieve waterkering onder de nokvorsten. Verder merkt [deskundige 2] op dat zij aan de hand van de foto’s in het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen niet kan vaststellen dat er sprake is van vervuiling. In aanvulling daarop heeft [appellant] aangevoerd dat dit punt niet in de opleverlijst is opgenomen. De enige reactie van [verweerder] op dit verweer is dat de Keuringsdienst voor Wonen de aanbouw heeft geïnspecteerd en [deskundige 2] niet ter plaatse is geweest. Die reactie miskent dat het aan [verweerder] is om zijn stelling dat sprake is van gebreken, te onderbouwen tegenover het verweer van [appellant]. Die onderbouwing schiet tekort. Het hof stelt vast dat op de foto op p. 6 van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen geen vervuiling op het dak zichtbaar is, en dat het verwijderen van vervuiling op het dak inderdaad niet wordt genoemd in de opleverlijst. Op de opmerking van [deskundige 2] dat de dakmortel onder de pannen dient als definitieve waterkering is [verweerder] in het geheel niet ingegaan. Alleen met betrekking tot het afwerken van het lood kan worden vastgesteld dat sprake is van een gebrek. De kosten van de afwerking van het lood zijn niet apart begroot in het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen. In het rapport van [deskundige 2] is hiervoor een bedrag van € 110,- inclusief btw opgenomen. [verweerder] heeft dat bedrag niet betwist. Het hof zal hiervan uitgaan.
Plafonds
6.1.11
Volgens het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen zijn de dagkant (aftimmering) van de lichtstraat en de koof (afwerklijst) aan de zijkant van de aanbouw niet secuur uitgelijnd c.q. waterpas gemaakt. De Keuringsdienst voor Wonen heeft gemeten dat de afstemming van de dagkant 11 mm scheef loopt en de koof 6 mm scheef loopt. [deskundige 2] merkt op dat als de dagkant 11 mm scheef loopt, dat een scheefstand inhoudt van 0,3% over de lengte van de lichtstraat, en dat de scheefstand niet is vermeld in de opleverlijst, omdat zij kennelijk niet met het blote oog waarneembaar is. Naar het oordeel van [deskundige 2] is de afwijking zo gering dat het geen gebrek betreft. Op de scheefstand van de koof gaat [deskundige 2] niet in.
Het hof stelt vast dat op de foto’s op p. 7 van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen de scheefstand van de dagkant niet te zien is. Verder stelt het hof vast dat scheefstand van de dagkant noch in de opleverlijst, noch in de e-mail van [verweerder] van 22 mei 2019 wordt genoemd. (Er wordt wel vermeld dat het plafond van de eetkamer niet helemaal waterpas is, maar dat is niet hetzelfde als scheefstand van de dagkant van de lichtstraat.) Dat rechtvaardigt de veronderstelling van [deskundige 2] dat de scheefstand met het blote oog niet waarneembaar is. Om die reden en vanwege de zeer geringe omvang van de scheefstand (0,3% over de lengte van de lichtstraat) oordeelt het hof dat hier niet van een gebrek gesproken kan worden. Dat de koof scheef staat is op de foto’s op p. 8 van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen wel te zien. Ook de meting met de waterpas (die op dezelfde pagina is afgebeeld en kennelijk op de koof betrekking heeft) wijst daarop. Hier kan naar het oordeel van het hof wel van een gebrek worden gesproken. De Keuringsdienst voor Wonen heeft de kosten van herstel van de scheefstand van de dagkant en de koof geraamd op € 1.100,- inclusief btw. Het hof gaat er schattenderwijs vanuit dat de helft van die kosten (dus een bedrag van € 550,-) op het herstel van de scheefstand van de koof betrekking heeft.
Mechanische ventielen
6.1.12
De Keuringsdienst voor Wonen vermeldt in haar rapport dat de mechanische ventielen niet zijn gemonteerd, de mechanische ventilatiebox niet elektrisch is aangesloten en de installatie niet ingeregeld is. [appellant] brengt daar tegenin dat partijen alleen zijn overeengekomen dat de mechanische ventilatie geplaatst zou worden en dat [verweerder] het elektrisch aansluiten zelf zou (laten) verzorgen. Hetzelfde staat in het rapport van [deskundige 2]. Naar aanleiding daarvan stelt [verweerder] dat de mechanische ventilatie is vermeld op p. 8 van de offerte. Het hof stelt vast dat daar inderdaad een post “
m.v. systeem” wordt genoemd, maar daaruit volgt niet dat de mechanische ventilatie door [appellant] ook elektrisch zou worden aangesloten. Het hof constateert ook dat noch in de opleverlijst, noch in de e-mail van [verweerder] van 22 mei 2019 over het aansluiten van de mechanische ventilatie wordt gesproken. Het hof kan wel zien op de foto op p. 9 van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen dat geen mechanisch ventiel is geplaatst in een uitsparing in het plafond. Plaatsing van deze ventielen lijkt onderdeel uit te maken van de wel overeengekomen plaatsing van een mechanisch ventilatiesysteem. [appellant] heeft dat niet of althans niet voldoende weersproken. In zoverre volgt het hof de stellingen van [verweerder]. De Keuringsdienst voor Wonen heeft niet afzonderlijk begroot wat de kosten zijn van de levering en plaatsing van de mechanische ventielen. Het hof gaat er schattenderwijs vanuit dat van de geraamde herstelkosten van € 2.100,- inclusief btw een bedrag van € 525,- inclusief btw kan worden toegerekend aan de levering en plaatsing van de mechanische ventielen. (Dat is 1/4e van deze post, die op vier verschillende onderdelen betrekking heeft (mechanische ventilatie, aansluiting waterleiding, verdelerkast en deurbeslag.)
Aansluiting waterleiding douche
6.1.13
Volgens het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen steekt de aansluiting voor de waterleiding van de douchekop en de handdouche voor het tegelwerk uit. [appellant] heeft onder verwijzing naar het rapport van [deskundige 2] aangevoerd dat niet zij maar de loodgieter sanitair en kranen moet plaatsen en dat het op de weg van de loodgieter ligt om de leidingen op maat in te korten. [verweerder] heeft in reactie daarop gesteld dat het voor het tegelwerk uitsteken van de aansluiting voor de waterleiding er niet mooi uitziet. Daarmee is echter nog geen sprake van een gebrek. [verweerder] heeft niet weersproken dat het sanitair en de kranen door de loodgieter aangesloten moeten worden. Daartoe behoort het op maat maken van de leidingen.
Kast rondom verdeler
6.1.14
Dit betreft een kast rondom de verdeler van de vloerverwarming. Volgens het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen moet deze kast nog gereed worden gemaakt. [appellant] merkt op dat de plaatsing van deze kast niet is overeengekomen en dat hij uit welwillendheid een goedkope oplossing heeft aangebracht door een standaard kastje te plaatsen. Volgens hem vertoont dit geen gebrek. [verweerder] beroept zich op het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen. Daaruit blijkt echter niet wat het gebrek aan de kast is. Bij gebreke van voldoende onderbouwing zal het hof aan dit gestelde gebrek voorbijgaan.
Deurbeslag
6.1.15
In het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen staat dat het deurbeslag op binnendeuren moet worden gemonteerd en dat sluitplaten moeten worden omgezet en dat daarvoor een voorziening moet worden gemaakt in het kozijn. Verder wijst de Keuringsdienst voor Wonen er op dat deurbeslag op een schuifpui een onnodig cilindergat heeft. [appellant] voert onder verwijzing naar het rapport van [deskundige 2] aan dat partijen geen hang- en sluitwerk zijn overeengekomen. [appellant] bestrijdt niet dat het deurschild op de schuifpui moet worden vervangen. De kosten daarvan bedragen volgens [deskundige 2] € 80,- inclusief btw.
Het hof stelt vast dat de aannemingsovereenkomst geen post bevat voor deurbeslag en het monteren daarvan. In de opleverlijst en de e-mail van 22 mei 2019 van [verweerder] komt deze post ook niet voor. [verweerder] kan dus niet van [appellant] verlangen dat hij deurbeslag op de binnendeuren monteert, of sluitplaten omzet en daarvoor uitsparingen maakt. Omdat [appellant] niet heeft bestreden dat het deurschild op de schuifpui moet worden vervangen, zal het hof ervan uitgaan dat [appellant] dat had moeten uitvoeren. [verweerder] heeft niet weersproken dat de kosten daarvan € 80,- inclusief btw bedragen, zodat het hof daarvan zal uitgaan.
Herstel stuc-, schilder- en tegelwerk
6.1.16
Voor deze werkzaamheden is op p. 11 van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen een bedrag van in totaal € 2.800,- inclusief btw opgevoerd. In het rapport is echter niet toegelicht waarom deze posten gezien moeten worden als herstel van gebreken in het werk van [appellant]. [verweerder] heeft dat ook niet onderbouwd, niet in eerste aanleg en ook niet in hoger beroep. Bij memorie van antwoord stelt [verweerder] dat [appellant] geen grief heeft aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter dat deze kosten voor zijn rekening komen. Dat is niet juist. [appellant] heeft gegriefd tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van (meer dan geringe) gebreken en tegen de vaststelling van de herstelkosten van de gebreken op € 12.850,- inclusief btw. Tot die € 12.580,- behoort € 2.800,- voor herstel van stuc-, schilder- en tegelwerk (grieven II en VI). [appellant] heeft ook gesteld dat, voor zover van gebreken kan worden gesproken, die gebreken een waarde vertegenwoordigen van niet meer dan € 840,- inclusief btw (grieven III en VI). De grieven van [appellant] zijn dus mede gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat herstel van stuc-, schilder- en tegelwerk nodig is om gebreken te herstellen en de kosten daarvan € 2.800,- inclusief btw bedragen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] zijn grieven in dit opzicht verder uitgewerkt (vgl. p. 3 van de spreekaantekeningen van de advocaat van [appellant], onder “
overige werkzaamheden”). Deze posten maken dus deel uit van de rechtsstrijd in hoger beroep. Bij gebrek aan onderbouwing door [verweerder] is niet komen vast te staan dat deze posten betrekking hebben op het herstel van gebreken in het werk van [appellant].
Meerwerk
6.1.17
Het door [appellant] gefactureerde meerwerk ter hoogte van € 3.665,- exclusief btw is tot een bedrag van € 2.675,- exclusief btw door [verweerder] erkend. De overige meerwerkposten heeft [verweerder] betwist. De kantonrechter is uitgegaan van het door [verweerder] erkende bedrag aan meerwerk (€ 3.236,75 inclusief btw, vgl. rov. 4.15 van het vonnis). [appellant] stelt in hoger beroep dat [verweerder] naast het erkende meerwerk ook zijn akkoord heeft gegeven op het overige meerwerk (grief VII). Dit is door [verweerder] betwist. [appellant] heeft zijn stelling dat [verweerder] ook het overige meerwerk heeft aanvaard, niet onderbouwd. Het hof gaat daarom uit van het erkende meerwerk van € 3.236,75 inclusief btw. Dat betekent dat [appellant] een bedrag van € 1.197,90 inclusief btw teveel voor meerwerk in rekening heeft gebracht.
Opschorting en partiële ontbinding
6.1.18
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het werk van [appellant] de volgende gebreken vertoont: beschadiging van de hemelwaterafvoer (herstelkosten: € 300,- inclusief btw), het niet afvoegen van de waterslagen (herstelkosten: € 300,- inclusief btw), het niet goed afwerken van het lood (herstelkosten: € 110,- inclusief btw), de scheefstand van de koof (herstelkosten: € 550,- inclusief btw), het niet plaatsen van de mechanische ventielen (herstelkosten: € 525,- inclusief btw) en het plaatsen van een deurschild met een onnodig cilindergat (herstelkosten: € 80,- inclusief btw). De totale kosten van het herstellen van deze gebreken bedragen € 1.840,- inclusief btw. Het bestaan van de overige door [verweerder] gestelde gebreken is niet vast komen te staan.
6.1.19
Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat van het door [appellant] gefactureerde meerwerk een bedrag van € 1.197,90 inclusief btw niet is verschuldigd. Van de factuur van [appellant] van € 14.434,65 is [verweerder] dus in totaal € 11.396,75 verschuldigd.
6.1.20
[verweerder] heeft [appellant] op 22 mei 2019 in gebreke gesteld, en de betaling van de factuur opgeschort. Van de gebreken genoemd in deze ingebrekestelling is hiervoor alleen de post “
beslag schuifdeur” als gebrek aangemerkt. De kosten van herstel van dit gebrek (€ 80,-) rechtvaardigen niet de opschorting van de betaling van een factuur van € 14.434,65, waarvan € 11.396,75 daadwerkelijk is verschuldigd. [verweerder] is dus in verzuim geraakt door de betaling van deze factuur op te schorten. Dat verzuim is ingetreden op 14 mei 2019 (vijf dagen na de datum van de herinneringsfactuur van 9 mei 2019, zie productie 13 van [appellant]). Anders dan [verweerder] stelt, verkeerde [appellant] op dat moment niet in verzuim omdat hij een fatale termijn niet had gehaald. De stelling dat een fatale termijn is afgesproken is onvoldoende onderbouwd en vindt geen steun in de stukken. De (eerste) ingebrekestelling van [verweerder] dateert van 22 mei 2019. Omdat [verweerder] toen zelf wel in verzuim was, had zijn ingebrekestelling niet het beoogde effect en is [appellant] niet in verzuim geraakt door de vastgestelde gebreken niet te herstellen. In die omstandigheden was [verweerder] ook niet gerechtigd om partiële ontbinding te vorderen.
6.1.21
Het hof passeert de bewijsaanbiedingen van partijen, omdat partijen alleen een algemeen bewijsaanbod hebben gedaan, zonder te specificeren wat zij willen bewijzen.
6.1.21
De slotsom is dat [verweerder] nog een bedrag van € 11.396,75 aan [appellant] verschuldigd is. Over dit bedrag is [verweerder] wettelijke rente verschuldigd vanaf 14 mei 2019. De buitengerechtelijke incassokosten zijn niet gespecificeerd (de vordering van buitengerechtelijke incassokosten is ingesteld
pro memorieen in de procedure niet uitgewerkt) en komen dus niet voor toewijzing in aanmerking.
6.2
Voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
6.2.1
Aangezien de voorwaarde waaronder het incidenteel hoger beroep is ingesteld, vervuld is, zal het hof ook het incidenteel hoger beroep beoordelen.
6.2.2
Anders dan [verweerder] stelt, heeft [appellant] niet erkend dat zij aansprakelijk is voor de volledige schade waarvan [verweerder] vergoeding vordert. [appellant] heeft in het door [verweerder] overgelegde afschrift van een WhatsApp-gesprek alleen toegezegd dat zij voor een nieuwe suikerpot zou zorgen. Die toezegging is [appellant] niet nagekomen. De kosten van een nieuwe suikerpot bedragen € 32,04. [appellant] heeft de aansprakelijkheid voor het breken van de theepot niet betwist. Daarom gaat het hof voorbij aan het bewijsaanbod van [appellant]. De kosten van vervanging heeft hij wel betwist, maar die blijken uit de stukken. Het hof zal [appellant] veroordelen om het bedrag van € 32,04 aan [verweerder] te betalen. Met betrekking tot de theekopjes is onvoldoende gesteld en gebleken dat het aan [appellant] te wijten is dat de theekopjes zijn gesneuveld. Met betrekking tot de keukenkast heeft [appellant] aangevoerd dat hij heeft geprobeerd de kast, die er uit moest om een betonnen muur te kunnen verwijderen, er heel uit te krijgen, maar dat dat niet is gelukt. [verweerder] heeft niet betwist dat verwijdering van de kast noodzakelijk was als onderdeel van de opgedragen werkzaamheden, en heeft niet gesteld dat [appellant] bij het verwijderen van de kast onvoldoende inspanning heeft geleverd om de kast er heel uit te krijgen. [appellant] is dus evenmin aansprakelijk voor de schade aan de keukenkast.
6.2.3
De kosten van het rapport van de Keuringsdienst voor Wonen komen niet voor vergoeding in aanmerking. [verweerder] heeft dit rapport laten opstellen zonder [appellant] daarbij te betrekken. Bovendien zijn de constateringen van de Keuringsdienst voor Wonen dat sprake is van gebreken in de meeste gevallen ongegrond.
6.2.4
Het hof passeert het bewijsaanbod van [verweerder] omdat [verweerder] alleen een algemeen bewijsaanbod heeft gedaan, zonder te specificeren wat hij wil bewijzen.
6.3
Conclusie en proceskosten
6.3.1
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van [appellant] grotendeels slaagt. Daarom zal het hof het vonnis vernietigen en [verweerder] in het principaal hoger beroep veroordelen om een bedrag van € 11.396,75 aan [appellant] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2019. Als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij zal het hof [verweerder] veroordelen in de proceskosten in het principaal hoger beroep en in conventie in eerste aanleg. In het incidenteel hoger beroep zal het hof zal [appellant] veroordelen tot betaling van € 32,04. Omdat de vorderingen van [verweerder] in het incidenteel hoger beroep grotendeels zijn afgewezen, zal het hof [verweerder] veroordelen in de proceskosten in het incidenteel hoger beroep en in reconventie in eerste aanleg.

7.Beslissing

Het hof:
In het principaal hoger beroep:
  • vernietigt het vonnis in conventie;
  • veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [appellant] van € 11.396,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 mei 2019;
  • veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg begroot op € 101,06 voor de dagvaarding, € 483,- aan griffierecht en € 720,- aan salaris voor de gemachtigde en in hoger beroep begroot op € 87,61 voor de dagvaarding, € 772,- aan griffierecht en € 3.342,- aan salaris voor de advocaat;
  • wijst de vorderingen af voor het overige;
In het incidenteel hoger beroep:
  • vernietigt het vonnis in reconventie;
  • veroordeelt [appellant] tot betaling aan [verweerder] van € 32,04;
  • veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg begroot op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde en in hoger beroep op € 557,- aan salaris voor de advocaat en € 163,- aan nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien deze bedragen niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest zijn voldaan;
  • wijst de vorderingen af voor het overige;
In het principaal en het incidenteel hoger beroep:
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het betreft de veroordelingen.
Dit arrest is gewezen door mr. P. Glazener, A.M. Voorwinden en B.M.P Smulders en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.