Rolnummer: 22-000668-16
Parketnummer: 10-960278-13
Datum uitspraak: 9 maart 2023
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [detentielocatie].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen over het beslag en over de voorlopige hechtenis, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. zaaksdossier Duif)
hij op of omstreeks 08 januari 2014 te 's-Gravenhage één of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een semi automatisch pistool van het merk Zastava, model M57, kaliber 7.62mm en voorzien van serienummer F-199675 en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een omgebouwd semi automatisch pistool van het merk Tanfoglio, model GT28, kaliber 6.35mm en voorzien van serienummer ET-791552
en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten
- 42 kogelpatronen, merk Prvi Partizan, kaliber 7.62 x 25mm en/of
- 1 kogelpatroon, merk Fabrique National, kaliber 9 x 19mm, voorhanden heeft gehad;
2. (
zaaksdossier Verf)
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 januari 2014,
althans op of omstreeks 8 januari 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- ( telkens) zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft
gehad waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes, mededaders (telkens) opzettelijk daartoe een (grote) hoeveelheid, in elk geval 26480 gram,
lidocaïne voorhanden gehad en/of opgeslagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig de overgelegde pleitnotitie primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte dient te worden verklaard, omdat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM in ernstige mate is overschreden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) leidt overschrijding van de redelijke termijn niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Het hof ziet geen ruimte en aanleiding van deze jurisprudentie af te wijken. Het verweer wordt verworpen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Overeenkomstig de standpunten van de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nadere overweging feit 1
Door de verdediging is ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit, nu de verdachte zowel bij de politie als ter zitting een valse bekentenis zou hebben afgelegd om zijn toenmalige vriendin uit de wind te houden.
Het hof overweegt het volgende.
De verdachte heeft bij zijn verhoor op 8 januari 2014 tegenover de politie verklaard dat de onder het bed en in de trapkast aangetroffen wapens en munitie van hem waren. Ter zitting in eerste aanleg op 9 november 2015 heeft de verdachte bevestigd dat de aangetroffen wapens en munitie van hem waren. Dat deze bekennende verklaringen vals waren, slechts afgelegd om zijn vriendin uit de wind te houden en in bescherming te nemen, is niet aannemelijk geworden. Deze verklaringen staan niet op zichzelf: de wapens en munitie zijn aangetroffen in de woning waar de verdachte, zoals hij zelf ook heeft verklaard, doorgaans een deel van de week verbleef. Bovendien heeft de verdachte direct na zijn aanhouding niet alleen verklaard
dathij de wapens en munitie had, maar ook
waarom: ter bescherming van zichzelf omdat hij bedreigd zou worden.
Het hof verwerpt het verweer en komt mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. zaaksdossier Duif)
hij op
of omstreeks08 januari 2014 te 's-Gravenhage
één of meerwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een semi automatisch pistool van het merk Zastava, model M57, kaliber 7.62mm en voorzien van serienummer F-199675 en
/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een omgebouwd semi automatisch pistool van het merk Tanfoglio, model GT28, kaliber 6.35mm en voorzien van serienummer ET-791552
en
/ofmunitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten
- 42 kogelpatronen, merk Prvi Partizan,
kaliber 7.62 x 25mmen
/of
- 1 kogelpatroon, merk Fabrique National, kaliber 9 x 19mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft twee vuurwapens en een aantal kogelpatronen voorhanden gehad. Het bezit van vuurwapens en de bijbehorende munitie is gevaarzettend. Het bezit van een vuurwapen met munitie werkt het gebruik ervan in de hand, hetgeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
3 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, veelal langere tijd geleden.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande de oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk, met name omdat de aard en de ernst van het gepleegde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof is evenwel van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerst lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in deze zaak fors is overschreden. Het hof gaat hierbij uit van het volgende:
- de verdachte is op 8 januari 2014 in verzekering gesteld;
- op 29 januari 2016 is door de rechtbank vonnis gewezen;
- op 10 februari 2016 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
- op 3 juni 2019 heeft bij het hof een regiebehandeling plaatsgevonden;
- de inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 februari en 9 maart 2023;
- dit arrest wordt gewezen op 9 maart 2023.
Uit het voorgaande blijkt dat zowel de berechting in eerste aanleg als in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een periode van telkens 24 maanden. In eerste aanleg is de redelijke termijn van berechting overschreden met iets minder dan een maand. In hoger beroep is de redelijke termijn van berechting overschreden met vijf jaren. Er bestaat geen aanleiding (een deel van) deze overschrijdingen voor rekening van de verdachte te laten komen.
Het hof zal deze overschrijdingen verdisconteren in de strafmaat. In plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf acht het hof, mede gezien het aanzienlijke tijdsverloop sinds het begaan van het bewezenverklaarde feit en de datum van de huidige berechting in hoger beroep, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het reeds ondergane voorarrest passend en geboden. Het hof zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest. Per saldo betekent dit dat de verdachte de op te leggen straf reeds feitelijk heeft uitgezeten. Gelet hierop zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.
Beslag
Met betrekking tot de op de beslaglijst onder 7 t/m 17 en 20 vermelde voorwerpen zal het hof bepalen dat deze worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- oorbel
- horloge Rolex
- horloge Patek Philippe
- horloge Candino
- horloge Baume & Mercier
- ring
- horloge Audears Piguet
- horloge Baume & Mercier
- horloge Van de Bauwede
- armband
- armband
- geldbedrag 1370,00 euro.