[verdachte],
geboren te Rotterdam op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres] [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 23 januari 2020 te Schiedam, openlijk, te weten, op Station Schiedam Centrum, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] door
- die [slachtoffer 1] in/tegen de rug te schoppen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] op te tillen, ten gevolge waarvan zij op de grond is gevallen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] op/tegen de schouder, althans tegen het lichaam te schoppen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd te schoppen, en/of
- die [slachtoffer 3] in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan, en/of
- meermalen te slaan en/of te schoppen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4];
2.
hij, op of omstreeks 23 januari 2020 te Schiedam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambten(a)ar(en),
- [ slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], buitengewoon opsporingsamtena(a)r(en) en/of
- [ slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], (hoofd)agent(en) van politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte op heterdaad bestond, door
- te rukken en/of trekken en/of
- zich te bewegen in tegengestelde richting dan waar voornoemde [slachtoffer 1] verdachte trachtte te bewegen en/of
- door (wild) om zich heen te slaan en/of te schoppen in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], en/of
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een geschaafde en/of blauwe plekken op de vinger(s) bij die [slachtoffer 4] en/of een ten gevolge heeft gehad;
3.
hij, op of omstreeks 23 januari 2020 te Schiedam,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ze gaan dood, ik maak ze alle drie door, ik schiet ze door hun kanker kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij, op of omstreeks 23 januari 2020 te Schiedam, opzettelijk een ambtenaar,te weten [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2], buitengewoon opsporingsamtena(a)r(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen:
- " kanker mongool" en/of "kankerlijer" - "jouw kanker moeder, kanker turk", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder
3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, waarvan 100 uren subsidiair
50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid in hoger beroep
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder
3 tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van
180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, waarvan 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de verdachte de buitengewoon opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] in de rug heeft geschopt, nadat [slachtoffer 1] de broer van de verdachte aansprak op het feit dat hij een sigaret rookte in het metrostation.
Het hof kan evenwel niet vaststellen of, en zo ja welke, (gewelds)handelingen een ander, te weten de broer van de verdachte, in dit verband heeft uitgeoefend. De processen-verbaal hieromtrent in het dossier bevatten verschillende lezingen, en van dit moment zijn er geen camerabeelden beschikbaar, waardoor het een en ander naar het oordeel van het hof onvoldoende duidelijk is.
Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het door hem gepleegde geweld
in verenigingheeft gepleegd. Nu het feit slechts als openlijke geweldpleging en niet op een andere manier, zoals bijvoorbeeld als mishandeling, is tenlastegelegd, zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het hof overweegt voorts nog het volgende. In de verhoren bij de raadsheer-commissaris hebben de getuigen [slachtoffer 1] en [getuige], die ten tijde van het tenlastegelegde feit als buitengewoon opsporingsambtenaar (verder: boa) werkzaam waren, verklaard, dat zij niet verplicht zijn het door hen uitgeoefende geweld te relateren in het proces-verbaal dat zij opmaken van een incident, maar dat zij dat slechts moeten melden bij de OPCO, die het toegepaste geweld toetst.
Naar het oordeel van het hof verhoudt deze werkwijze zich niet tot de wettelijke verbaliseringsplicht. In het kader van de waarheidsvinding is het noodzakelijk dat een proces-verbaal in een strafzaak een waarheidsgetrouwe en volledige weergave geeft van wat er is gebeurd. Indien geweld is uitgeoefend door een opsporingsambtenaar, dient dit dus ook te worden opgenomen in een proces-verbaal.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij, op
of omstreeks23 januari 2020 te Schiedam, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
(een
)ambten
(a
)ar
(en),
- [slachtoffer 1] en/ofslachtoffer 2], buitengewoon opsporingsam
btena
(a
)r
(en) en/of
- [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], (hoofd)agent(en) van politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn
/haar/hunbediening, te weten de aanhouding van verdachte
op heterdaad bestond, door
- te rukken en/of trekken en/of
- zich te bewegen in tegengestelde richting dan waar voornoemde [slachtoffer 1] verdachte trachtte te bewegen en/of
- door (wild) om zich heente slaan en
/ofte schoppen in de richting van voornoemde
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], en/of
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een geschaafde en/of blauwe plekken op de vinger(s) bij die [slachtoffer 4] en/of een ten gevolge heeft gehad;
4.
hij, op
of omstreeks23 januari 2020 te Schiedam, opzettelijk een ambtenaar, te weten
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2], buitengewoon opsporingsam
btena
(a
)r
(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/hunbediening, in zijn
/huntegenwoordigheid
,mondeling heeft beledigd, door hem
/hende woorden toe te voegen:
-
"kanker mongool" en/of "kankerlijer" -"
jouw kanker moeder,kanker turk"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging met betrekking tot het onder
2 bewezenverklaarde
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat de verklaringen van de boa’s en de verbalisanten niet betrouwbaar zijn. Het hof verwerpt dit verweer. Hierboven is weliswaar overwogen dat het niet relateren van het door de boa’s zelf gebruikte geweld in strijd is met de verbaliseringsplicht, echter dit maakt de processen-verbaal ten aanzien van hetgeen wel is gerelateerd daardoor niet zonder meer onbetrouwbaar. Duidelijk is dat het een chaotische situatie betrof met meerdere boa’s, verbalisanten en een groep jongeren, terwijl de verdachte en de medeverdachte een tweeling zijn. Dat daar op sommige punten verwarring over is geweest, doet niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de boa’s en de verbalisanten. Duidelijk is dat er sprake is geweest van verzet tegen de aanhouding door verdachte.
In het dossier bevinden zich camerabeelden. Duidelijk is dat het incident niet vanaf het begin is gefilmd: er is het een en ander voorafgegaan aan het moment waarop de beelden starten.
[slachtoffer 2] vermeldt in het door hem opgemaakte proces-verbaal van 24 januari 2020 dat hij de persoon die [slachtoffer 1] een trap in de rug gaf (het hof begrijpt: de verdachte), direct daarna, dus op een moment vóórdat de beelden starten, heeft aangehouden voor mishandeling. Het hof heeft geen redenen om op dit punt aan de verklaring van [slachtoffer 2] te twijfelen. De omstandigheid dat op een later moment (nogmaals en door een verbalisant) tegen de verdachte is gezegd dat hij is aangehouden, doet hieraan niet af.
Uit het door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opgemaakte proces-verbaal van 24 januari 2020 leidt het hof af dat de verdachte zich heeft verzet tegen zijn aanhouding door [slachtoffer 2], wederom vóór aanvang van het filmpje, waarbij [slachtoffer 2] meerdere stompen op zijn lichaam kreeg van de verdachte. De verdachte bleef slaan en schoppen.
Op basis van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: