ECLI:NL:GHDHA:2023:321

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
2200127222
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake openlijke geweldpleging en witwassen door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, dat op 25 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2004, was in eerste aanleg vrijgesproken van een tenlastelegging met parketnummer 09-310149-21, maar veroordeeld voor openlijke geweldpleging en witwassen met betrekking tot de parketnummers 09-288273-21 en 09-298856-20. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Tijdens de behandeling in hoger beroep op 26 januari 2023 is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon en aan witwassen van scooters. De verdachte heeft spijt betuigd en er heeft een geslaagde mediation plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer. Het hof heeft de straf bepaald op een deels voorwaardelijke taakstraf van 120 uren en 60 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen behandeld, waarbij het hof een bedrag van €750,00 heeft toegewezen aan het slachtoffer van de openlijke geweldpleging. De vorderingen van andere benadeelde partijen zijn deels afgewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001272-22
Parketnummers: 09-288273-21, 09-298856-20
en 09-310149-21
Datum uitspraak: 9 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 25 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
BRP-adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 januari 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het ter zake met parketnummer 09-310149-21 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het met parketnummer 09-288273-21 tenlastegelegde en het met parketnummer 09-298856-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen jeugddetentie, waarvan 90 uren voorwaardelijk, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Daarnaast is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens twee aktes instellen hoger beroep gericht tegen het vonnis van de kinderrechter van 25 april 2022 ten aanzien van de parketnummers 09-288273-21 en 09-298856-20. Het hof begrijpt het voorgaande aldus, dat het hoger beroep tegen voormeld vonnis niet is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van “de zaak” of “het vonnis”, wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van dit hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-288273-21:
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op/aan het 3e Strausspad en/of de Strausslaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [naam slachtoffer] door die [naam slachtoffer] vast te pakken/houden en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] meermalen op/tegen zijn hoofd/gezicht te slaan/stompen;
Zaak met parketnummer 09-298856-20 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met [kenteken 1], heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 1], gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 2], heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 2] gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 en in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-288273-21:
hij op
of omstreeks20 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op/aan het 3e Strausspad en/of de Strausslaan
, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [naam slachtoffer] door die [naam slachtoffer] vast te pakken/houden en
/of(vervolgens) die [naam slachtoffer] meermalen op/tegen zijn hoofd/gezicht te slaan/stompen;
Zaak met parketnummer 09-298856-20 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks24 oktober 2020 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland, een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 1],
heeft verworven,voorhanden
heeftgehad
, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 1],engebruik
vanheeft gemaakt, terwijl hij wist
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op
of omstreeks8 november 2020 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland, een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 2],
heeft verworven, voorhanden
heeftgehad
, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een scooter van het merk [merk scooter] met kenteken [kenteken 2]engebruik
vanheeft gemaakt, terwijl hij wist
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Het in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Het in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [naam slachtoffer], door hem meerdere keren tegen zijn hoofd te slaan. Hij heeft hierdoor niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar hem ook pijn en letsel bezorgd.
Daarnaast heeft de verdachte zich op twee verschillende momenten schuldig gemaakt aan het witwassen van een scooter, door gebruik te maken van deze scooters.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de verdachte, waaronder het meest recente rapport van 31 augustus 2023, opgemaakt in een andere strafzaak. Hieruit volgt dat er zorgen zijn op verschillende leefgebieden. Het gedrag en de houding van de verdachte wordt omschreven als zelfbepalend, het geen verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag, het niet accepteren van gezag en het weigeren van hulp of begeleiding. Er zijn zorgen over de schoolgang en de thuissituatie. Volgens rapporteur zou de verdachte baat hebben bij toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, onder meer ter ondersteuning in het voorkomen van verdere politiecontacten en hem te helpen bij het maken van de juiste keuzes.
Ten tijde van de behandeling in hoger beroep op
3 november 2022 heeft de verdachte ter zake van het hem verweten openlijk geweld verklaard dat hij er spijt van heeft dat het zo is gelopen. Hierop heeft het hof de mogelijkheid van mediation bij de verdachte en het slachtoffer beproefd, hetgeen heeft geresulteerd in een geslaagde mediation. Het hof heeft kennis genomen van de Slotovereenkomst Mediation in Strafzaken d.d. 25 november 2022. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen voor hetgeen is voorgevallen en heeft zijn spijt betuigd aan het slachtoffer. Voorts hebben de verdachte en het slachtoffer afspraken gemaakt voor de toekomst. De ervaring leert dat het doorlopen en succesvol afronden van een mediationtraject zowel een slachtoffer als een verdachte zodanig recht kan doen, wat niet altijd via het reguliere strafrecht kan worden bereikt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Mede gelet op het hiervoor aangehaalde rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin door rapporteur zorgen worden geuit, ziet het hof – anders dan de vordering van de advocaat-generaal - aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden van een meldplicht bij de jeugdreclassering en het hebben en behouden van zinvolle dagbesteding.
Vordering tot schadevergoeding [naam slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [naam slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-288273-21 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij - conform het oordeel van de rechtbank – tot een bedrag van € 2.000, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 bewezenverklaarde. Voor wat betreft de gestelde achteruitgang in het zichtvermogen van het slachtoffer stelt het hof vast dat het causaal verband tussen de openlijke geweldpleging en de oogproblemen onvoldoende is aangetoond en dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om de benadeelde partij de gelegenheid te geven alsnog met een onderbouwing te komen.
Voorts is gebleken dat het slachtoffer pijn heeft ervaren door het jegens hem toegepaste openlijk geweld, waardoor de vordering zich, gebruik makend van de schattingsbevoegdheid - naar maatstaven van billijkheid en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegewezen - leent voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 750,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer].
Het hof zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen. Het hof houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraken af te wijken.
Vordering tot schadevergoeding [naam benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [naam benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.578,76.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu naar het oordeel van het hof niet is komen vast te staan, dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 1 bewezenverklaarde, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 557,77.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij - conform het oordeel van de rechtbank – tot een bedrag van € 577,77, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 551,19 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden. De vordering zal derhalve voor dat deel worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof tot op heden begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 551,19 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Het hof zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen. Het hof houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraken af te wijken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover nog aan het oordeel van dit hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 en in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 en in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 (veertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.

stelt als bijzondere voorwaarden:

-dat de veroordeelde zich zal melden bij Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zolang en zo vaak de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding, zoals onderwijs en/of stage en/of werk.
Geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [naam slachtoffer]ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-288273-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op nul (0) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 augustus 2020.
Verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [benadeelde partij 2]ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 551,19 (vijfhonderdeenenvijftig euro en negentien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-298856-20 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 551,19 (vijfhonderdeenenvijftig euro en negentien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op nul (0) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 november 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong, mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.C. Bruining, in bijzijn van de griffier mr. C. Rietdijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2023.