ECLI:NL:GHDHA:2023:320

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
2200276420
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake oplichting met valse hoedanigheid en misbruik van vertrouwen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 september 2015. De verdachte, geboren op 17 september 1980 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van oplichting, zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de verdachte in eerste instantie niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad heeft deze beslissing vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van oplichting, waarbij de verdachte zich valselijk voordeed als bonafide ondernemer en kredietwaardige partij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn gedragingen een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd, wat heeft geleid tot de afgifte van goederen en diensten door verschillende slachtoffers. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet in alle gevallen voldoende bewijs aanwezig was om tot een veroordeling te komen. De verdachte is vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar is wel veroordeeld voor één feit van oplichting, waarbij hij een schoonmaaksysteem ter waarde van € 10.310,66 heeft verkregen door zich voor te doen als een legitieme ondernemer.

De strafmaat is vastgesteld op een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, [slachtoffer 6], ter hoogte van € 8.471,21. Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een milder oordeel over de strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002764-20
Parketnummers: 09-820279-13 en 09-144797-15
Datum uitspraak: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 september 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op 17 september 1980,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Ter terechtzitting in eerste aanleg zijn de zaken onder parketnummer 09-820279-13 en parketnummer 09-144797-15 gevoegd. Het hof zal - omwille van de leesbaarheid van het arrest – gebruikmaken van een doorlopende nummering van de gevoegde behandelde zaken met inachtneming van de door de rechtbank aangebrachte volgorde.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. parketnummer 09-820279-13)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 21 mei 2013 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 16.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door gebruik te maken van een pinpas met pincode (horende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer]), tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was en/of geen toestemming had, in elk geval door gebruik te maken van een valse sleutel;
2. ( parketnummer 09-820279-13)
hij op of omstreeks 17 mei 2013 te Rijswijk met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere schoonmaakartikelen (met een waarde van in totaal 651,75 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam Schoonmaakbedrijf de Gouden Emmer BV te Den Hoorn) en/of op naam van Schoonmaakbedrijf de Gouden Emmer BV een factuur laten opstellen welke hij, verdachte, niet betaald heeft, waardoor [bedrijfsnaam 1] en/of [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2013 tot en met 7 oktober 2013 te Rijswijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk meerdere schoonmaakartikelen (met een waarde van in totaal 651,75 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als koper (op factuur/rekening), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3. ( parketnummer 09-820279-13)
hij op of omstreeks 14 april 2013 te Aalsmeer met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en/of drinken (met een totale waarde van 500 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam Schoonmaakbedrijf de Gouden Emmer BV te Den Hoorn) en/of op naam van Schoonmaakbedrijf de Gouden Emmer BV een factuur/rekening laten opstellen welke hij, verdachte, niet betaald heeft, waardoor [bedrijfsnaam 2] en/of [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4. ( parketnummer 09-820279-13)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2012 tot en met 21 augustus 2012 te 's-Gravenhage (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en/of drinken en/of sigaretten (met een totale waarde van 259,65 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam Hoveniersbedrijf F&B te 's-Gravenhage) en/of de afspraak gemaakt met [bedrijfsnaam 3] en/of [slachtoffer 4] dat hij, verdachte, de openstaande rekening(en) (via de bankrekening van Hoveniersbedrijf F&B) zou overmaken naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 3] en/of [slachtoffer 4] (wat hij, verdachte, niet heeft gedaan), waardoor [bedrijfsnaam 3] en/of [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5. ( parketnummer 09-820279-13)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 augustus 2012 tot en met 25 september 2012 te 's-Gravenhage en/of te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten één of meerdere limousinerit(ten) (met een totale waarde van 1245 euro), in elk geval van enige dienst, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam Hoveniersbedrijf F&B te 's-Gravenhage) en/of op naam van Hoveniersbedrijf F&B één of meerdere factu(u)r(en) laten opstellen welke hij, verdachte, niet betaald heeft, waardoor [bedrijfsnaam 4] en/of [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6. ( parketnummer 09-820279-13)
hij op of omstreeks 12 juni 2013 te Boven-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 6] en/of [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een schoonmaaksysteem (met kenteken [kenteken]) (met een totale waarde van 10.310,66 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV te Schiphol-Rijk) en/of op naam van Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV een factuur laten opstellen welke hij, verdachte, niet betaald heeft (terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 6] (voor het overschrijven van het kenteken van het schoonmaaksysteem op naam van Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV) had medegedeeld dat hij, verdachte, het aankoopbedrag op de factuur reeds had overgemaakt), waardoor [bedrijfsnaam 6] en/of [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7. (parketnummer 09-820279-13)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 juni 2011 tot en met 1 november 2013 te Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of Lisse en/of Amersfoort en/of Almere, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Koninklijke KPN B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een (groot) aantal (zakelijke) gsm abonnementen (met bijbehorende gsm toestellen) (te weten ongeveer 39 abonnementen en/of 37 toestellen), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam Schoonmaakbedrijf de Gouden Emmer BV te Den Hoorn en/of Schoonmaakbedrijf De Gouden Mop Beheer BV te Den Hoorn en/of Tjerko's Holding BV te Blaricum en/of Schoonmaakspecialist Europa te 's-Gravenhage en/of Dutchees Lease Intermediair te Hilversum en/of Dutchees Cleaning Service te Almere) en/of op naam van (een van) die bedrijven dat/die (zakelijke) gsm abonnement(en) afgesloten en/of (daarbij) een bankrekeningnummer voor automatische incasso opgegeven, waardoor Koninklijke KPN B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
8. ( parketnummer 09-820279-13)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 januari 2013 tot en met 14 november 2013 te Delft en/of Bussum en/of Hilversum en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, T-Mobile heeft bewogen tot de afgifte van een (groot) aantal (zakelijke) gsm abonnementen (met bijbehorende gsm toestellen) (te weten ongeveer 17 abonnementen en/of 10 toestellen), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als bonafide ondernemer en/of kredietwaardige ondernemer (onder de naam C&G Onderhoud te 's-Gravenhage en/of Tjerko's Holding BV te Blaricum en/of Schoonmaakbedrijf De Gouden Emmer BV te Den Hoorn) en/of op naam van (een van) die bedrijven dat/die (zakelijke) gsm abonnement(en) afgesloten en/of (daarbij) een bankrekeningnummer voor automatische incasso opgegeven, waardoor T-Mobile werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
9. ( parketnummer 09-144797-15)
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 01 december 2013 in de gemeente Zandvoort, althans in Nederland, een- of meerma(a)l(en) (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] (telkens) heeft bewogen tot het verlenen van een dienst en/of tot het aangaan van een schuld (te weten schoonmaakwerkzaamheden op grond van een arbeidsovereenkomst), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als goed en/of betrouwbaar werkgever en/of
- ( daarbij) een arbeidsovereenkomst (schoonmaakwerk) met die [slachtoffer 7] aangegaan (waarin onder meer is overeengekomen dat medewerkster [slachtoffer 7] telkens voor het einde van de loonperiode uitbetaald krijgt) en/of (middels de aan die [slachtoffer 7] voorgelegde arbeidsovereenkomst) doen voorkomen dat Schoonmaakbedrijf de "Gouden Emmer BV" was gevestigd aan de Oranjelaan 20 te Den Hoorn en/of rechtsgeldig stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en/of
- ( telkens) (via de zoon van die [slachtoffer 7]) gezegd/medegedeeld/doen voorkomen dat het salaris van die [slachtoffer 7] (van juni, augustus, september, oktober en/of november 2013) zal worden overgeboekt/overgemaakt en/of dat het salaris (snel) zal worden geregeld en/of dat het salaris naar een andere/verkeerde rekening was overgeboekt en/of dat nog geen salaris was overgemaakt wegens ontbreken van een factuur en/of het salaris wordt overgeboekt als het er opstaat en/of dat het salaris nog niet is overgeboekt doordat (zijn) klanten (hem) niet betalen en/of dat hij, verdachte, geld gaat lenen bij de bank en dan (salaris) zal storten en/of dat een loonstrook aan die [slachtoffer 7] zou worden gegeven en/of aan account was gevraagd om een loonstrook te regelen, waardoor die [slachtoffer 7] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven verlening van een dienst of aangaan van een schuld;
en/of
"Schoonmaakbedrijf De Gouden Emmer B.V." en/of "De Gouden Mop Beheer B.V." in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 01 december 2013 in de gemeente Zandvoort, althans in Nederland, een- of meerma(a)l(en) (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] (telkens) heeft/hebben bewogen tot het verlenen van een dienst en/of tot het aangaan van een schuld (te weten schoonmaakwerkzaamheden op grond van een arbeidsovereenkomst), hebbende "Schoonmaakbedrijf De Gouden Emmer B.V." en/of "De Gouden Mop Beheer B.V." met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als goed en/of betrouwbaar werkgever en/of
- ( daarbij) een arbeidsovereenkomst (schoonmaakwerk) met die [slachtoffer 7] aangegaan (waarin onder meer is overeengekomen dat medewerkster [slachtoffer 7] telkens voor het einde van de loonperiode uitbetaald krijgt) en/of (middels de aan die [slachtoffer 7] voorgelegde arbeidsovereenkomst) doen voorkomen dat Schoonmaakbedrijf de "Gouden Emmer BV" was gevestigd aan de Oranjelaan 20 te Den Hoorn en/of rechtsgeldig stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en/of
- ( telkens) (via de zoon van die [slachtoffer 7]) gezegd/medegedeeld/doen voorkomen dat het salaris van die [slachtoffer 7] (van juni, augustus, september, oktober en/of november 2013) zal worden overgeboekt/overgemaakt en/of dat het salaris (snel) zal worden geregeld en/of dat het salaris naar een andere/verkeerde rekening was overgeboekt en/of dat nog geen salaris was overgemaakt wegens ontbreken van een factuur en/of het salaris wordt overgeboekt als het er opstaat en/of dat het salaris nog niet is overgeboekt doordat de klanten niet betalen en/of dat er geld geleend gaat worden bij de bank en dan (salaris) zal worden gestort en/of dat een loonstrook aan die [slachtoffer 7] zou worden gegeven en/of aan account was gevraagd om een loonstrook te regelen, waardoor die [slachtoffer 7] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven verlening van een dienst of aangaan van een schuld, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte (naam verdachte) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (naam verdachte) (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en
9 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 2], [bedrijfsnaam 5] / [bedrijfsnaam 4], [slachtoffer 6], [slachtoffer 1] en T-Mobile Netherlands B.V. en de inbeslaggenomen voorwerpen is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is op 29 september 2015 tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft bij arrest van 16 maart 2017 onder rolnummer 22-004324-15 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep. Het arrest is bij verstek gewezen.
Namens de verdachte is op 9 juli 2019 beroep in cassatie tegen het op 16 maart 2017 gewezen arrest ingesteld.
In zijn arrest van 13 oktober 2020 heeft de Hoge Raad het arrest van dit hof onder rolnummer 22-004324-15 vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Uit de akte instellen rechtsmiddel volgt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 9 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde en ter zake van het onder 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. In dit verband heeft de verdediging ten aanzien van genoemde feiten telkens naar voren gebracht dat (a) in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte handelde met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling en (b) niet bewezen kan worden dat de verdachte zich van een oplichtingsmiddel in de zin van artikel 326 Sr heeft bediend.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging kan niet worden bewezenverklaard dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening, als bedoeld in artikel 321 Sr.
Ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde heeft de raadsman aangegeven dat de verdachte erkent dat hij zich als werkgever anders had moeten gedragen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof ziet zich onder meer gesteld voor de vraag of de verdachte zich telkens ten tijde van het aangaan van een koop- dan wel dienstverlenings- of arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide en kredietwaardige ondernemer dan wel werkgever (feit 9) die wilde en zou gaan betalen.
Met het oog op het beantwoorden van die vraag zal het hof eerst het juridisch kader schetsen dat is ontleend aan de op 20 december 2016 gewezen overzichtsarresten van de Hoge Raad, te weten ECLI:NL:HR:2016:2889 en ECLI:NL:HR:2016:2892, voor zover voor de onderhavige zaak relevant.
Juridisch kader
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit
het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.(…) De in de rechtspraak wel gebruikte formulering dat een verdachte zich als een ‘bonafide’ deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Dat het bij de strafbaarstelling van oplichting gaat om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, brengt mee dat aldus niet slechts het vertrouwen wordt beschermd van die ander tegen vermogensnadeel dat hij lijdt, maar ook meer algemeen het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen. Dit laatste komt in de rechtspraak van de Hoge Raad tot uitdrukking in verschillende voor de beoordeling van het gewicht van het gehanteerde oplichtingsmiddel relevant geachte omstandigheden als: het misbruik maken van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon, het verstrekken van onbruikbare contactgegevens of het veelvuldig herhalen van identieke gedragingen in relatie tot telkens weer andere (beoogde) slachtoffers.
Opmerking – en in voorkomende gevallen aparte aandacht – verdient nog dat voor oplichting blijkens artikel 326, eerste lid, Sr is vereist dat iemand door zo een oplichtingsmiddel wordt “bewogen” tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel “beweegt” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Sr.
Oordeel van het hof
Op grond van bovengenoemde jurisprudentie concludeert het hof dat het zich – in strijd met de waarheid - presenteren als ‘bonafide’ ondernemer op zichzelf beschouwd niet doorslaggevend is voor de beoordeling of de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Ook moet blijken van voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Ten aanzien van het onder 2 primair, 3, 4, 5, 7 en 8 tenlastegelegde heeft het hof aan de hand van de ten aanzien daarvan bekende feiten en omstandigheden onvoldoende kunnen vaststellen, ook in onderlinge samenhang bezien, dat sprake is van gevallen waarin de verdachte bij de ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wilde roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, hetgeen nodig is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van oplichting.
Voorts kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de tenlastegelegde gedragingen de aangevers hebben bewogen tot afgifte van goederen of het verlenen van diensten. Dat de verdachte, door de aangevers gemaand tot betaling van de openstaande facturen, in strijd met de waarheid liet weten dat het geld was overgemaakt dan wel op zeer korte termijn zou worden overgemaakt, biedt daarvoor geen grondslag reeds omdat deze mededelingen werden gedaan na afgifte van de goederen dan wel na het verlenen van diensten en de aangevers dus niet daardoor (kunnen) zijn bewogen tot de afgifte/verlenen daarvan. Evenmin kan aan de hand van het dossier ten aanzien van die feiten worden vastgesteld dat de verdachte van begin af aan niet voornemens is geweest de rekeningen van de aangevers te betalen. Dat geldt ook voor de in de tenlastelegging genoemde gsm-abonnementen ten aanzien waarvan op grond van het dossier alleen kan worden vastgesteld dat de betaling van de abonnementen via de door de verdachte voor automatische incasso opgegeven bankrekeningnummers (vrijwel steeds) later niet mogelijk bleek. Voorts is voor een bewezenverklaring van oplichting onvoldoende de enkele omstandigheid dat de verdachte, toen de betaling van de facturen uitbleef, voor een aantal aangevers niet bereikbaar bleek op het door hem vooraf opgegeven telefoonnummer of adres. Weliswaar is mogelijk sprake van een civielrechtelijke toerekenbare tekortkoming, maar dat kan niet leiden tot het bewijs dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om zich wederrechtelijk te bevoordelen. In dit verband is nog van belang dat de wetgever niet iedere vorm van bedrog – bijvoorbeeld bestaande uit niet meer dan het doen van een onware mededeling – en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin als misdrijf binnen het bereik van het strafrecht heeft willen brengen.
Naar het oordeel van het hof is evenmin aan de orde “het herhalen van identieke gedragingen in relatie tot telkens weer andere (beoogde) slachtoffers”, omdat de tenlastegelegde gedragingen en de afgegeven goederen en diensten uiteenlopen en de aangevers uit verschillende branches afkomstig zijn.
Ook ten aanzien van het onder 9 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde is niet gebleken dat de verdachte ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst reeds wist dat hij het met de aangeefster overeengekomen salaris niet kon of zou betalen. De enkele omstandigheid dat de verdachte zich als slecht werkgever heeft gedragen, wat hij ook heeft erkend, is op zichzelf onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr.
Ten slotte is niet gebleken dat de verdachte zich ten aanzien van de hiervoor besproken feiten heeft bediend van een van de andere in artikel 326 Sr genoemde oplichtingsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening door de verdachte. Omdat tussen de verdachte en de verkopende partij een koopovereenkomst was gesloten, was de koper in beginsel gerechtigd als heer en meester over de geleverde schoonmaakmiddelen te beschikken en deze dus te gebruiken. Dat de verdachte de schoonmaakmiddelen niet heeft betaald, levert mogelijk eveneens een civielrechtelijke toerekenbare tekortkoming op, maar kan niet leiden tot het oordeel dat sprake is van verduistering, als bedoeld in artikel 321 Sr.
Het voorgaande brengt het hof ertoe de verdachte vrij te spreken van het onder 2 primair en subsidiair, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Verweren met betrekking tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen die de verdachte op 22 en 23 november 2013 bij de politie heeft afgelegd van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu de verdachte tijdens die verhoren niet is bijgestaan door een raadsman.
Het hof stelt vast dat de bewuste verklaringen uitsluitend betrekking hebben op feiten waarvan de verdachte wordt vrijgesproken. Dat maakt dat de verklaringen van de verdachte niet voor het bewijs zullen worden gebruikt. Voor zover al sprake is van enig vormverzuim, is de verdachte hierdoor dan ook niet in enig (verdedigings-)belang geschaad. Dit brengt mee dat het verweer verder geen bespreking behoeft.
De verdediging heeft voorts gesteld dat de verklaringen van de raadsvrouw tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Nu het hof die verklaringen niet voor het bewijs gebruikt, behoeft ook dat verweer verder geen bespreking.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 7 en 8 telkens een voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige gedaan.
Nu telkens niet aan de aan het verzoek verbonden voorwaarde wordt voldaan, ziet het hof geen aanleiding een beslissing te nemen over de voorwaardelijke verzoeken van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 juni 2013 te Boven-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal
, in elk geval in Nederland,met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid
en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[bedrijfsnaam 6] en/of [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een schoonmaaksysteem (met kenteken 80-WJ-VZ) (met een totale waarde van 10.310,66 euro),
in elk geval van enig goed,hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/ofin strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide ondernemer en
/ofkredietwaardige ondernemer (onder de naam Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV te Schiphol-Rijk)
en/of op naam van Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV een factuur laten opstellen welke hij, verdachte, niet betaald heeft (terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 6] (voor het overschrijven van het kenteken van het schoonmaaksysteem op naam van Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV) had medegedeeld dat hij, verdachte, het aankoopbedrag op de factuur reeds had overgemaakt
), waardoor [bedrijfsnaam 6] en/of [slachtoffer 6]
werd(en)bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde
Het hof stelt op grond van de stukken in het dossier het volgende vast.
Op 20 maart 2014 heeft aangever [slachtoffer 6] tegen de verdachte aangifte gedaan van oplichting. [slachtoffer 6] is eigenaar van eenmanszaak [bedrijfsnaam 6], gevestigd aan de [adres 1] te Boven-Leeuwen. Het bedrijf levert schoonmaakproducten, voornamelijk aan schoonmaakbedrijven.
In april 2013 is [slachtoffer 6] in contact gekomen met de verdachte die hem vertelde dat hij eigenaar was van schoonmaakbedrijf “De Gouden Mop Beheer B.V.”. Na het eerste contact heeft [slachtoffer 6] het register van de Kamer van Koophandel geraadpleegd en geconstateerd dat het bedrijf stond geregistreerd onder de naam “De Gouden Mop Beheer B.V.” en dat het was gevestigd op een adres te Schiphol-Rijk. Vanaf het eerste contact heeft de verdachte verschillende, relatief goedkope, schoonmaakartikelen van [slachtoffer 6] gekocht. De verdachte heeft deze telkens contant betaald.
Op verzoek van de verdachte heeft [slachtoffer 6] begin juni 2013 een offerte opgemaakt voor een schoonmaaksysteem. Het systeem kostte € 10.310,66. De verdachte is akkoord gegaan met de prijs en de levering.
Op 12 juni 2013 heeft de verdachte tegen [slachtoffer 6] gezegd dat hij het bedrag van de factuur had overgemaakt. Vervolgens zijn zij naar het postkantoor gegaan om het schoonmaaksysteem, waarvan de aanhangwagen was voorzien van een kenteken, over te schrijven op naam van de verdachte. [slachtoffer 6] is ervan uitgegaan dat de verdachte de waarheid sprak, anders zou hij het schoonmaaksysteem niet hebben overgeschreven.
Later die dag heeft [slachtoffer 6] echter gemerkt dat het factuurbedrag niet op zijn zakelijke bankrekening was bijgeschreven.
Vanaf die dag heeft [slachtoffer 6] diverse malen, hetzij telefonisch, hetzij via de WhatsApp, contact met de verdachte gezocht om hem te vragen wanneer de betaling zou worden voldaan. De verdachte heeft telkens een ander excuus opgegeven voor het uitblijven van die betaling.
Uit het dossier volgt voorts dat het bedrijf “De Gouden Mop Beheer B.V.” op 13 februari 2013 is opgericht en dat de activiteiten zijn gestaakt per 30 mei 2013, dus voorafgaande aan de levering van de schoonmaakmachine. De verdachte was de enige aandeelhouder van het bedrijf.
Op grond van hetgeen hierboven is vastgesteld, concludeert het hof dat [slachtoffer 6] door de valse hoedanigheid van bonafide en kredietwaardige ondernemer (onder de naam Schoonmaakbedrijf de Gouden Mop Beheer BV) en de mededeling van de verdachte dat hij het volledige factuurbedrag reeds had overgemaakt, is bewogen tot het overschrijven van het schoonmaaksysteem op naam van de verdachte. Daarmee heeft de verdachte misbruik gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon, te weten dat indien iemand (in naam van een bedrijf) stelt dat de aankoopprijs reeds is voldaan, ervan wordt uitgegaan dat zonder risico (deels) niet betaald te worden, kan worden overgegaan tot levering. Dat de verdachte op dat moment al de intentie had om het factuurbedrag niet te voldoen, leidt het hof af uit het gebruik van de valse hoedanigheid in combinatie met het zowel voorafgaand aan de levering als daarna (telkens) in strijd met de waarheid stellen dat het aankoopbedrag al (deels) was overgemaakt, terwijl vervolgens telkens bleek dat er geen betaling was verricht. Dat sprake is van een geval waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wilde roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken (waardoor [slachtoffer 6] ook is bewogen tot afgifte/levering van het schoonmaaksysteem) baseert het hof in het bijzonder op de eerdergenoemde (en voorafgaand aan de overschrijving gedane) mededeling dat de factuur reeds was betaald, alsmede op de omstandigheid dat het bewuste bedrijf van de verdachte per 30 mei 2013 zijn activiteiten reeds had gestaakt, terwijl de factuur voor het schoonmaaksysteem op 12 juni 2013 is verzonden naar het adres van het toen al niet meer bestaande bedrijf “De Gouden Mop Beheer B.V.”, welk adres kennelijk was opgegeven door de verdachte.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat de verdachte geen aannemelijke (hem ontlastende) verklaring heeft gegeven voor de hiervoor besproken voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [slachtoffer 6].
Dit brengt mee dat het verweer van de verdediging in zoverre wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:

oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting. Door zich valselijk voor te doen als bonafide en kredietwaardige ondernemer heeft hij het slachtoffer bewogen tot afgifte van een schoonmaaksysteem met een waarde van ruim € 10.000,-. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had gesteld ernstig geschaad. Bovendien heeft hij het slachtoffer financieel nadeel berokkend.
Persoonlijke omstandigheden
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 januari 2023 is de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Afweging ten aanzien van de straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit is het hof van oordeel dat niet met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf kan worden volstaan.
Het hof heeft geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.
Op 22 november 2013 is de verdachte in verzekering gesteld. Ter terechtzitting in eerste aanleg van
8 september 2015 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgehad, waarna op 22 september 2015 vonnis is gewezen.
Namens de verdachte is op 29 september 2015 hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Op 29 december 2015, derhalve binnen de daartoe gestelde termijn, zijn de stukken van het geding bij de griffie van dit hof binnengekomen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 16 maart 2017 is de zaak bij verstek behandeld en afgedaan. Namens de verdachte is op 9 juli 2019 tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld, terwijl niet blijkt dat tenminste eenmaal per jaar is getracht de verstekmededeling aan de verdachte te betekenen.
Bij arrest van 13 oktober 2020 heeft de Hoge Raad het op 16 maart 2017 gewezen arrest van dit hof vernietigd en de zaak teruggewezen.
De inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 24 januari 2023, waarna op 7 februari 2023 arrest wordt gewezen.
Gelet op hetgeen hierboven is vastgesteld, concludeert het hof dat de behandeling van de zaak na de eerste uitspraak in hoger beroep en vervolgens ook gedurende de tweede appelprocedure niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als hierboven bedoeld. Ook wat betreft de totale duur van het proces is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof zal de overschrijding(en) van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat.
Het hof zal aan de verdachte daarom in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan dertig dagen voorwaardelijk, welke straf het hof onder de hiervoor in overweging genomen omstandigheden in beginsel passend en geboden acht, een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan tweeënveertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren opleggen.
Beslag
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat omtrent de op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen overeenkomstig het vonnis dient te worden beslist.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van alle op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst vermelde inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben na te melden personen zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van na te melden tenlastegelegde feiten tot na te melden bedragen:
- [ [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van € 17.713,12, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [ [bedrijfsnaam 2] als gevolg van het onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 500,-;
- [ [bedrijfsnaam 3] en/of [slachtoffer 4] als gevolg van het onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [ [bedrijfsnaam 5] / [bedrijfsnaam 4] als gevolg van het onder 5 tot een bedrag van € 1.245,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [ [slachtoffer 6] als gevolg van het onder 6 tenlastegelegde tot een bedrag van € 10.260,66;
- T-Mobile Netherlands B.V. als gevolg van het onder 8 tenlastegelegde tot een bedrag van € 40.076,80.
In hoger beroep zijn de vorderingen van de benadeelde partijen T-Mobile en [slachtoffer 1] aan de orde tot de in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedragen. De vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 2], [slachtoffer 6] en [bedrijfsnaam 5] zijn in hoger beroep aan de orde tot de in eerste aanleg toegewezen bedragen van respectievelijk € 471,70, € 10.260,66 en € 1.174,53. De vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 3] is in hoger beroep gematigd tot een bedrag van € 259,65.
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 2], [slachtoffer 6] en T-Mobile op het standpunt gesteld dat die overeenkomstig het vonnis dienen te worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 3] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat die vordering betrekking lijkt te hebben op een ander feit dan het onderhavige. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de advocaat-generaal geen standpunt ingenomen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 2], [bedrijfsnaam 3],[bedrijfsnaam 5]
, T-Mobile en [slachtoffer 1]
Het hof zal de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 2], [bedrijfsnaam 3], [bedrijfsnaam 5] en T-Mobile niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat die vorderingen betrekking hebben op feiten waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is in hoger beroep niet meer aan de orde, nu de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft in eerste aanleg is vrijgesproken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 6]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij [slachtoffer 6] zijn vordering verminderd tot een bedrag van € 8.471,21 (€ 10.260,66 minus BTW en minus de latere betaling van € 50,00). Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij [slachtoffer 6] genoegzaam aangetoond dat tot een bedrag van
€ 8.471,21 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 8.471,21 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
42 (tweeënveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van alle op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.471,21 (achtduizend vierhonderdeenenzeventig euro en eenentwintig cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6], ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.471,21 (achtduizend vierhonderdeenenzeventig euro en eenentwintig cent)als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
77 (zevenenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Verklaart de benadeelde partijen [bedrijfsnaam 2], [bedrijfsnaam 3], [bedrijfsnaam 5] /[bedrijfsnaam 4] en T-Mobile niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partijen in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L. Frenkel,
mr. E.C. van Veen en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.