ECLI:NL:GHDHA:2023:306

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
200.293.574/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van dossiers door Veilig Thuis; ontvankelijkheid en recht op wissing van persoonsgegevens onder de AVG

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van [geïntimeerde] tot vernietiging van dossiers van Veilig Thuis. De zaak betreft de ontvankelijkheid van deze verzoeken en het recht op wissing van persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Veilig Thuis, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.K.M.T. Rongen, was appellante in principaal hoger beroep en verweerster in incidenteel hoger beroep. De rechtbank had eerder verzoeken van [geïntimeerde] toegewezen, maar het hof oordeelde dat deze verzoeken niet ontvankelijk zijn. Het hof stelde vast dat de ex-partner van [geïntimeerde] gehoord moest worden over de verzoeken, en dat de verzoeker zelf geen toestemming had gegeven voor het verstrekken van het procesdossier aan zijn ex-partner. Hierdoor kon het hof niet beslissen over de verzoeken van [geïntimeerde].

Het hof concludeerde dat de AVG van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens door Veilig Thuis en dat [geïntimeerde] geen recht heeft op wissing van zijn gegevens, omdat de verwerking rechtmatig was en noodzakelijk voor de uitvoering van de taken van Veilig Thuis. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2021 voor zover daarbij verzoeken van [geïntimeerde] zijn toegewezen en verklaarde hem niet-ontvankelijk in die verzoeken. Veilig Thuis heeft verklaard de proceskosten te dragen, waardoor er geen kostenveroordeling aan [geïntimeerde] werd opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.293.574/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank : C/10/607286 / HA RK 20-1168
Beschikking van 3 februari 2023
in de zaak van
Stichting Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Veilig Thuis,
advocaat: mr. A.K.M.T. Rongen te Rotterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: geen.

1.Procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het tussenarrest van dit hof van 13 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
 het e-mailbericht van [geïntimeerde] aan het hof van 11 oktober 2022, met bijlage;
 het e-mailbericht van het hof aan [geïntimeerde] van 22 november 2022, met afschrift aan Veilig Thuis;
 het e-mailbericht van Veilig Thuis aan het hof van 28 november 2022, waarin zij meedeelt dat zij op 19 oktober 2022 herziene meldingen ontving van de regionale politie-eenheid Rotterdam naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2022 en dat zij deze herziene meldingen heeft verwerkt in haar registratiesysteem;
 het e-mailbericht van [geïntimeerde] aan het hof van 18 december 2022, met bijlage;
 het e-mailbericht van Veilig Thuis aan het hof van 6 januari 2023, met bijlage, waarin Veilig Thuis reageert op het hiervoor genoemde bericht van [geïntimeerde] van 18 december 2023.

2.De verdere beoordeling

Niet-ontvankelijkheid verzoeken
2.1
Bij het tussenarrest van 13 september 2022 heeft het hof geoordeeld dat de ex-partner van [geïntimeerde] moet worden gehoord over het verzoek van [geïntimeerde]. Het hof heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld aan te geven of hij de procedure wil voortzetten met het horen van zijn ex-partner.
2.2
Bij zijn berichten van 11 oktober 2022 en 18 december 2022 heeft [geïntimeerde] het hof meegedeeld dat hij geen toestemming geeft om het procesdossier aan zijn ex-partner te verstrekken. Zoals het hof heeft gemeld in zijn bericht van 22 november 2022, kan het hof pas beslissen over de verstrekking van de procesdossiers nadat de ex-partner is opgeroepen, zij in de procedure is verschenen en zij de gelegenheid heeft gehad te reageren op het bezwaar van [geïntimeerde] tegen de verstrekking van de procesdossiers. Gelet op het feit dat i) [geïntimeerde] er zelf van uitgaat dat zijn ex-partner in de procedure zal verschijnen en het procesdossier zal willen inzien, en ii) het hof [geïntimeerde] heeft meegedeeld dat hij er rekening mee moet houden dat het hof zijn bezwaar tegen de verstrekking van het procesdossier niet of niet volledig zal kunnen honoreren, begrijpt het hof dat [geïntimeerde] de procedure onder deze omstandigheden niet wil voortzetten. Zoals het hof al heeft overwogen in het tussenarrest, brengt dat mee dat het hof de beschikking van de rechtbank moet vernietigen voor zover de verzoeken van [geïntimeerde] daarbij zijn toegewezen en dat het hof, opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] niet-ontvankelijk moet verklaren in die verzoeken, omdat deze niet kunnen worden behandeld zonder de ex-partner in de gelegenheid te stellen haar zienswijze naar voren te brengen.
2.3
In het midden kan blijven of de wijziging van het verzoek die [geïntimeerde] heeft voorgesteld bij zijn bericht van 18 december 2022 in strijd is met de twee-conclusie-regel of de goede procesorde. Het gewijzigde verzoek verandert namelijk niet het voorgaande oordeel. Ook een verwijdering van gegevens uit het eerste dossier is namelijk niet mogelijk zonder de ex-partner in de gelegenheid te stellen haar zienswijze te geven, omdat de gegevens uit dat dossier mede betrekking hebben op haar.
2.4
Ten overvloede zal het hof hierna toelichten dat ook om inhoudelijke redenen de verzoeken van [geïntimeerde] (grotendeels) niet toewijsbaar zijn.
AVG van toepassing
2.5
Niet in geschil is dat de dossiers [nummer 1] en [nummer 2] persoonsgegevens van [geïntimeerde] bevatten en dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) [1] van toepassing is op de verwerking van die gegevens door Veilig Thuis.
2.6
Zoals het hof hierna aan de hand van de verschillende mogelijke gronden voor wissing van persoonsgegevens zal toelichten, heeft [geïntimeerde] op basis van artikel 17 AVG geen recht op wissing van die gegevens en bestaat er dus geen grond tot vernietiging van dossier [nummer 1] en verwijdering van bepaalde gegevens uit dossier [nummer 2].
Geen onrechtmatige verwerking
2.7
Krachtens artikel 17, lid 1, AVG heeft [geïntimeerde] het recht op wissing van zijn persoonsgegevens wanneer een van de in dat artikel beschreven gevallen van toepassing is, waaronder het geval dat de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt (artikel 17, lid 1, sub e AVG).
2.8
Op grond van artikel 6, lid 1, AVG is de verwerking van persoonsgegevens door Veilig Thuis alleen rechtmatig indien en voor zover aan tenminste een van de in die bepaling genoemde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat de gegevensverwerking door Veilig Thuis noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang in de zin van artikel 6, lid 1, sub e AVG.
2.9
Op grond van artikel 6, lid 3, AVG moet de rechtsgrond voor een in artikel 6, lid 1, sub e AVG bedoelde verwerking worden vastgesteld bij Unierecht of lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke, in dit geval dus Veilig Thuis, van toepassing is. De rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens door Veilig Thuis is vastgesteld bij artikel 5.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo), dat bepaalt dat Veilig Thuis bevoegd is tot het verwerken van persoonsgegevens ten behoeve van de goede vervulling van haar taken, bedoeld in artikel 4.1.1, leden 2 en 3, Wmo.
2.1
De verwerking van bepaalde soorten gegevens, zoals gegevens betreffende strafbare feiten, moet vanwege de gevoelige aard van die gegevens voldoen aan strengere eisen dan de hiervoor genoemde algemene voorwaarden van artikel 6 AVG. Op grond van artikel 10 AVG mogen gegevens betreffende strafbare feiten alleen worden verwerkt onder toezicht van de overheid of indien de verwerking is toegestaan bij Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden. De genoemde dossiers bevatten gegevens over de aangifte van huiselijk geweld die de ex-partner van [geïntimeerde] tegen [geïntimeerde] heeft gedaan. Deze gegevens moeten worden aangemerkt als gegevens betreffende strafbare feiten in de zin van artikel 10 AVG. De verwerking van die gegevens door Veilig Thuis is toegestaan bij artikel 5.1.6, lid 2, Wmo, dat bepaalt dat Veilig Thuis bevoegd is persoonsgegevens, waaronder gegevens over huiselijk geweld of kindermishandeling, te verwerken van personen die betrokken zijn bij huiselijk geweld of kindermishandeling, indien i) uit een melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling kan worden afgeleid, en ii) de verwerking noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken van Veilig Thuis, bedoeld in artikel 4.1.1, lid 2, Wmo.
2.11
Naar het oordeel van het hof is in dit geval voldaan aan het eerstgenoemde vereiste van artikel 5.1.6, lid 2, Wmo dat uit de eerste zorgmelding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld is af te leiden. Daarvoor is voldoende dat in de eerste zorgmelding staat dat de ex-partner aangifte van mishandeling heeft gedaan tegen [geïntimeerde] en er in deze procedure geen informatie beschikbaar is die de door de ex-partner gestelde feiten weerlegt. Dat er geen informatie beschikbaar is die de door de ex-partner gestelde feiten weerlegt, staat niet ter discussie. [geïntimeerde] geeft uitdrukkelijk aan dat hij het vermoeden niet kan weerleggen.
2.12
Naar het oordeel van het hof is ook voldaan aan het tweede vereiste van artikel 5.1.6, lid 2 Wmo en, voor zover het gaat om andere gegevens dan gegevens over strafbare feiten, het vereiste van artikel 5.1.6, lid 1, Wmo dat de verwerking noodzakelijk is te achten voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, lid 2 of lid 3, Wmo. Een van die taken is het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling in de zin van artikel 4.1.1, lid 2, sub a Wmo. Voor de uitoefening van die taak is het noodzakelijk dat Veilig Thuis meldingen waaruit redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld is af te leiden, zoals de eerste zorgmelding, en daarmee verband houdende persoonsgegevens verwerkt.
2.13
De noodzaak tot verwerking van de gegevens over de eerste zorgmelding is, anders dan [geïntimeerde] betoogt, niet komen te vervallen op het moment dat Veilig Thuis besloot geen (verder) onderzoek te doen naar de daarin gemelde feiten en dossier [nummer 1] te sluiten. De verwerking van die gegevens is namelijk niet alleen noodzakelijk voor het doen van onderzoek naar de eerste zorgmelding en het nemen van stappen op basis van die melding, zoals het bieden van professionele hulp. Zoals Veilig Thuis terecht heeft opgemerkt, kunnen gegevens over een zorgmelding ook relevant zijn voor de beoordeling van latere meldingen, omdat een opeenstapeling van meldingen aanleiding kan geven tot meer onderzoek of verdergaande stappen dan de meldingen afzonderlijk beschouwd rechtvaardigen. De wettelijke taak van Veilig Thuis om te fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling brengt daarom naar het oordeel van het hof mee dat het noodzakelijk is dat Veilig Thuis de gegevens over een melding in beginsel bewaart na sluiting van het dossier.
2.14
Ook voor de melding over de aangifte van huiselijk geweld door de ex-partner van [geïntimeerde] geldt dat de wettelijke taak van Veilig Thuis als meldpunt voor vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling meebrengt dat Veilig Thuis de gegevens over die melding in de dossiers [nummer 1] en [nummer 2] bewaart. Zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld, is uit die melding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld af te leiden. Het feit dat een dergelijke melding is gedaan, kan voor Veilig Thuis aanleiding vormen voor meer onderzoek of verdergaande stappen als er nieuwe meldingen bijkomen. Die situatie heeft zich ook al voorgedaan. Het feit dat de eerste zorgmelding was gedaan, heeft meegewogen bij het besluit van Veilig Thuis om het wijkteam in te schakelen toen de tweede zorgmelding over [geïntimeerde] en zijn ex-partner bij Veilig Thuis binnenkwam. Op eenzelfde manier kunnen gegevens over de eerste zorgmelding noodzakelijk zijn voor de goede beoordeling van eventuele toekomstige meldingen. Daarbij weegt mee dat er nog maar circa vier jaar is verstreken sinds die melding en het conflict tussen [geïntimeerde] en zijn ex-partner nog niet of niet volledig tot een einde is gekomen.
2.15
Dat de politie en Veilig Thuis geen of hooguit beperkt onderzoek hebben gedaan naar aanleiding van de in de eerste zorgmelding beschreven aangifte door de ex-partner van [geïntimeerde] en dat de politie en Veilig Thuis [geïntimeerde] niet hebben geïnformeerd en gehoord over die aangifte, over de eerste zorgmelding en over het aanmaken van dossier [nummer 1], kan niet leiden tot een ander oordeel. Dat gebrek aan onderzoek en informatie impliceert dat (de informatie over) de eerste zorgmelding uitsluitend of voornamelijk is gebaseerd op de verklaring van de ex-partner van [geïntimeerde]. Dat gegeven onderstreept dat de daarin door de ex-partner gestelde en door [geïntimeerde] betwiste feiten niet zonder meer bewezen kunnen worden geacht. Zoals Veilig Thuis aanvoert, zijn voor de uitvoering van haar wettelijke taak niet alleen gegevens over bewezen gevallen van huiselijk geweld relevant, maar is het voor die uitvoering ook noodzakelijk meldingen vast te leggen en te bewaren waaruit alleen redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld kan worden afgeleid. Zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld, is daarvan in dit geval sprake.
2.16
Het betoog van [geïntimeerde] dat Veilig Thuis onjuiste gegevens heeft vastgelegd in de twee dossiers, zoals de onjuiste vermelding dat hem een ‘woningverbod’ zou zijn opgelegd, kan evenmin leiden tot een ander oordeel. Voor zover sprake is van onjuiste gegevens, biedt dat feit slechts grond voor correctie van de gegevens en niet tot de verzochte vernietiging van dossier [nummer 1] en verwijdering van verwijzingen naar dossier [nummer 1] in dossier [nummer 2]. Bovendien heeft Veilig Thuis gesteld en door overlegging van het dossier laten zien dat zij de bedoelde gegevens inmiddels heeft gecorrigeerd in het overdrachtsformulier van dossier [nummer 2]. Op andere plaatsen in de dossiers was de bedoelde informatie nog wel beschikbaar ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep. Uit de door Veilig Thuis overgelegde uitdraai van de dossiers en de ter zitting door Veilig Thuis gegeven toelichting, begrijpt het hof dat op die plaatsen de inhoud werd weergegeven van de twee zorgmeldingen die de politie ten tijde van de feiten heeft gedaan. Bij e-mailbericht van 28 november 2022 heeft Veilig Thuis, met kopie aan [geïntimeerde], het hof meegedeeld dat zij op 19 oktober 2022 gecorrigeerde meldingen heeft ontvangen van de politie en dat zij deze meldingen op 25 november 2022 heeft vervangen in dossiers [nummer 1] en [nummer 2] zodat de gecorrigeerde meldingen nu onderdeel uitmaken van de dossiers en de oude meldingen niet meer van toepassing zijn. In reactie op die mededeling van Veilig Thuis heeft [geïntimeerde] in de bijlage bij zijn bericht van 18 december 2022 geklaagd dat voor hem uit die mededeling niet duidelijk wordt of de tekst van de oude, niet gecorrigeerde meldingen overal in beide dossiers is vervangen door de aangepaste meldingen, met inbegrip van de eigen samenvattingen van Veilig Thuis. Het hof gaat ervan uit dat Veilig Thuis de inhoud van de dossiers in ieder geval op die manier heeft aangepast dat iemand die daar nu kennis van zou nemen met het oog op de vraag wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot [geïntimeerde], zijn ex-partner en hun zoon, zal uitgaan van de herziene meldingen. Er bestaat ook om deze redenen geen grond voor het opleggen van een bevel aan Veilig Thuis tot correctie van de weergave van de zorgmeldingen. Of de dossiers op andere punten onjuiste gegevens bevatten, kan in het midden blijven, gelet op de niet-ontvankelijkheid van de verzoeken.
2.17
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat het bewaren van de gegevens over de eerste zorgmelding in de dossiers [nummer 1] en [nummer 2] niet onrechtmatig is en dat [geïntimeerde] dus niet op grond van artikel 17, lid 1, sub e AVG recht heeft op wissing van die gegevens. Als [geïntimeerde] heeft bedoeld te betogen dat de gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins zijn verwerkt in de zin van artikel 17, lid 1 sub a AVG, strandt dat betoog op vergelijkbare gronden. Uit het voorgaande volgt namelijk dat het bewaren van gegevens over de eerste zorgmelding nog nodig is voor het doeleinde waarvoor Veilig Thuis die gegevens verwerkt.
Geen wettelijke wisplicht
2.18
Veilig Thuis hoeft de gegevens ook niet te wissen om te voldoen aan een in het Nederlands recht neergelegde wettelijke verplichting in de zin van artikel 17, lid 1 sub e AVG. Op grond van artikel 5.3.5, lid 1, Wmo moet Veilig Thuis weliswaar persoonsgegevens binnen drie maanden na een verzoek van de betrokkene vernietigen, maar op grond van lid 2 van die bepaling geldt die verplichting niet voor zover het verzoek persoonsgegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang kan zijn voor een ander dan de verzoeker. Naar het oordeel van het hof is dat laatste het geval ten aanzien van de ex-partner van [geïntimeerde]. Zoals het hof hiervoor heeft geoordeeld, kan uit die eerste zorgmelding redelijkerwijs een vermoeden van huiselijk geweld tegen die ex-partner worden afgeleid en kan een dergelijke melding reden zijn voor verdergaand onderzoek of het bieden van professionele hulp aan [geïntimeerde] en haar als er in de toekomst nieuwe meldingen over hen bij Veilig Thuis zouden binnenkomen. Dat is van aanmerkelijk belang voor de ex-partner, mede gelet op het feit dat, zoals het hof hiervoor heeft opgemerkt, er nog maar circa vier jaar is verstreken sinds de eerste zorgmelding en dat het conflict tussen [geïntimeerde] en zijn ex-partner nog niet of niet volledig tot een einde is gekomen.
Geen gegrond bezwaar
2.19
Er bestaat ook geen recht op wissing krachtens artikel 17, lid 1 sub c AVG. Op grond van die bepaling heeft [geïntimeerde] recht op wissing als de betrokkene overeenkomstig artikel 21, lid 1, AVG bezwaar maakt tegen de verwerking en er geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking zijn of betrokkene bezwaar maakt tegen verwerking overeenkomstig artikel 21, lid 2, AVG. Artikel 21, lid 2, AVG heeft betrekking op direct marketing en is dus niet aan de orde in deze zaak. Krachtens artikel 21, lid 1, AVG heeft de betrokkene het recht om vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaar te maken tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens op basis van artikel 6, lid 1, sub e of f AVG. Die bepaling is in dit geval wel van toepassing, want de verwerking van de persoonsgegevens van [geïntimeerde] door Veilig Thuis is, zoals het hof hiervoor heeft geoordeeld, gebaseerd op een taak van algemeen belang in de zin van artikel 6, lid sub e AVG. Ervan uitgaande dat het verzoek van [geïntimeerde] in deze zaak mede moet worden opgevat als bezwaar tegen die gegevensverwerking vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen (zoals ook de rechtbank lijkt te hebben gedaan), moet Veilig Thuis die gegevens wissen tenzij er prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking zijn. Naar het oordeel van het hof zijn die gronden hier aanwezig, namelijk het hiervoor door het hof vastgestelde aanmerkelijke belang van de ex-partner van [geïntimeerde] bij bewaring van de gegevens.
Overige gronden niet van toepassing
2.2
Ten slotte bestaat er ook geen recht op wissing op de overige in artikel 17, lid 1, AVG genoemde gronden. De gegevensverwerking berust niet op toestemming als bedoeld in artikel 17, lid 1, sub a AVG en houdt ook geen verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij in de zin van artikel 17, lid 1, sub f AVG.
Conclusie
2.21
De conclusie is dat het hoger beroep van Veilig Thuis slaagt en dat dat van [geïntimeerde] niet slaagt. Daarom zal het hof de beschikking van de rechtbank vernietigen voor zover daarbij verzoeken van [geïntimeerde] zijn toegewezen.
2.22
Veilig Thuis heeft uitdrukkelijk verklaard dat zij haar eigen proceskosten zal dragen en dat het niet nodig is [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep te veroordelen. Het hof zal mede daarom een proceskostenveroordeling achterwege laten.

3.Beslissing

Het hof:
3.1
vernietigt de tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2021 voor zover daarbij verzoeken van [geïntimeerde] zijn toegewezen, en, opnieuw rechtdoende, verklaart [geïntimeerde] niet-ontvankelijk in die verzoeken;
3.2
verklaart [geïntimeerde] niet-ontvankelijk in de verzoeken die hij in hoger beroep voor het eerst naar voren heeft gebracht.
Deze beschikking is gewezen door mrs. P.H. Blok, A. Dupain en H.M.H. Speyart van Woerden en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming),