ECLI:NL:GHDHA:2023:2940

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
22-003634-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van oplichting met valse hoedanigheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van oplichting, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. De tenlastelegging betrof het aannemen van een valse naam en hoedanigheid om medewerkers van [bedrijf 1] te bewegen tot de afgifte van cv-ketels en radiatoren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als een medewerker van [bedrijf 2], een vaste klant van [bedrijf 1]. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] tot schadevergoeding van € 11.769,82 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003634-21
Parketnummer: 10-229404-21
Datum uitspraak: 11 januari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 december 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteland] op [geboortedatum],
BRP-adres:[woonadres],[woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
Primair
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 te Schiedam en/of Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (medewerkers van de) [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een of meer cv-ketels en/of radiatoren, door
  • Telefonisch een of meer cv-ketels en/of radiatoren te (laten) bestellen, en/of
  • Bij de bestelling(en) van die cv-ketel(s) en/of radiatoren onbevoegd gebruik te maken van de naam van de Firma [bedrijf 2] te [plaats]en/of de naam van de Firma[bedrijf 3], althans van gegevens van een ander/van derden, en/of
  • Het (bij de bestellingen) aannemen van een valse hoedanigheid, te weten van (een medewerker van) de Firma [bedrijf 2] te [plaats]en/of de Firma[bedrijf 3], althans van een vaste klant van de [bedrijf 1]en/of van een beschikkingsbevoegde afnemer van de goederen, en/of
  • Voornoemde bestellingen van cv-ketels en/of radiatoren op naam van de Firma [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] onbevoegd op te halen bij een vestiging van de [bedrijf 1], en/of
  • Zich daarbij voor te doen als een medewerker van de Firma [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], dan wel zich daarbij voor te doen als een persoon die namens de Firma [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] bevoegd is tot het ophalen van voornoemde bestelling en/of - bij het ophalen van de bestelling van voornoemde cv-ketels en/of radiatoren gebruik te maken van een valse (voor)naam);
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 te Gouda en/of Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk één of meer cv-ketels en/of radiatoren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende hadden meegekregen onder gehoudenheid om voornoemde goederen achteraf te betalen, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders aldus anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
Hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 9 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 te Schiedam en
/ofGouda,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,meermalen
althans eenmaal(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(medewerkers van de
)[bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
tot afgifte
van een of meercv-ketels en
/ofradiatoren, door
  • Telefonisch een of meer cv-ketels en/of radiatoren te (laten) bestellen, en/of
  • Bij de bestelling(en) van die cv-ketel(s) en/of radiatoren onbevoegd gebruik te maken van de naam van de Firma [bedrijf 2] te [plaats]en/of de naam van de Firma [bedrijf 3], althans van gegevens van een ander/van derden, en/of
  • Het
  • Voornoemde bestellingen van cv-ketels en
  • Zich daarbij voor te doen als een medewerker van de Firma [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], dan welzich daarbij voor te doen als een persoon die
    namens de Firma [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3]bevoegd is tot het ophalen van voornoemde bestelling
    en/of bij het ophalen van de bestelling van voornoemde cv-ketels en/of radiatoren gebruik te maken van een valse (voor)naam).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere (bewijs)overwegingen
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota, betwist dat er sprake is van oplichting. In het bijzonder heeft de raadsman aangevoerd dat geen causaal verband bestaat tussen het oplichtingsmiddel en het afgeven van goederen.
Het hof stelt voorop dat het er bij het oplichtingsmiddel ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’, in de kern om gaat of het handelen van de verdachte ertoe heeft geleid dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen omtrent diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken opzettelijk in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte het in strijd met de waarheid deed voorkomen dat hij in opdracht van de firma [bedrijf 2], een vaste klant van de [bedrijf 1], door die firma bestelde goederen ophaalde. Alleen hierdoor is (het personeel van) de [bedrijf 1] ertoe bewogen die goederen aan hem af te geven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van [bedrijf 1], een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte [bedrijf 1] financieel nadeel toegebracht. De verdachte heeft zich bij het plegen van het onderhavige feit kennelijk uitsluitend laten leiden door geldelijk gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de benadeelde.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een vermogensfeit en een andersoortig misdrijf. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.769,82. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in verband met de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsman heeft de hoogte van de vordering betwist. Hij heeft aangevoerd dat van het in de aangifte genoemde (lagere) bedrag moet worden uitgegaan.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde. Het hof stelt vast dat het gevorderde bedrag van € 11.769,82 blijkt uit de pakbonnen, die de benadeelde partij bij haar vordering heeft gevoegd. Naar het oordeel van het hof is in de vordering voldoende toegelicht hoe de afwijking ten opzichte van de aangifte tot stand is gekomen, namelijk door de overgang naar een ander (technisch) systeem. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 11.769,82 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V.

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.769,82 (elfduizend zevenhonderdnegenenzestig euro en tweeëntachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 1] B.V., ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.769,82 (elfduizend zevenhonderdnegenenzestig euro en tweeëntachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die kan worden toegepast bij niet (volledige betaling), op ten hoogste 93 (drieënnegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 augustus 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. A. de Lange en mr. C. Reijntjes-Wendenburg, in bijzijn van de griffier mr. E.G. Ouwens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 januari 2023.
mr. A. de Lange en mr. C. Reijntjes-Wendenburg zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.