Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Edrie Rekreatie B.V.,
A.P.R. Management en Beleggingen B.V.,gevestigd te Eersel,
1.Het verdere procesverloop na verwijzing
Ter gelegenheid van de comparitie zijn nog de volgende stukken in het geding gebracht:
- de akte mondelinge behandeling van Edrie c.s.;
- de pleitnota van mr. Van der Leeuw namens ABN AMRO.
2.De verdere beoordeling in hoger beroepRechtsstrijd na verwijzing
Welke informatie heeft ABN AMRO verstrekt?
a. Edrie heeft door ondertekening van de kredietovereenkomst op 19 juni 2007 verklaard dat zij een exemplaar van de ABD en ook de brochure OTC-derivatentransacties van ABN AMRO heeft ontvangen (tussenarrest rov. 4 onder (iii)).
b. In rov. 4 van het tussenarrest zijn onder (vi), (vii) en (viii) relevante bepalingen van de ABD weergegeven. Daarin is uiteengezet in welke gevallen ABN AMRO lopende transacties onmiddellijk tussentijds kan beëindigen en dat ABN AMRO dan een direct opeisbaar bedrag vaststelt dat bij wijze van vergoeding van geleden verlies en gederfde winst verschuldigd is. In de brochure OTC-derivatentransacties is eveneens medegedeeld dat voortijdige beëindiging van een derivatentransactie (zoals een renteswap) aanzienlijke kosten kan meebrengen (tussenarrest rov. 4 onder (ix)).
c. Tijdens het gesprek tussen partijen op 19 juni 2007 heeft ABN AMRO aan Edrie voorlichting gegeven over renteswaps in de vorm van een PowerPointpresentatie met een mondelinge toelichting (tussenarrest rov. 4 onder (iv)). Als belangrijk, nadelig, kenmerk vermeldt slide 9 het in rekening brengen van een negatieve waarde bij tussentijdse beëindiging. Ook overigens wordt op die slide op risico’s gewezen.
mededelingsplichtafhankelijk zijn, kan immers ook de informatie behoren die de bank verkrijgt door nakoming van haar
zorgplichtof van haar
verplichtingen uit een adviesrelatie.
Causaal verband
Overigens lijken Edrie c.s. inmiddels weer te zijn teruggekomen van hun standpunt dat Edrie/[bestuurder] absoluut voor een lening met een vaste rente had gekozen; in hun laatste akte (onder 22) stellen zij immers: ‘Maximaal had zij mogelijk (!) gekozen voor een rentecap omdat dit zou kunnen naderen aan de vaste rente die Edrie reeds kende (…).’
Edrie c.s. voeren in hoger beroep aan, onder verwijzing naar het door hen overgelegde rapport van Zeta Finance (productie 1 bij memorie van grieven), dat in geval van een tussentijdse beëindiging van een vastrentende lening, de beëindigingsvergoeding (boeterente) zou zijn uitgekomen op € 80.077, in plaats van het door ABN AMRO berekende bedrag van € 217.158. Bovendien volgt hieruit dat, anders dan ABN AMRO stelt, Edrie met een vastrentende lening beter af zou zijn geweest dan met een renteswap, waarvoor zij immers een beëindigingsvergoeding van € 168.500 heeft moeten betalen, aldus Edrie c.s.
ABN AMRO betwist de juistheid van de berekening door Zeta Finance en handhaaft haar eigen berekening. Volgens ABN AMRO valt uit het rapport van Zeta Finance niet te herleiden hoe zij tot die berekening is gekomen.
Het hof overweegt dat dit verwijt hooguit aan de orde komt als geoordeeld wordt dat ABN AMRO in het licht van de omstandigheden toentertijd in redelijkheid Edrie heeft mogen adviseren een variabel rentende lening (in plaats van een vast rentende lening) aan te gaan. Ervan uitgaande dat Edrie ook in dat geval het risico van een stijgende rente heeft willen afdekken, zal aan de alsdan te benoemen deskundige worden voorgelegd de vraag of onder die omstandigheden ABN AMRO in redelijkheid heeft mogen adviseren hiertoe een renteswap af te sluiten, of dat, alle omstandigheden in aanmerking nemende, waaronder de financieringslast in verhouding tot de financiële positie van Edrie, in redelijkheid, in plaats daarvan, het afsluiten van een rentecap had moeten worden geadviseerd.
Wettelijke (handels)rente
houdt iedere verdere beslissing aan.