ECLI:NL:GHDHA:2023:288

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
200.318.490/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige kinderen naar [stad 1]. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Spooren, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, dat was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.L.W. Weerts, verzet zich tegen de verhuizing en heeft zijn eigen verzoek tot bekrachtiging van de eerdere beschikking ingediend. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de huidige woonsituatie van de ouders en de minderjarigen, en de afspraken die in het ouderschapsplan zijn vastgelegd. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege haar werk en de onmogelijkheid om een geschikte woning in [stad 2] te vinden. De vader heeft echter betwist dat er een noodzaak voor de verhuizing bestaat en heeft zijn zorgen geuit over de impact van de verhuizing op de minderjarigen, vooral op [minderjarige 1], die al worstelt met haar geestelijke gezondheid. Het hof heeft de belangen van de minderjarigen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing naar [stad 1] in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder geen vervangende toestemming voor de verhuizing heeft gekregen en de zorgregeling ongewijzigd blijft. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.318.490/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-2124
zaaknummer rechtbank : C/01/382175
beschikking van de meervoudige kamer van 22 februari 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.M. Spooren te Vught ,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.L.W. Weerts te Breda.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Den Bosch,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer: hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 27 september 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Bij verwijzingsbeschikking van 20 oktober 2022 heeft het hof te ’s-Hertogenbosch de zaak in stand waarin die zich op dat moment bevond verwezen naar dit hof ter verdere behandeling.
2.3
De vader heeft op 12 december 2022 een verweerschrift ingediend.
2.4
Voorts zijn bij het hof ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 6 december 2022, met bijlage, ingekomen op 7 december 2022;
- een brief van de zijde van de vader van 22 december 2022, met bijlage, ingekomen op 29 december 2022;
- een e-mail van de zijde van de moeder van 28 december 2022, met bijlagen.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met de hierna te minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de raad: mevrouw [vertegenwoordiger raad] .
De advocaat van de moeder heeft het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitaantekeningen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2008, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2013, hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2017, hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
3.3
De ouders hebben samen het gezag over de minderjarigen.
3.4
Partijen hebben in het ouderschapsplan van 20 oktober 2020 afgesproken dat de minderjarigen eenmaal in de twee weken van vrijdag 12.30 uur tot maandag 12.00 uur en op dinsdag na school bij de vader in de echtelijke woning verblijven.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen te verhuizen naar [stad 1] en om de minderjarigen in te schrijven om een (middelbare) school in [stad 1] of omgeving, alsmede om de zorgregeling te wijzigen, afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt het hof bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
1. de moeder vervangende toestemming te verlenen - welke toestemming die van de vader vervangt - om met de minderjarigen te verhuizen naar [stad 1] ;
2. de moeder vervangende toestemming te verlenen - welke toestemming die van de vader vervangt - om [minderjarige 1] in te schrijven op een middelbare school in [stad 1] (of omgeving) en om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven op een basisschool in [stad 1] (of omgeving);
3. de zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 20 oktober 2020 en vastgelegd in de beschikking van de Rechtbank Overijssel van 20 november 2020, te wijzigen en als volgt vast te stellen:
- de minderjarigen verblijven bij de vader eenmaal in de twee weken van vrijdag na school tot zondagavond 19.00 uur waarbij, primair. de vader de minderjarigen op vrijdagmiddag uit school
haalt en, het hof begrijpt, de moeder de minderjarigen op zondagavond om 19.00 uur bij de vader terugbrengt, subsidiair, de moeder de minderjarigen op vrijdag na school naar de vader brengt en de moeder de minderjarigen op zondag om 19.00 uur bij de vader ophaalt;
- de minderjarigen verblijven gedurende de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen bij de vader;
- in overleg kunnen de minderjarigen in de vakanties extra dagen bij de vader verblijven en daarnaast zijn extra weekenden bespreekbaar.
Kosten rechtens.
4.3
De vader verzet zich daartegen. Hij verzoekt het hof, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking, al dan niet onder verbetering van gronden, te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Overweging vooraf
5.1
Het hof overweegt als volgt. De moeder woont inmiddels in [stad 1] . De minderjarigen verblijven op dit moment feitelijk bij de vader in [stad 2] . De vader heeft na de bestreden beschikking de rechtbank onder meer verzocht de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen en de zorgregeling, zoals opgenomen in het ouderschapsplan, te wijzigen. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat [minderjarige 1] ingeschreven zal worden op het adres van vader. De rechtbank heeft het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aangehouden in afwachting van de onderhavige beslissing van dit hof en partijen doorverwezen naar een mediator. Partijen zijn een voorlopige zorgregeling overeengekomen, waarbij [minderjarige 1] één weekend per twee weken na het voetballen op zaterdag door de moeder zal worden opgehaald en op zondag naar de vader teruggebracht zal worden. Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn partijen overeengekomen dat zij drie van de vier weken in het weekend bij de moeder verblijven van vrijdag na school tot zondagavond, waarbij de moeder [minderjarige 2] en [minderjarige 3] haalt en brengt en daarnaast op woensdag, waarbij de moeder hen op donderdagochtend naar school brengt.
Vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarigen
Standpunten betrokkenen
5.2
De moeder is van mening dat de rechtbank haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen te mogen verhuizen naar [stad 1] ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert daartoe onder meer het navolgende aan. De moeder is van mening dat haar belangen bij een verhuizing met de minderjarigen naar [stad 1] zwaarder wegen dan de belangen van de minderjarigen en de vader bij afwijzing van het verzoek van de moeder. De moeder handhaaft haar standpunt dat er sprake is van een noodzaak om te verhuizen naar [stad 1] . Zij heeft de verhuizing goed doordacht en voorbereid. Partijen zijn sinds 2 december 2020 gescheiden. De moeder heeft altijd de intentie gehad om in [stad 2] of omgeving te blijven wonen, maar het is haar - ondanks het feit dat zich daartoe tot het uiterste heeft ingespannen – niet gelukt in [stad 2] of omgeving een passende en betaalbare woning te vinden. Het ontslag van de moeder stond een overname van de echtelijke woning in de weg. De moeder staat te kort ingeschreven bij een woningbouwvereniging om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Een huurwoning in de vrije sector kan de moeder zich financieel niet veroorloven. Aangezien de tijd begon te dringen - de echtelijke woning is in maart 2022 verkocht en in juni 2022 geleverd - heeft de moeder in mei 2022 het aanbod van haar huidige (huur)woning in [stad 1] aanvaard. Op 13 juni 2022 is zij met haar nieuwe partner in de nieuwe woning getrokken. Het is de moeder tot op de dag van vandaag nog steeds niet gelukt om in [stad 2] of omgeving een huurwoning te vinden. De woning in [stad 1] voldoet aan alle eisen voor een gezin met drie kinderen en biedt zicht op een recht van eerste koop. Het netwerk van de moeder bevindt zich in [stad 1] en omgeving. De moeder is voor haar werk overgeplaatst van [stad 3] naar [stad 4] , in verband met sluiting van het filiaal in [stad 3] . Dat is gebeurd in de zomer van 2021, derhalve nog voor de verhuizing naar [stad 1] . In diezelfde periode heeft de moeder een relatie gekregen met haar huidige partner. Die relatie is inmiddels bestendig gebleken. Volgens de moeder behoeft de zorgregeling nauwelijks te worden aangepast als de minderjarigen in [stad 1] komen wonen. De moeder heeft voorgesteld dat de minderjarigen in dat geval eenmaal in de twee weken van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijven en daarnaast in ieder geval gedurende de helft van alle vakanties. Het is voor de moeder ook bespreekbaar dat de minderjarigen drie weekenden per maand bij de vader in [stad 2] verblijven. De moeder is bovendien bereid het halen en brengen voor haar rekening te nemen of de vader tegemoet te komen in de extra reiskosten. De moeder heeft de vader ingelicht over haar verhuisplannen en meermaals het overleg met hem gezocht, ook over de zorgregeling, maar de vader staat daar niet voor open. De moeder heeft er wel vertrouwen in dat de verstoorde communicatie tussen haar en de vader weer kan worden hersteld. De communicatie in het verleden is immers altijd goed geweest. Voor co-ouderschapregeling staat de moeder echter niet meer open. De moeder is zich ervan bewust dat [minderjarige 1] moeite heeft met een verhuizing. De moeder is echter van mening dat [minderjarige 1] flexibel genoeg is om een verhuizing naar [stad 1] aan te kunnen en daar weer snel een nieuwe vriendenkring op te bouwen. Bovendien kan [minderjarige 1] in de weekenden dat ze bij haar vader in [stad 2] is, het contact met haar vrienden en voetbalteam in [stad 2] onderhouden. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn nog jong en nog niet geworteld in [stad 2] ; zij vinden het leuk om te verhuizen naar [stad 1] en naar een andere school gaan, aldus de moeder.
5.3
De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd weersproken. De vader betwist dat aan de zijde van moeder de noodzaak bestond om te verhuizen, althans niet naar [stad 1] . De vader betwist ook dat de verhuizing door de moeder goed is doordacht en voorbereid. Volgens de vader heeft de moeder zich onvoldoende ingespannen om een woning in [stad 2] of omgeving te vinden en heeft zij woningen die zij wel kon krijgen op onjuiste gronden afgewezen. Over de woon-werk afstand van de moeder merkt de vader op dat toen de moeder nog in de voormalige echtelijke woning in [stad 2] woonde, het voor haar geen enkele belemmering was om voor haar werk naar [stad 4] te rijden. De vader ziet niet in waarom dat nu anders zou zijn. Bovendien werkt de moeder als vertegenwoordiger en heeft zij geen vaste standplaats in [stad 4] , maar is zij veel naar klanten onderweg. De vader merkt daarbij nog op dat een deel van het netwerk van de moeder in de omgeving van [stad 2] ligt. Bovendien beschikt de vader inmiddels over eigen woonruimte en is hij in staat en bereid extra zorgtaken voor de minderjarigen op zich te nemen als dat voor de moeder helpend is. De vader betwist dat hij niet met de moeder in gesprek wil gaan, maar zijn voorkeur is en blijft dat de minderjarigen in [stad 2] blijven wonen. Dat is in hun belang en ook altijd de afspraak tussen partijen geweest. Het voorstel van de moeder met betrekking tot de zorgreling, is voor de vader niet aanvaardbaar. De vader wil graag bij het dagelijks leven van de minderjarigen betrokken blijven en dat is niet meer mogelijk bij een verhuizing naar [stad 1] , vanwege de grote afstand. De vader kan de minderjarigen dan alleen nog maar in de weekenden zien. Daar komt de (belasting van de) reistijd nog bovenop. Volgens de vader willen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [stad 2] blijven wonen. [minderjarige 3] is nog te jong om zich zelfstandig een mening te vormen. De vader maakt zich grote zorgen over [minderjarige 1] . Zij heeft enorme moeite heeft met het feit dat de ouders inmiddels ver uit elkaar wonen en ook slechter met elkaar zijn gaan communiceren. De vader benadrukt het zwaarwegende belang voor de minderjarigen om bij elkaar te blijven en samen op te groeien in de omgeving waar zij geworteld zijn, met de beide ouders in hun nabijheid. Ten aanzien van [minderjarige 1] geldt bovendien dat zij voetbalt op hoog niveau en een basisplaats bij de plaatselijke voetbalclub in [stad 2] heeft. Ook [minderjarige 2] wil graag lid worden van dezelfde voetbalvereniging als zijn zus.
5.4
De raad heeft ter zitting verklaard dat hij de indruk heeft dat de huidige impasse tussen de ouders veel druk op de minderjarigen legt. De minderjarigen verkeren in een loyaliteitsconflict. De onderlinge band tussen de minderjarigen lijkt sterk. Zij ondervinden steun aan elkaar. De raad acht het in het belang van de minderjarigen dat zij in [stad 2] blijven wonen. Het ligt volgens de raad op de weg van de moeder om in het belang van de minderjarigen een andere beslissing te nemen en te proberen haar leven weer in [stad 2] op te bouwen.
Oordeel van het hof
5.5
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.6
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, de schoolkeuze van het kind en de hoofdverblijfplaats van het kind, zodanige beslissingen te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste rechtspraak volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.7
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
 de noodzaak om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
 de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
 de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.8
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om met de minderjarigen te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt. Het hof overweegt als volgt.
5.9
Het hof komt naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, tot het oordeel dat alle belangen tegen elkaar afwegend het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [stad 1] te mogen verhuizen, door de rechtbank terecht is afgewezen. Hetgeen de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan de beschikking neemt het hof over na eigen weging en waardering. Het hof laat daarbij in het midden of de vader voldoende voor overleg met de moeder heeft open gestaan na verkoop van de voormalig echtelijke woning. In aanvulling op hetgeen de rechtbank heeft overwogen, overweegt het hof als volgt.
5.1
Het hof is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat er voor haar een objectief te billijken noodzaak bestond om te verhuizen naar [stad 1] . Naar het oordeel van het hof heeft de moeder er onvoldoende blijk van gegeven dat zij alles op alles heeft gezet om een woning in [stad 2] of omgeving te vinden. Uit hetgeen de moeder daar zelf over heeft verklaard, leidt het hof af zij op voorhand bepaalde opties heeft uitgesloten: zo wil(de) de moeder geen woning in [stad 2] of omgeving kopen (ook niet samen met haar huidige partner) en ook geen éénjarig huurcontract aangaan, omdat ze dat te onzeker vond. Daarnaast heeft de moeder ervoor gekozen om niet in een flat te gaan wonen (daar waar de vader dit wel heeft gedaan en nog steeds doet). Het hof heeft ook in aanmerking genomen het korte tijdsbestek dat de moeder voor haar zoektocht heeft uitgetrokken. De moeder heeft de woning in [stad 1] in mei 2022 geaccepteerd, nog geen twee maanden nadat de echtelijke woning is verkocht.
5.11
Ten aanzien van [minderjarige 1] geldt naar het oordeel van het hof een extra contra-indicatie. Niet in geschil is dat het op dit moment niet goed gaat met de geestelijke gezondheid van [minderjarige 1] (die zichzelf beschadigt). [minderjarige 1] staat op de wachtlijst voor passende hulp. De voorzitter heeft met [minderjarige 1] in raadkamer gesproken. Uit dat gesprek is duidelijk geworden dat [minderjarige 1] niet van gedachten is veranderd; zij wil (pertinent) niet verhuizen naar [stad 1] , omdat zij sterk geworteld is in [stad 2] , waar zij naar school gaat, vrienden heeft en lid is van de voetbalvereniging waar zij op hoog niveau voetbalt. Het hof acht het niet reëel (en onder de huidige omstandigheden ook niet verantwoord) om van [minderjarige 1] te verlangen dat zij zich losmaakt van haar sociale leven in [stad 2] om vervolgens in [stad 1] helemaal opnieuw te moeten beginnen. Het hof acht het ook niet reëel om - zoals de moeder redeneert - ervan uit te gaan dat het voor [minderjarige 1] mogelijk is om in het geval van een verhuizing naar [stad 1] haar sociale leven in [stad 2] tijdens de weekenden bij de vader op dezelfde wijze als nu het geval is voort te zetten. Verder weegt het hof het belang van de drie minderjarigen om gezamenlijk op te groeien zwaar mee. Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot [minderjarige 1] is overwogen is dit alleen mogelijk indien de minderjarigen alle drie in [stad 2] of directe omgeving verder kunnen opgroeien.
5.12
Het voorgaande betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen. Gelet hierop behoeft de beslissing omtrent de schoolkeuze met betrekking tot de minderjarigen geen bespreking meer.
5.13
Het hof hecht er wel aan om partijen - in het bijzonder de moeder - nog het navolgende mee te geven. Het hof acht het in het belang van de minderjarigen dat zij samen opgroeien en vooral met de beide ouders in hun nabijheid. De minderjarigen zijn dat gewend en hebben daar ook (dringend) behoefte aan. Ook de raad heeft ter zitting voor dit belang van de minderjarigen aandacht gevraagd. Het hof doet daarom een beroep op de moeder om haar voornemen om zich definitief in [stad 1] te vestigen en dus niet naar (de omgeving) van [stad 2] terug te keren, in heroverweging te nemen.
5.14
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
5.15
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.M.A.J. Bollen, J.M. van de Poll en J.A. van Kempen, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2023.