ECLI:NL:GHDHA:2023:2856

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
22-001099-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake vernieling van eigendom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 14 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren te 's-Gravenhage, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een deur en het bijbehorende kozijn, dat toebehoorde aan een ander. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 5 oktober 2021 te Waddinxveen. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, en de strafbeschikking die eerder was uitgevaardigd, was vernietigd. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder straf of maatregel. Het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd hoefde te worden, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast diende de verdachte een schadevergoeding van € 1.845,00 te betalen aan de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces. Het hof verwierp het beroep op eigen schuld van de benadeelde partij en oordeelde dat de schadevergoeding volledig moest worden toegewezen. De wettelijke rente over het schadebedrag werd vastgesteld vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001099-22
Parketnummer: 09-268257-21
Datum uitspraak: 18 september 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te ‘s-Gravenhage op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
Ter zake van het tenlastegelegde is aanvankelijk een strafbeschikking aan de verdachte uitgevaardigd.
De verdachte heeft tegen die strafbeschikking verzet ingesteld.
Door de politierechter is de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en is de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Waddinxveen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur (en/of het bijbehorende kozijn), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde schuldig verklaard zal worden zonder oplegging van straf of maatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 oktober 2021 te Waddinxveen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur
(en
/ofhet bijbehorende kozijn
),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [naam bedrijf]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
,enbeschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een deur en het kozijn van die deur. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van een ander.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2023 waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder dat enige straf of maatregel wordt opgelegd. Het hof is van oordeel dat met oplegging van enige straf geen redelijk strafrechtelijk doel meer wordt gediend.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 1.845,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.845,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu er sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij. Subsidiair heeft hij bepleit de vordering te matigen tot een bedrag van € 585,56.
Het hof verwerpt het beroep van de raadsman op eigen schuld in de zin van art. 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. Ook als uitgegaan wordt van de lezing van de verdachte omtrent het ontstaan van de schade – welke lezing erop neerkomt dat de schade mede kon ontstaan doordat het slachtoffer de deur aan de klink dichthield toen de verdachte het pand wilde verlaten - is het hof van oordeel dat de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de wederzijdse fouten en de verdere omstandigheden eist dat de vergoedingsplicht van de verdachte geheel in stand blijft. Uit het dossier, in het bijzonder ook de eigen verklaring van de verdachte, komt immers genoegzaam naar voren dat de verdachte er meteen voor heeft gekozen met zijn volle gewicht de weg naar buiten te forceren. Hij spreekt daarbij zelf over “een lompe actie” waarover hij verder zegt: “(ik) dacht (..) ik maak dan deur zelf wel open” en “het was zwaar gewicht tegen de deur aan en die heeft niet zo veel nodig”.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aan de hand van de zich in het dossier bevindende foto’s, de door haar overgelegde offerte en de ter terechtzitting door haar directeur gegeven nadere toelichting afdoende aangetoond dat de door haar geleden materiële schade € 1.845,00 beloopt en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.845,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 31 december 2021, geregistreerd onder CJIB-nummer 7132542004621300.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.845,00 (duizend achthonderdvijfenveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.845,00 (duizend achthonderdvijfenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 oktober 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, mr. J.A. van Dorp en mr. R.K. Pijpers, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 september 2023.