In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 14 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren te 's-Gravenhage, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een deur en het bijbehorende kozijn, dat toebehoorde aan een ander. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 5 oktober 2021 te Waddinxveen. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, en de strafbeschikking die eerder was uitgevaardigd, was vernietigd. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder straf of maatregel. Het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd hoefde te worden, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast diende de verdachte een schadevergoeding van € 1.845,00 te betalen aan de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces. Het hof verwierp het beroep op eigen schuld van de benadeelde partij en oordeelde dat de schadevergoeding volledig moest worden toegewezen. De wettelijke rente over het schadebedrag werd vastgesteld vanaf de datum van het delict.