Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van 20 december 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een e-mailbericht van de van 14 maart 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum,
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw [tolk] , tolk in de Servische taal;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en mevrouw [tolk] , tolk in de Servische taal.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- te bepalen dat de man gehouden is een bijdrage in de kosten van levensonderhoud bij maandelijkse vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen per datum inschrijving echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand ad € 5.000,- bruto per maand, althans € 3.200,- bruto per maand, althans € 2.904,- bruto per maand, althans een zodanige bijdrage en ingangsdatum die het hof juist acht;
- het initiële verzoek van de man tot het vaststellen van een gebruikersvergoeding af te wijzen;
- te bepalen dat de woning aan de [adres] aan de man wordt toebedeeld tegen de huidige waarde, welke waarde wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van 2 taxaties van 2 verschillende door partijen aan te wijzen makelaars, althans tegen een nader te bepalen waarde die wordt vastgesteld door een door partijen gezamenlijk aan te wijzen deskundige, althans door een door het hof aan te wijzen deskundige, waarna toedeling en levering van de woning aan de man plaatsvindt uiterlijk binnen 3 maanden na inschrijving echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, althans binnen een door het hof in goede justitie vast te stellen termijn, waarbij de vrouw wordt ontslagen uit de op de woning rustende hypothecaire geldlening onder gelijktijdige voldoening van de door de man aan de vrouw uit te keren overwaarde, waarbij geldt dat voor zover de man niet in staat is de woning binnen 3 maanden na inschrijving echtscheiding, dan wel de door het hof vast te stellen termijn, toegescheiden kan krijgen, de woning verkocht wordt aan een derde, middels een door de vrouw aan te wijzen makelaar, althans een door beide partijen of uw gerechtshof aangewezen makelaar, wiens bindend advies doorslaggevend is bij onenigheid over een vraag- en laatprijs, waarbij de dan te realiseren overwaarde na voldoening van de makelaarslasten bij helfte wordt gedeeld.
- aangifte IB 2017, 2018, 2019, 2020, 2021;
- loonstroken uit elk voornoemd kalenderjaar;
- ziektekosten polis 2022 en betalingsbewijs daarvan;
- 3 recente loonstroken 2022;
- betalingsbewijs rente en aflossing lening en restant saldo lening (volgens beschikking aangegaan in 2019 € 11.000,-);
- huurovereenkomst waaruit einde huurperiode of opzeggingsmogelijkheden blijken;
- inkomensgegevens van de moeder van het kind/nieuwe partner van de man om de behoefte van het kind vast te kunnen stellen, alsook het aandeel daarin naar draagkracht van de ouders van het kind.
- de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de woning, de gebruiksvergoeding en de partneralimentatie af te wijzen en de bestreden beschikking op deze punten te bekrachtigen;
- de vrouw in haar verzoek voorlopige voorzieningen en het verzoek op grond van artikel 843a Rv niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze verzoeken af te wijzen.
- te bepalen dat de woning aan [adres] wordt toegedeeld aan de man, zonder nadere verrekening met de vrouw of betaling van enig bedrag aan de vrouw door de man (dan wel verkoop aan een derde waarbij de volledige opbrengst toekomst aan de man);
- te bepalen dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor de aflossing van de lening van € 11.000,- en dat de man voor het deel dat hij meer dan de helft heeft afgelost, een regresvordering heeft op de vrouw;
- te bepalen dat de vrouw aan de man dient te betalen de door hem betaalde kosten van de huishouding vanaf 1 januari 2019.