ECLI:NL:GHDHA:2023:2851

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
22-000952-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van arrestantenverzorger in verkrachtingszaak door inconsistenties in verklaringen van aangeefster

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, een arrestantenverzorger, was beschuldigd van verkrachting en ontucht met een vrouwelijke arrestant in haar cel. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken, waarna de officier van justitie hoger beroep aantekende. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich richtte op de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster.

Het hof concludeert dat de verklaringen van de aangeefster op verschillende essentiële punten inconsistent zijn en niet betrouwbaar. Er was onvoldoende ander bewijs in het dossier om de verdachte te veroordelen. De aangeefster had op verschillende momenten tegenstrijdige verklaringen afgelegd, en het hof kon niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten feiten.

Daarom heeft het hof de vrijspraak van de verdachte bevestigd. De advocaat-generaal had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, maar het hof oordeelde dat zonder de onbetrouwbare verklaringen van de aangeefster er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft de uitspraak op een openbare zitting gedaan, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000952-22
Parketnummers: 10-775006-20
Datum uitspraak: 6 september 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te Leerdam op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 augustus 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, iemand, te weten [naam slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het zich laten pijpen door die [naam slachtoffer], althans het brengen en houden van zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of het brengen en houden van zijn, verdachtes, vingers op en in de vagina van die [naam slachtoffer];
het geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid bestaande uit het: - vastpakken en uittrekken van de slip van die [naam slachtoffer]
- slaan op de billen van die [naam slachtoffer]
- betasten van de billen en de (blote) borsten van die [naam slachtoffer]
- ( proberen te) zoenen van die [naam slachtoffer]
- vastpakken van het hoofd van die [naam slachtoffer]
- tegen haar zeggen dat zij hem geil maakte
- uit de broek halen van zijn, verdachtes, penis
- bewegen van het hoofd van die [naam slachtoffer] naar zijn, verdachtes penis
- ( vervolgens) zich laten pijpen door die [naam slachtoffer], althans zijn penis in de mond te laten nemen/stoppen door/van die [naam slachtoffer]
- klaar te komen / te ejaculeren in de mond van die [naam slachtoffer] - terwijl die [naam slachtoffer] op dat moment als politiegedetineerde, in elk geval als ingeslotene op het politiebureau aan zijn, verdachtes, waakzaamheid als arrestantenverzorger was toevertrouwd en/of aan zijn gezag was onderworpen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 augustus 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, terwijl hij werkzaam was in dienst van de Politie Eenheid Rotterdam als arrestantenverzorger, in elk geval als ambtenaar, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer], die als politiegedetineerde, in elk geval als ingeslotene op het politiebureau, aan verdachtes waakzaamheid was toevertrouwd en/of verdachtes gezag was onderworpen, immers heeft hij toen aldaar
- de slip van die [naam slachtoffer] vastgepakt en uitgetrokken,
- op de billen van die [naam slachtoffer] geslagen
- de billen en de (blote) borsten van die [naam slachtoffer] betast
- zijn, verdachtes, vingers op en in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en gehouden
- die [naam slachtoffer] gezoend, althans geprobeerd te zoenen
- het hoofd van die [naam slachtoffer] vastgepakt
- tegen haar gezegd dat zij hem geil maakte
- zijn, verdachtes, penis uit de broek gehaald
- het hoofd van die [naam slachtoffer] bewogen naar zijn, verdachtes penis
- ( vervolgens) zich laten pijpen, althans zijn penis in de mond laten nemen/gestopt door/van die [naam slachtoffer]
- klaargekomen / geëjaculeerd in de mond van die [naam slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een verbod tot contact met [naam slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, ook niet ten aanzien van de in hoger beroep gehandhaafde vordering van de benadeelde partij. Wel zal het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden verbeteringen in de vrijspraakmotivering aanbrengen.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster voldoende consistent over het gebeurde heeft verklaard en dat haar verklaringen in voldoende mate ondersteund worden door andere bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich – overeenkomstig de overgelegde en in het strafdossier gevoegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster als ongeloofwaardig terzijde moeten worden geschoven, nu haar verklaringen op verschillende – essentiële – punten inconsistent of onjuist zijn gebleken, en het dossier overigens onvoldoende bewijsmiddelen bevat.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn, mede in het licht van de in de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Op grond van het dossier kan vastgesteld worden dat de aangeefster in de nacht van 11 op 12 augustus 2020 verbleef in een politiecel op het politiebureau Doelwater in Rotterdam en dat de verdachte die bewuste nacht dienst had als arrestantenverzorger. De verdachte is die nacht negen keer de cel van aangeefster binnengegaan, hetgeen te zien is op de camerabeelden. Aangeefster heeft vervolgens op 19 augustus 2020 aangifte gedaan van verkrachting, dan wel aanranding door de verdachte.
Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat de verklaringen van aangeefster over wat er de nacht van 11 op 12 augustus 2020 precies in haar cel is gebeurd op specifieke punten inconsistent zijn en onjuist zijn. Dat is ook ter terechtzitting in hoger beroep gebleken.
Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Aangeefster heeft op of kort na 12 augustus 2020 tegenover haar advocaat verklaard dat de verdachte avances richting haar maakte en dat hij haar betast had bij haar billen en borsten. Later, tijdens het informatieve gesprek op 19 augustus 2020 heeft aangeefster verklaard dat de verdachte met zijn vinger in haar vagina is geweest, dat hij vervolgens aan zijn vinger rook en deze aflikte. In haar aangifte – twee uur later – is aangeefster hierop teruggekomen en heeft zij verklaard dat het een foutje van haar was dat ze had verklaard dat de verdachte aan zijn vinger rook en deze aflikte.
De omschrijving die aangeefster heeft gegeven van het geslachtsdeel van de verdachte komt op essentiële punten niet overeen met de zich daarvan in het dossier bevindende beschrijving door een forensisch arts.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangeefster verklaard dat zij haar slip altijd aan heeft gehad. Dit staat tegenover hetgeen politieambtenaren hebben verklaard, namelijk dat aangeefster op 11 augustus 2020 naakt in haar cel lag, met haar benen wijd, waardoor haar vagina te zien was. Voorts is van belang dat aangeefster ter terechtzitting in hoger beroep is teruggekomen van hetgeen zij tijdens het informatief gesprek zeden en haar aangifte had verklaard, namelijk dat de verdachte haar slip helemaal had uitgetrokken.
Het hof neemt verder in aanmerking dat de verklaring van aangeefster dat de verdachte zich door haar heeft laten pijpen, niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel in het dossier, met name ook niet door aanwezigheid van DNA-materiaal van aangeefster op de broek die de verdachte droeg.
Het DNA-materiaal dat op de slip van aangeefster is aangetroffen heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijskracht en kan derhalve niet tot steunbewijs dienen. Daarbij is voorts van belang dat het door de verdediging aangevoerde scenario, dat de verdachte de slip opzij heeft gelegd op het moment dat hij op het bed wilde gaan zitten en dat ten gevolge hiervan - al dan niet via secundaire overdracht - DNA-materiaal van de verdachte op de slip terecht is gekomen, niet kan worden uitgesloten door de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
Het hof sluit niet uit dat het contact tussen de verdachte en aangeefster verder is gegaan dan in de relatie arrestantenverzorger – arrestant passend kan worden geacht. Het dossier bevat daar wel aanwijzingen voor, gelet op de vele bezoeken van de verdachte aan de cel van aangeefster in samenhang met hetgeen aangeefster heeft verklaard. Het hof is echter van oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld wat er in de nacht van 11 op 12 augustus 2022 in de cel van aangeefster is gebeurd. De inconsistenties in de verklaringen van aangeefster doen naar het oordeel van het hof zodanig afbreuk aan de betrouwbaarheid van die verklaringen, dat deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Zonder die verklaringen bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs om buiten gerede twijfel vast te kunnen stellen dat de verdachte zich aan het tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. J.W. van den Hurk en J.A. van Dorp, in bijzijn van de griffier mr. J. Toorens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 september 2023.