Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 30 januari 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag, team kanton, van 2 januari 2023 (hierna: het vonnis);
- de memorie van grieven van [appellant], met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde], met producties.
3.Feiten
“
1.3. The Employee will be employed by the Employer in the position of Business Development Manager MENA as from May 1, 2022 or as from such later date on which the Dutch Immigration and Naturalization Service (IND) issues the work and residence permit to work as a highly skilled migrant (kennismigrant) for a maximum period of four months after May 1, 2022. If the work permit is not obtained by September 1, 2022, this Employment contract will not enter into force. (...)
“
You are employed by @1 Special Projects B.V. (Broadstreet) on the basis of a payroll agreement for a defined period of time which included an exclusive assignment to The Hague Academy of Science, Technology and Innovation B.V. This letter is to inform you that the payroll agreement will be terminated with immediate effect.(…) You informed us by email July 16, 2022 that you contacted the Client after your arrival in the Netherlands to start to work. The Client told you that they didn't want to work with you anymore. (...)The Client confirmed by email from their lawyer that they don’t want to continue working with you. This is why we have to terminate your employment during (…) the probation period. We understand that this is a huge disappointment. The Client told us that they have informed you before your departure to the Netherlands that they did not want to continue the work process with you and asked you not to come”.
“
U hebt vanaf 27 juni 2022 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De beperking van de verblijfsvergunning is ‘arbeid als kennismigrant’. (...)Daarnaast bent u per 16 juli 2022 afgemeld door “@1” special projects payroll B.V. Gelet hierop voldoet u niet meer aan de beperking waaronder uw vergunning is verleend. Ook dit vormt een reden uw vergunning in te trekken. (...)Daarom trek ik uw verblijfsvergunning in vanaf 12 oktober 2022. (...)U moet Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken verlaten”.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Volgens [appellant] had de vordering van [geïntimeerde] in kort geding niet toegewezen mogen worden omdat de door [geïntimeerde] gestelde rechtsverhouding niet bestaat althans niet voldoende aannemelijk is (grief I), [geïntimeerde] geen spoedeisend belang heeft (grief III) en er een zeer groot restitutierisico bestaat (grief IV). Daarnaast stelt [appellant] zich op het standpunt dat hij niet de juiste gedaagde partij is (grief II).
Mr. [betrokkene 1] has paid me” (memorie van grieven, rn. 35, 36 en 47). Het hof is dan ook van oordeel dat in deze procedure voldoende aannemelijk is dat de betalingen die [geïntimeerde] aan [betrokkene 1] heeft gedaan en waarvan zij de betaalbewijzen aan [appellant] stuurde, voor [appellant] bestemd waren en aan [appellant] zijn (door)betaald in het kader van de afspraak tussen [geïntimeerde] en [appellant].
145 will be the remaining payment” waarna [geïntimeerde] op 23 februari 2022 drie betaalbewijzen met een bedrag van in totaal 145.000.000 rial ten gunste van [betrokkene 2] aan [appellant] stuurt. Dit is door [appellant] niet betwist. Het hof gaat er daarom in deze procedure van uit dat (ook) het bedrag dat [geïntimeerde] aan [betrokkene 2] heeft overgemaakt, bestemd was voor en (via deze tussenpersoon) betaald is aan [appellant] in het kader van de gemaakte afspraak tussen [geïntimeerde] en [appellant].
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag, team kanton, van 2 januari 2023;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 2.709,-, en op € 173,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na datum van het arrest moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.