Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 14 februari 2023 met bijlagen, ingekomen op 15 februari 2023;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 25 augustus 2023 met bijlagen, ingekomen op 28 augustus 2023;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 11 september 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een e-mail van de zijde van de vrouw van 18 september 2023 met bijlage;
- een e-mail van de zijde van de vrouw van 21 september 2023.
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 6 maart 2023 met bijlagen, ingekomen op 7 maart 2023;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 25 augustus 2023 met bijlagen, ingekomen op 28 augustus 2023;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 11 september 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een e-mail van de zijde van de vrouw van 18 september 2023 met bijlage;
- een e-mail van de zijde van de vrouw van 21 september 2023.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat de vrouw met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurster zal zijn van de echtelijke woning aan de [adres] ;
- ten laste van de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toegekend van
- ten laste van de man aan de vrouw met ingang van 1 april 2023 een uitkering tot levensonderhoud toegekend van € 306,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
- de wijze van verdeling van de gemeenschap gelast zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 2.7.5 tot en met 2.7.15 van de bestreden beschikking;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve ten aanzien van de echtscheiding;
- de proceskosten gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
- de man te veroordelen met ingang van datum indienen verzoekschrift in eerste aanleg op 20 december 2021 dan wel datum indienen verweerschrift met zelfstandig verzoek op 4 maart 2022 € 985,- per maand bij vooruitbetaling te voldoen en jaarlijks voor het eerst per 1 januari 2022 dan wel 1 januari 2023 vermeerderd met de prijsindex;
- de Interbank schuld niet bij de verdeling van het huwelijksvermogen te betrekken en geheel aan de man toe te wijzen;
- de waarde van de personen auto Dacia Dokker niet bij de verdeling van het huwelijksvermogen te betrekken dan wel vast te stellen op een bedrag van € 6.500,-;
- de waarde van de Strabach schuld wel bij de verdeling van het huwelijksvermogen te betrekken;
- voor het geval de partneralimentatie niet een aanzienlijk bedrag van € 800,- tot € 900,- vertegenwoordigt, de schulden aan de man toe te wijzen en de vrouw voor de door haar betaalde schulden te compenseren.
- refereert zich aan het verzoek van de vrouw om de draagplicht inzake de schuld aan de Interbank volledig bij hem neer te leggen;
- verzoekt het hof voor het overige om de verzoeken van de vrouw af te wijzen als ongegrond en onbewezen.
5.De motivering van de beslissing
- een netto behoefte van de vrouw van € 2.290,- per maand over het jaar 2021;
- een netto behoefte van de vrouw, geïndexeerd naar het jaar 2022, van € 2.334,- netto per maand;
- een netto aanvullende behoefte van de vrouw van € 1.357,- netto per maand (€ 2.334,- netto per maand – € 977,- netto besteedbaar inkomen van de vrouw).
- Rekening houdend met de wettelijke indexering bedraagt de aanvullende netto behoefte van de vrouw per 2023 € 1.403,- per maand. Gebruteerd bedraagt dit bedrag € 2.004,- per maand.
€ 97,- per maand aan Tinka). De man merkt daarbij op dat de schulden (bij Interbank en Tinka) al jaren bestaan en dat hij de aflossing daarop niet kan uitstellen.
€ 51.342,- tot € 59.435,72 bruto per jaar. Dit bedrag aan inkomen uit overwerk komt ook overeen met het nettobedrag aan leningen van de man bij zijn werkgever (driemaal
€ 3.000,-). Die overigens volgens de vrouw geheel ten onrechte buiten de salarisadministratie van de werkgever van de man worden gehouden, hetgeen de vrouw sterkt in haar vermoeden dat de man overwerk verricht en daarmee voornoemd inkomen genereert. Daarnaast stelt de vrouw dat niet met de aflossing op de leningen aan de werkgever van de man rekening moet worden gehouden, nu deze na de peildatum zijn ontstaan en dus enkel en alleen voor rekening van de man komen. Dat geldt haars inziens ook voor de schuld aan Tinka omdat onduidelijk is of die schuld gelijk is gebleven dan wel is opgelopen en die schuld ook op een later moment en/of slechts deels kan worden afgelost. Ook de Interbank-schuld moet buiten beschouwing worden gelaten. In de visie van de vrouw (volgens de pleitnota van de advocaat van de vrouw ter zitting) is de draagkracht van de man dus hoger dan door de rechtbank is berekend en wel € 580,- bruto per maand dan wel € 950,- bruto per maand dan wel € 1.156,- bruto per maand.
€ 49.702,-. Daarnaast zal het hof rekening houden met (extra) netto inkomen (uit overwerk) van € 3.000,- per jaar. Het hof overweegt daartoe als volgt.
€ 128,- per maand voor ziektekostenverzekering basis en € 41,- per maand voor de aanvullende zorgverzekering. Deze bedragen zijn door de rechtbank in de berekening opgenomen en door de vrouw niet betwist. In de berekening wordt dan ook uitgegaan van de bijstandsnorm (minus gemiddelde basishuur/wooncomponent en premie nominaal deel ZVW) vermeerderd met de werkelijke woonlasten en een correctie van € 12,- voor de ziektekosten.
4 mei 2023 op € 713,- bruto per maand bepalen, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen.
6.De beslissing
4 mei 2023 op € 713,- bruto per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij
vooruitbetaling te voldoen;