ECLI:NL:GHDHA:2023:2717

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
200.326.785/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en zorgregeling na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de ouders van een minderjarige. De moeder had verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar [plaats 1] en om de minderjarige in te schrijven op een peuterspeelzaal en basisschool aldaar. De vader verzocht in incidenteel hoger beroep om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en om een zorgregeling vast te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder zonder toestemming van de vader is verhuisd en dat er geen noodzaak was voor deze verhuizing. Het hof heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen, omdat de moeder geen overtuigende redenen heeft gegeven voor de noodzaak van de verhuizing. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vader bepaald, omdat de moeder in een onzekere en instabiele situatie verkeert. De zorgregeling is vastgesteld op basis van een week-op-week-af regeling, waarbij de minderjarige bij de vader zal verblijven. De beslissing van de rechtbank Rotterdam is in zoverre vernietigd en de bestreden beschikking is bekrachtigd voor wat betreft de inschrijving van de minderjarige op de [school] te [woonplaats].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.326.785/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-8532
zaaknummer rechtbank : C/10/648649
beschikking van de meervoudige kamer van 22 november 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S.N. Ziekman-Meijerink te Utrecht,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.B. van Eck-Molenaar te Gouda.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
Partijen worden hierna ook wel gezamenlijk aangeduid als: de ouders.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 8 mei 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 3 juli 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 18 augustus 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend, waarbij zij tevens een aanvullend verzoek heeft gedaan.
2.4
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
  • een journaalbericht van de vader van 12 juli 2023 met bijlagen, ingekomen op 13 juli 2023;
  • een journaalbericht van de vader van 8 september 2023 met bijlagen;
  • een journaalbericht van de moeder van 11 september 2023 met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 21 september 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mr. J.E. Sondorp (kantoorgenoot van mr. Van Eck-Molenaar).
De raad is, overeenkomstig zijn brief van 26 juli 2023, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
Beide advocaten hebben spreekaantekeningen overgelegd.
2.6.
Bij beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken in het Gerechtshof Den Haag van 24 oktober 2023 is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] geboren: [minderjarige] , (hierna te noemen: de minderjarige). De vader heeft de minderjarige erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de minderjarige.
3.3
De ouders hebben geen ouderschapsplan opgesteld.
3.4
In het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2022 is door de voorzieningenrechter als volgt beslist:
‘(…)
  • neemt op dat partijen hebben afgesproken dat de minderjarige elke zondag van 08.00 uur tot 16.00 uur bij de vader verblijft;
  • bepaalt dat de minderjarige daarnaast iedere vrijdag van 07.00 tot 12.30 uur bij de vader verblijft;
  • bepaalt dat de moeder de minderjarige naar de vader brengt en dat de vader de minderjarige, nadat de zorgregeling is geëindigd, weer bij de moeder terugbrengt;
  • neemt op dat partijen ten aanzien van hun onderlinge communicatie, de definitieve zorgregeling en hun overige geschillen een mediationtraject zullen volgen waarbij zij hun voorkeur hebben geuit voor mevrouw [mediator] als mediator.
(…)’

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad:
  • bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn;
  • vervangende toestemming verleend voor inschrijving van de minderjarige op de [school] ;
  • bepaald dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de moeder;
  • vastgesteld dat de minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) met ingang van de datum van deze beschikking bij de vader zal zijn als volgt:
o de ene week van donderdag uit de peuterspeelzaal dan wel school tot maandag naar de peuterspeelzaal dan wel school;
o de andere week van donderdag uit de peuterspeelzaal dan wel school tot vrijdag 19.00 uur;
o in 2023 heeft de vader zes weken vakantie op jaarbasis met de minderjarige, de verdeling daarvan over het jaar nader door partijen in onderling overleg te regelen;
o vanaf 2024:
 Zomervakantie:
 de eerste drie weken bij de vader, de laatste drie weken bij de moeder:
 Voorjaars- en najaarsvakantie (vakanties van een week):
 Wisseling halverwege de week op woensdag, waarbij de minderjarige de eerste helft van de week bij de vader is en de tweede helft van de week bij de moeder verblijft;
 Meivakantie (indien twee weken):
 De minderjarige is de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder met wisseling halverwege op zaterdag;
 Kerstvakantie (twee weken):
 jaarlijks in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren omgekeerd. Wisseling halverwege op vrijdag;
 Weekend Pasen/Pinksteren:
 de minderjarige verblijft die dagen bij de ouder waar zij in het kader van de zorgregeling verblijft. Als de minderjarige bij de vader is dan verblijft zij tot de tweede Pinkster- of Paasdag tot 17.00 uur bij de vader;
 Weekend Hemelvaart:
 de minderjarige verblijft bij de ouder waar zij in het kader van de zorgregeling verblijft, van donderdag 09.00 uur tot zondag 17.00 uur;
 Bijzondere dagen:
 Verjaardag minderjarige, verjaardagen ouders, verjaardagen grootouders, Vaderdag, Moederdag, verjaardag nicht [nicht] in onderling overleg door partijen te regelen.
Het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar [plaats 1] te verhuizen, om haar in [plaats 1] in te schrijven op een peuterspeelzaal en vervolgens een basisschool te [plaats 1] , is afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing. Omwille van de leesbaarheid van deze beschikking zal het hof haar verzoek hieronder verkort weergeven. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is beslist over de vervangende toestemming, de zorgregeling tussen de vader en de minderjarige en de vakantieregeling en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
  • aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met de minderjarige te verhuizen naar [plaats 1] ( [provincie] );
  • aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om de minderjarige te mogen inschrijven op de door de moeder gekozen peuterspeelzaal te [plaats 1] ( [provincie] );
  • aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om de minderjarige te mogen inschrijven op de door de moeder gekozen basisschool te [plaats 1] ( [provincie] );
  • een reguliere zorgregeling tussen de vader en de minderjarige wordt vastgesteld met ingang van de datum van de beschikking, zoals door de moeder in haar beroepschrift is omschreven;
  • een zorgregeling in het kader van de vakanties wordt vastgesteld zoals door de moeder in haar beroepschrift is omschreven;
  • in aanvulling op de zorg- en vakantieregeling – in het geval sprake is van vervangende toestemming tot verhuizen van de moeder met de minderjarige – de minderjarige tevens ingaande schooljaar 2024 (ter compensatie) bij de vader is op de momenten zoals door de moeder in haar beroepschrift is omschreven.
De moeder verzoekt (het hof begrijpt: subsidiair) in het geval aan haar geen vervangende toestemming tot verhuizen met de minderjarige wordt gegeven, om vervangende toestemming om de minderjarige te mogen inschrijven op de door de moeder gekozen basisschool te [plaats 2] , althans op een nader te bepalen basisschool (niet zijnde de [school] ).
4.3
De vader voert verweer. Omwille van de leesbaarheid van deze beschikking zal het hof zijn verzoek hieronder verkort weergeven. Hij verzoekt het hof in principaal beroep om de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken ongegrond te verklaren, althans de verzoeken van de moeder af te wijzen. Tevens verzoekt hij in incidenteel hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is beslist over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de zorgregeling en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
Primair
  • de minderjarige haar hoofdverblijfplaats met onmiddellijke ingang heeft op het adres van de vader;
  • een reguliere zorg- en contactregeling wordt vastgesteld zoals door de vader in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep is omschreven;
  • een vakantieregeling wordt vastgesteld zoals door de vader in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep is omschreven.
Subsidiair
  • de moeder wordt bevolen met onmiddellijke ingang samen met de minderjarige terug te verhuizen naar de gemeente [gemeente] op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat de moeder met de minderjarige in [plaats 1] verblijft;
  • een reguliere zorg- en contactregeling wordt vastgesteld zoals door de vader in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep is omschreven;
  • een vakantieregeling wordt vastgesteld zoals door de vader in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep is omschreven.
De vader verzoek het hof voorwaardelijk – als de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij de moeder houdt en aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met haar naar [plaats 1] te verhuizen – om:
  • een reguliere zorg- en contactregeling vast te stellen zoals door de vader in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep is omschreven;
  • te bepalen dat de moeder aan de vader voor elke reis naar [plaats 1] een bedrag van in totaal € 36,88 verschuldigd is, zulks per maand aan de vader te voldoen, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer tegen het incidenteel hoger beroep van de vader. Zij verzoekt het hof om de verzoeken van de vader in incidenteel hoger beroep, waaronder ook de voorwaardelijke, aanvullende verzoeken, af te wijzen. Zij wijzigt de inhoud van haar verzoeken (en vult die aan) zodat deze thans luiden zoals zij nader heeft omschreven in haar verweerschrift in incidenteel hoger beroep. Daarnaast trekt zij haar verzoek om vervangende toestemming om de minderjarige in te schrijven op een peuterspeelzaal in [plaats 1] ( [provincie] ) in.
4.5
Het hof zal het principaal en incidenteel hoger beroep hieronder gezamenlijk bespreken.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, de schoolkeuze van het kind, de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing ten aanzien van de verhuizing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.3
Aan het hof ligt voor een beslissing te nemen over het verzoek van de moeder, bij wie thans de hoofdverblijfplaats van de minderjarig is bepaald, tot vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar [plaats 1] . De moeder heeft in [plaats 1] een huis gekocht en woont daar zelf en verblijft nu wekelijks met de minderjarige (ook) in haar huis in [plaats 1] . Daarmee hangt samen het verzoek het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen en de verzoeken van beide ouders over de zorgregeling en de school van de minderjarige. Het hof beoordeelt alle verzoeken in samenhang met elkaar en stelt het belang van de minderjarige daarbij voorop. Alvorens op de geschilpunten van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling in te gaan, zal het hof eerst de overwegingen omtrent het verzoek om vervangende toestemming om te verhuizen weergeven.
Vervangende toestemming verhuizing - de noodzaak
5.4
In aanvulling op hetgeen de moeder in eerste aanleg heeft aangevoerd, voert zij in hoger beroep – kort samengevat – nog het volgende aan. Het was voor de moeder noodzakelijk om te verhuizen naar [plaats 1] , dus is zij in december 2022 reeds verhuisd. Als zij van het hof geen vervangende toestemming krijgt voor die verhuizing, moet zij terugverhuizen en dan verliest zij haar baan. Omdat er op [gemeente] geen vergelijkbaar werk is te vinden, zal een (terug)verhuizing problemen opleveren. De moeder heeft bovendien geen geschikte woning op [gemeente] . Haar woning in [plaats 2] is niet geschikt voor de minderjarige. Daarbij wordt de moeder daar in de gaten gehouden door kennissen van de vader waardoor zij zich onveilig voelt. De woning in [plaats 2] staat te koop en de moeder verwacht dat deze eerdaags verkocht zal zijn. Daarnaast heeft de moeder geen sociaal netwerk (meer) op [gemeente] en zal terugverhuizen veel stress bij haar opleveren. De moeder voert verder aan dat de grootouders van de minderjarige inmiddels ook in [plaats 1] wonen en regelmatig op de minderjarige passen. Als de (moeder met de) minderjarige naar [gemeente] moet terugverhuizen, levert dat een drastische verandering op voor de minderjarige en dat is niet in haar belang.
5.5
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. Er bestaat geen noodzaak voor de moeder om naar [plaats 1] te verhuizen, noch heeft die ooit bestaan. De stelling van de moeder dat zij niet vanuit [gemeente] kan werken, klopt niet. Met de verhuizing naar [plaats 1] heeft de moeder een situatie gecreëerd waarin de minderjarige moet pendelen tussen [gemeente] en [plaats 1] . Dat is niet in het belang van de minderjarige. Daarbij komt dat de afstand een negatieve invloed heeft op de zorgregeling. Tot slot voert de vader aan dat de minderjarige met ingang van 1 januari 2024 naar de basisschool zal gaan en dat hij het belangrijk vindt dat zij naar een school op [gemeente] zal gaan. Dat is niet mogelijk vanuit [plaats 1] .
5.6
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing terecht en op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van enige noodzaak om de baan die de moeder – naar eigen zeggen – verplichtte te verhuizen naar [plaats 1] , te accepteren. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. Hetgeen de moeder in hoger beroep heeft aangevoerd, kan volgens het hof niet leiden tot een ander oordeel. De stelling van de moeder, dat zij op dit moment niet zou beschikken over een geschikte woning op [gemeente] , leidt naar het oordeel van het hof niet tot een andere beslissing. Zij beschikt(e) immers over een woning op het eiland. Als zij daarin niet wil wonen, dan heeft zij de mogelijkheid een andere woning te betrekken. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen en het verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing afwijzen. Met de aankoop van de woning in [plaats 1] nog voordat de moeder haar verzoek tot vervangende toestemming voor de verhuizing bij de rechtbank had ingediend en vervolgens de verhuizing naar [plaats 1] in december 2022, in de wetenschap dat de procedure in eerste aanleg nog liep, heeft de moeder het risico dat zij geen vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige zou krijgen, aanvaard. Zij zal het gevolg van haar keuze moeten dragen.
Hoofdverblijfplaats
5.7
Beide partijen willen dat de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij hen heeft. Het hof overweegt dat voor wijziging van de hoofdverblijfplaats slechts plaats is als handhaving van de huidige hoofdverblijfplaats niet (langer) in haar belang is. Op dit moment is het hof van oordeel dat daar sprake van is. Het hof acht in dit kader van zwaarwegend belang dat de moeder reeds hangende de procedure in eerste aanleg naar [plaats 1] is verhuisd en dat zij daar na de afwijzing van haar verzoek om vervangende toestemming in eerste aanleg is blijven wonen. Zij heeft daarmee de bestreden beschikking bewust naast zich neergelegd. De moeder heeft desgevraagd verklaard dat zij geen plan voor wonen en werken heeft voor het geval dat zij geen vervangende toestemming krijgt van het hof om met de minderjarige te verhuizen. Behoud van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal derhalve een zeer onduidelijke situatie doen ontstaan. De moeder heeft het hof onvoldoende het vertrouwen kunnen geven dat zij, mede gelet op haar huidige situatie, haar gezondheidstoestand en haar aanstaande bevalling, aanstonds zal terugverhuizen naar de nabijheid van de vader, althans dat zij weer hoofdzakelijk in de directe omgeving waar de vader woont, zal gaan verblijven. Deze onzekere en instabiele situatie acht het hof niet in het belang van de minderjarige. Gelet op het voorgaande zal het hof de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader bepalen nu zijn woon- en werksituatie wel stabiel is en hij op dit moment ook al een wekelijkse zorgregeling met de minderjarige heeft, welke regeling hij al lange tijd graag uitgebreid zou willen zien. Het hof zal het primaire verzoek van de vader op dit punt toewijzen en komt derhalve niet meer toe aan de beoordeling van zijn subsidiaire verzoek om de moeder te bevelen terug te verhuizen naar [gemeente] .
Zorgregeling
5.8
Het hof buigt zich vervolgens over de vraag hoe de zorgregeling eruit moet komen te zien. De moeder verzoekt het hof ingeval zij geen vervangende toestemming krijgt om te verhuizen – kort gezegd – om een zorgregeling vast te stellen waarin de minderjarige een weekend per veertien dagen van vrijdag vanuit de basisschool tot zondag 18.00 uur bij de vader is en waarbij de vader en de minderjarige een keer per week met elkaar videobellen. Het hof merkt hierbij op dat de moeder geen verzoek heeft geformuleerd voor de situatie waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader wordt bepaald. De vader verzoekt het hof ingeval het verzoek van de moeder om vervangende toestemming wordt afgewezen – kortgezegd – om een co-ouderschap vast te stellen waarbij de minderjarige om de week bij de vader is en waarbij het wisselmoment op woensdag 12.00 uur wordt bepaald.
5.9
Het hof stelt voorop dat de moeder geen verzoek heeft geformuleerd voor het geval dat haar verzoek om vervangende toestemming wordt afgewezen en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader wordt bepaald. Dat betekent dat het verzoek van de vader voor toewijzing in aanmerking komt, mits dat het hof in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Dat is het geval. Het hof ziet twee zeer gemotiveerde ouders en acht beiden ertoe in staat om de zorg te dragen voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige binnen een co-ouderschapsregeling. Hoewel de uitvoering van een co-ouderschapsregeling niet mogelijk is zolang de moeder in [plaats 1] woont, aangezien de minderjarige binnenkort met de basisschool zal starten, zal het hof overgaan tot toewijzing van het verzoek van de vader. Deze regeling geeft de moeder, alhoewel de hoofdverblijfplaats bij de vader zal zijn, evenals de vader veel ruimte om de minderjarige bij zich te hebben. Het hof tekent daarbij aan dat het niet de bedoeling is dat de moeder een co-ouderschapsregeling uitvoert vanuit de woning in [plaats 1] , want het hof acht dat niet in het belang van de minderjarige. Het hof gaat ervan uit dat de moeder binnen afzienbare tijd een woning in de buurt van de minderjarige zal bewonen, mede gelet op haar verklaring ter zitting dat zij ‘
nooit zonder de minderjarige zal verhuizen’. Voor de periode dat de moeder nog niet is terugverhuisd naar [gemeente] zal het hof een regeling vaststellen, die het spiegelbeeld is van de regeling die de vader eerst met de minderjarige had. Wat betreft het door de vader verzochte wisselmoment op woensdagen om 12.00 uur zal het hof beslissen dat het wisselmoment op de woensdagen uit school zal plaatsvinden vanaf het moment dat de minderjarige naar school gaat. In de weken waarin er geen school is, zal het wisselmoment plaatsvinden op woensdagen om 12.00 uur.
5.1
Tot slot buigt het hof zich over de verzoeken van partijen over en weer om de vakantieregeling te wijzigen. De door de ouders aangevoerde bezwaren tegen de door de rechtbank vastgestelde vakantieregeling komen neer op een verschuiving van vakantieweken van de ene naar de andere ouder. Dat is echter geen aanleiding om in hoger beroep een andere vakantieregeling vast te stellen. Het hof is van oordeel dat de regeling zoals de rechtbank die heeft vastgesteld duidelijk is en het hof hecht eraan om daarbij te blijven. Het staat de ouders uiteraard wel vrij om in onderling overleg daarvan af te wijken. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Vervangende toestemming basisschool
5.11
Tot slot moet het hof beslissen welke basisschool het meest in het belang van de minderjarige is. Het hof acht op basis van de stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen in 2022, nadat zij reeds uiteen waren gegaan, in overleg hebben besloten dat de minderjarige naar de [school] in [woonplaats] zou gaan. Aangezien de bezwaren die de moeder nu opwerpt haar destijds niet hebben belet om voor deze school te kiezen, ziet het hof geen aanleiding om op dit punt anders te beslissen dan de rechtbank. In aanvulling daarop overweegt het hof dat de moeder heeft verklaard (nog) niet te weten waar zij zal gaan wonen als haar verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarige wordt afgewezen. Het hof acht het niet in het belang van de minderjarige om dat af te wachten alvorens een school te kiezen, nu zij op [geboortedatum] 2023 vier jaar wordt en dus zeer binnenkort kan starten met de basisschool.
5.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft de bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de vaststelling van de reguliere zorgverdeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn;
stelt vast dat de minderjarige in het kader van de reguliere zorgregeling:
- met ingang van de datum van deze beschikking en zolang de moeder nog niet is terugverhuisd naar [gemeente] bij de moeder zal zijn de ene week van donderdag uit school tot maandag naar school en de andere week van donderdag uit school tot vrijdag 19.00 uur;
- met ingang van de datum dat de moeder is terugverhuisd naar [gemeente] zal de minderjarige via een week-op-week-af regeling bij de ouders verblijven waarbij de wisseling plaatsvindt op de woensdagen uit school, dan wel de woensdagen om 12.00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarin (i) vervangende toestemming is verleend aan de vader voor inschrijving van de minderjarige op de [school] te [woonplaats] , (ii) is bepaald dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de moeder en (iii) de verdeling van de vakanties en feestdagen is vastgesteld;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, E.A. Mink en A. Zonneveld, bijgestaan door mr. P.J. Salomons als griffier en is op 22 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.