2.17.Bij brief van 1 juni 2018 reageert belanghebbende op het e-mailbericht van 16 april 2018 (2.12). De brief vermeldt:
“Uw vraag 1:
Wat is de relatie tussen [B.V. 1] en [belanghebbende]?
Antwoord:
Per 1 november 2015 heeft [B.V. 2] de locatie [adres] te [woonplaats] overgekocht van [B.V. 1] (goodwill en inventaris). [B.V. 2] heeft een nieuwe BV opgericht genaamd [belanghebbende]. De overdracht is niet vlekkeloos gegaan zoals de verwachtingen en afspraken waren gemaakt tussen de heer [G] en [B.V. 2] . Leveranciers en werknemers waren nimmer op de hoogte gesteld betreft overname van de locatie [woonplaats] . Werknemers werkzaam bij [B.V. 1] weigerde om een nieuwe contract aan te gaan met [belanghebbende]. Zij freesde dat hun vordering op [B.V. 1] (pensioen, restant loon 2014/2015 en vakantiegeld 2013/2014/2015) verloren zouden gaan. Deze werknemers ( [B] , [C] , [E] en [D] ) bleven werkzaam bij [B.V. 1] . Belanghebbende heeft nieuwe werknemers aangenomen voor haar locatie [woonplaats] .
Uw vraag 2:
In 2016 wordt in verschillende maanden het loon van de heer of mevrouw [B] , [C] , [E] en [D] teruggedraaid naar nihil. In 2017 wordt het loon van de heer of mevrouw [B] , [C] , [F] en [D] in meerdere maanden teruggedraaid naar nihil.
1. Zijn dit de betreffende werknemers die in [B.V. 1] verloond hadden moeten worden?
2. Wat is de reden van de verloning van de betreffende werknemers in de verkeerde BV?
3. Heeft u bewijsstukken (contracten, overige correspondentie) dat de werknemers onterecht in [belanghebbende] zijn verloond?
Antwoord 2.1:
De heer [B] , de heer [C] , de heer [E] en de heer [D] zijn werknemers van [B.V. 1] . Zij hebben nimmer ingestemd met overdracht naar [belanghebbende].
Antwoord 2.2:
De heer [E] (voormalig manager) was voorbarig geweest dat de overdracht positief zou verlopen en dat de heer [G] ( [B.V. 1] ) alle werknemers direct zou uitbetalen waarop ze recht hadden. Helaas was en is dit tot op heden niet gebeurd. Alle werknemers die niet ingestemd hadden zijn teruggezet naar de juiste BV ( [B.V. 1] ).
Antwoord 2.3:
In de bijlage treft u brieven die naar alle werknemers zijn verzonden betreft arbeidscontracten. Werknemers die verloond waren door [belanghebbende] en niet hebben ingestemd met de overdracht zijn met terugwerkend kracht verloond bij [B.V. 1] . Deze 4 werknemers zijn teruggedraaid bij [belanghebbende].
De heer [E] (voormalig manager [B.V. 1] & [belanghebbende]) heeft te snel alle werknemers van [B.V. 1] overgezet zonder goedkeuring en instemming van zijn collega's. Hierdoor zijn er verwarring ontstaan bij de Belastingdienst en bij de boekhouders van beide ondernemingen.
Bij deze brief heeft belanghebbende de volgende bijlagen gevoegd: Een tweetal brieven, met dagtekening 7 maart 2016, gericht aan de werknemers [C] en [B] en ondertekend door [E] , waarin, onder meer, de afspraak is opgenomen dat de werknemers bij [B.V. 1] in dienst blijven totdat [G] alle betalingen heeft gedaan. Voorts heeft belanghebbende overgelegd een arbeidscontract, ondertekend op 2 januari 2003, tussen [bedrijf] en [B] en een ontslagbrief van [C] met dagtekening 1 februari 2018 gericht aan ‘ [naam] ’ ten name van [A] .
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“6. In geschil is of de naheffingsaanslagen naar juiste bedragen zijn opgelegd.
7. Eiseres stelt dat diverse personeelsleden ten onrechte bij haar zijn verloond, omdat zij bij [B.V. 1] verloond hadden moeten worden. De rechtbank stelt voorop dat het feit dat personeelsleden niet bij de juiste vennootschap zijn verloond, niet afdoet aan het feit dat deze vennootschap inhoudingsplichtig is. Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat de loonheffingen toch bij een andere vennootschap in aanmerking hadden moeten komen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daar niet in geslaagd. De overgelegde loonaangifte, verzamelloonstaten voor 2016 en 2017 en salarisspecificaties per medewerker geven geen uitsluitsel over de verloning.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen op goede gronden heeft afgewezen. De beroepen zijn daarom ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”