ECLI:NL:GHDHA:2023:2704

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
28 januari 2024
Zaaknummer
200.323.261/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervangende toestemming voor inschrijving op school na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vorderingen van een vrouw die vervangende toestemming vroeg voor de inschrijving van haar kind op een basisschool in [locatie]. De vrouw, die in Duitsland verblijft, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, die haar verzoek had afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die niet al door de bodemrechter waren meegenomen in de belangenafweging. Het hof bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat er nieuwe feiten waren die een herbeoordeling in kort geding rechtvaardigden. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zouden hebben, maar dat zij in een straal van 30 kilometer van het woonadres van de man moesten wonen. De vrouw had verzocht om met de kinderen naar [locatie] te verhuizen en hen daar in te schrijven op school, maar dit verzoek was afgewezen. Het hof concludeerde dat het hoger beroep van de vrouw niet slaagde en bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer :200.323.261/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/639620/KG ZA 22-1095
Arrest in kort geding van 29 augustus 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[appellante] ,
wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente] , verblijvende te [verblijfplaats] (Duitsland),
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R. Engwegen te [locatie] ,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden.
Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de appeldagvaarding van 10 februari 2023, waarbij de vrouw in hoger beroep komt van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2023, gewezen tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde, hierna: het bestreden vonnis;
  • het procesdossier uit de eerste aanleg;
  • de memorie van grieven van de vrouw;
  • de memorie van antwoord van de man.
De man heeft zijn procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

1.Korte weergave van de zaak

1.1.
Partijen zijn gehuwd met elkaar (geweest). Bij beschikking van 18 juli 2022 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. Zij zijn de ouders van:
[minderjarige 1] , geboren [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over hen uit.
1.1.
In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank, onder meer en voor zover in deze procedure van belang:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
  • een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen, zolang de vrouw geen woning in de regio van het woonadres van de man heeft, ieder weekend van vrijdag 12 uur tot maandag 12 uur en vanaf het moment dat de vrouw een woning in de regio van het woonadres van de man heeft betrokken drie weekenden per maand van vrijdag tot maandag, bij de man zullen verblijven, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
  • de verzoeken van de vrouw voor vervangende toestemming om met de kinderen naar [locatie] te verhuizen, om [minderjarige 1] aldaar op een basisschool in te schrijven met ingang van het schooljaar 2022-2023 en de kinderen aldaar aan te melden bij een huisarts, afgewezen.
1.2.
De vrouw is het niet eens met de beslissing van de rechtbank voor zover het de afwijzing van haar hiervoor genoemde verzoeken betreft. Zij heeft, dit volgt uit de datering van haar beroepschrift, op 17 oktober 2022 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank.
1.3.
De rechtbank heeft in de beschikking van 18 juli 2022 overwogen dat de noodzaak van een verhuizing naar [locatie] onvoldoende is komen vast te staan, dat een verhuizing van de vrouw en de kinderen naar [locatie] een te grote inperking van de rol van de man in het leven van de kinderen zal betekenen en dat aan het belang van de vrouw, om buiten de woonomgeving van de man te gaan wonen, ook tegemoet kan worden gekomen indien zij in een straal van bijvoorbeeld 30 kilometer van het woonadres van de man gaat wonen.
De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat de vrouw zo spoedig mogelijk moet gaan wonen in een straal van 30 kilometer van het woonadres van de man. Daarom zijn ook de verzoeken tot inschrijving op een basisschool en bij een huisarts in [locatie] afgewezen.

2.Procedure bij de rechtbank

2.1.
De vrouw heeft de man in kort geding gedagvaard en heeft gevorderd haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] bij basisschool ‘ [basisschool] ’ in [locatie] in te schrijven voor de periode totdat in de hoger beroepsprocedure onherroepelijk uitspraak is gedaan. De man heeft daartegen verweer gevoerd. De mondelinge behandeling in deze procedure heeft plaatsgevonden op 5 januari 2023 en vervolgens is op 13 januari 2023 uitspraak gedaan (het bestreden vonnis).
2.2.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van de vrouw afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Vordering in hoger beroep

3.1.
De vrouw is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft één grief tegen het vonnis aangevoerd. De vrouw vordert hetzelfde als bij de voorzieningenrechter; kosten rechtens.
3.2.
De man concludeert tot het ongegrond verklaren van het hoger beroep van de vrouw en tot veroordeling van de vrouw in de proceskosten.

4.Beoordeling in hoger beroep

4.1.
De vrouw voert aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft gesteld die niet al door de bodemrechter in de belangenafweging zijn meegenomen. De vrouw wijst ter toelichting van haar grief op het volgende:
- de vrouw heeft na de echtscheidingsbeschikking getracht met de man afspraken te maken over de school van [minderjarige 1] , zoals door de rechtbank in de bodemprocedure was overwogen. Zij wenst dat [minderjarige 1] voorlopig naar een school in [locatie] gaat tot de procedure in hoger beroep is afgerond maar de man geeft daar geen toestemming voor;
- de vrouw heeft navraag gedaan over een woning in de regio [regio] maar zij komt op geen enkele wijze voor urgentie in aanmerking en zal voorlopig niet voor een huurwoning in aanmerking komen;
- de bodemprocedure in hoger beroep is nog niet afgerond;
- [minderjarige 1] is nu vijf en is leerplichtig. Het is het meest logisch dat hij op een basisschool in [locatie] wordt aangemeld.
De voorzieningenrechter heeft wat de vrouw heeft aangevoerd ten onrechte niet als nieuwe feiten en omstandigheden aangemerkt.
4.2.
De man heeft tegen de grief verweer gevoerd. De man gaat niet akkoord met het voorstel van de vrouw omdat hij bang is dat de vrouw vervolgens in hoger beroep zal stellen dat [minderjarige 1] op de school gewend is en vriendjes heeft gemaakt. Een keuze voor een basisschool dient te worden gemaakt op het moment dat er een definitieve beslissing is over het verblijf van de kinderen. De man is ook niet akkoord gegaan met een ander voorstel van de vrouw, om de voormalig echtelijke woning te verlaten. Hij heeft voorgesteld om de kinderen bij hem te laten wonen tot de vrouw woonruimte heeft gevonden in de regio waar de man woont. De kinderen verblijven al steeds vaker bij de man. De verstandhouding tussen partijen is inmiddels sterk verbeterd.
4.3.
Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat de vrouw geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft gesteld waardoor in kort geding een ordemaatregel moet worden getroffen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de rechtbank in haar beschikking van 18 juli 2022 de belangen van partijen heeft afgewogen en heeft geoordeeld dat er geen ruimte is om in kort geding een hernieuwde beoordeling te maken. Het hof sluit zich bij die overweging aan.
De omstandigheid dat de vrouw de man wederom heeft gevraagd [minderjarige 1] voorlopig op een school in [locatie] te mogen inschrijven en de man daarmee niet instemt is geen nieuwe omstandigheid. Dit is nu juist de inzet geweest van het onderhavige geschil waarover de rechtbank in de beschikking van 18 juli 2022 heeft beslist. Dat [minderjarige 1] nu vijf jaar is en leerplichtig maakt niet dat daarom toestemming voor een basisschool in [locatie] moet worden gegeven. De rechtbank heeft in haar beschikking bedoeld ervan uit te gaan dat partijen, uitgaande van een terugverhuizing van de vrouw naar de regio rond [regio] , het eens kunnen worden over een school aldaar en niet in [locatie] .
De omstandigheid, dat de vrouw mogelijk niet in de regio [regio] aan woonruimte kan komen, maakt, wat er verder ook zij van die stelling, niet dat de rechter in kort geding daarom moet beslissen dat de kinderen nu in [locatie] naar school moeten gaan. Niet valt in te zien waarom de kinderen in afwachting van het hoger beroep dan niet tijdelijk, conform de beslissing van de rechtbank, naar een school in de regio [regio] kunnen gaan, temeer nu zij al meerdere dagen per week bij de man verblijven.
Conclusie en proceskosten
4.4
De conclusie is dat het hoger beroep van de vrouw niet slaagt. Daarom zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. Het hof zal, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn, de proceskosten in hoger beroep tussen partijen compenseren.

5.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2023;
- compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, A.N. Labohm en A.A.F. Donders en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023 in aanwezigheid van de griffier.