ECLI:NL:GHDHA:2023:2692

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
BK-22/997
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht door Gerechtshof Den Haag

In deze zaak heeft [X] B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarbij het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht is afgewezen. De belanghebbende heeft op 6 oktober 2022 hoger beroep aangetekend, maar heeft geen gegevens over inkomen of vermogen ingediend, wat essentieel was voor de beoordeling van het beroep op betalingsonmacht. De griffier heeft herhaaldelijk verzocht om relevante financiële gegevens, maar deze zijn niet tijdig overgelegd. De gemachtigde heeft wel een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar het Hof heeft geoordeeld dat de financiële situatie van de gemachtigde irrelevant is en dat de nota's voor het griffierecht voldoende duidelijk waren. Het Hof heeft vastgesteld dat slechts een deel van het verschuldigde griffierecht is betaald en dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest. Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belanghebbende niet aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan. De uitspraak is op 28 december 2023 gedaan en de griffier zal het betaalde griffierecht teruggeven zodra de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-22/997

Uitspraak van 28 december 2023

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: D.A.N. Bartels)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de onder 1.1 vermelde uitspraak.

Uitspraak en hoger beroep

1.1.
Belanghebbende heeft hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 27 september 2022, nummer SGR 21/2306.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 7 november 2023. De Heffingsambtenaar is verschenen. De gemachtigde van belanghebbende en een lid van het Hof hebben per videoconferentie (MS Teams) deelgenomen aan de zitting, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.1.
Belanghebbende heeft op 6 oktober 2022 tegen de onder 1.1 vermelde uitspraak hoger beroep ingesteld. In het hogerberoepschrift is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Uw griffie wordt verzocht de nota terzake van griffierecht rechtstreeks en meteen op naam van de belanghebbende te stellen P/A het onderstaand postbusadres. En wel onder vermelding van het (eerste) concrete adres van het object waar de aanslag betrekking op heeft. Akkoord?”
2.1.2.
Bij brief van 13 oktober 2022 is aan de gemachtigde bevestigd dat het hogerberoepschrift door het Hof is ontvangen. In de aanhef van de brief is opgenomen:
“ons kenmerk BK-SGR 22/00997
(…)
procedure Hoger beroep van [belanghebbende] te [woonplaats] tegen de
Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk te [woonplaats]
nr. aanslag/beschikking [adres] te [woonplaats] .”
Voorts vermeldt de brief:
“Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw hoger beroepschrift, ingekomen op 6 oktober 2022 gericht tegen de uitspraak van Rechtbank Den Haag van 27 september 2022, nr. 21/2306.
Te gelegener tijd zal ik u informeren over de verdere behandeling van het hoger beroep.”
2.1.3.
Voorts heeft de griffier van het Hof op 21 november 2022 en 16 december 2022 brieven verstuurd naar de gemachtigde. In de aanhef van deze brieven is opgenomen:
“ons kenmerk BK-SGR 22/00997
(…)
procedure van [Belanghebbende] te [woonplaats]
nr. aanslag/beschikking [adres] te [woonplaats] .”
2.2.1.
Op 14 oktober 2022 is een nota griffierecht verzonden aan het adres van de gemachtigde: [A B.V.] , t.a.v. D.A.N. Bartels, [postadres] (de nota griffierecht). De nota griffierecht vermeldt onder meer:
“U heeft een beroepschrift ingediend.
In verband daarmee is een griffierecht verschuldigde van € 548,00. Het bedrag moet uiterlijk op 11 november 2022 zijn bijgeschreven op rekening: (…).
Als het griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven, kan uw beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard; dat wil zeggen dat uw beroepschrift niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.”
Voorts is in de rechterkantlijn van de nota griffierecht opgenomen:
“(…)
Betalingskenmerk
0000 8591 0346 2699
(…)
Kenmerk van uw zaak:
BK-SGR 22/00997
[Belanghebbende] vs HA
gemeente Noordwijk
Gerechtshof Den Haag”
2.2.2.
Op 12 november 2022 is een betalingsherinnering (de betalingsherinnering) per aangetekende post verzonden naar het onder 2.2.1 genoemde adres, met een uiterste betaaldatum van 10 december 2022. De betalingsherinnering vermeldt:
“Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is overgemaakt op de genoemde bankrekening, loopt u het risico dat uw beroepschrift niet ontvankelijk verklaard wordt. Hierna krijgt u geen nieuwe gelegenheid om het griffierecht te betalen.”
Voorts is in de rechterkantlijn van de betalingsherinnering opgenomen:
“(…)
Betalingskenmerk
0000 8591 0346 2699
(…)
Kenmerk van uw zaak:
BK-SGR 22/00997
[Belanghebbende] vs HA
gemeente Noordwijk
Gerechtshof Den Haag”
Blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie is deze betalingsherinnering op 15 november 2022 afgehaald bij een PostNL-punt.
2.3.
De gemachtigde heeft bij brief van 17 november 2022 een beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht gedaan.
2.4.
Bij brief van 21 november 2022 heeft de griffier de gemachtigde, ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht, verzocht om:
“(…) bescheiden (bv. een jaarrekening, bankafschriften en/of een accountantsverklaring) over te leggen waaruit blijkt dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen. Daarnaast verzoek ik u gegevens over te leggen waaruit blijkt dat de bestuurder(s), de (on)middellijk aandeelhouder(s) van belanghebbende en de eventuele dochtermaatschappij(en) van belanghebbende niet in staat is/zijn belanghebbende de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te betalen. De gegevens en bescheiden moeten uiterlijk twee weken bij het Hof binnen zijn.
(…)
LET OP:
Overleg de gevraagde gegevens op tijd. Zijn de gevraagde gegevens niet op tijd overgelegd en/of ontbreken gegevens, dan wordt het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht afgewezen. U krijgt nadien geen gelegenheid tot aanvulling van de gegevens.
Wordt het beroep op betalingsonmacht afgewezen, dan moet alsnog het verschuldigde griffierecht worden betaald. Daarvoor krijgt u dan een herinnering inzake griffierecht.”
2.5.
De gemachtigde heeft bij brief van 24 november 2022 opnieuw een beroep op betalingsonmacht gedaan. Bij deze brief zijn bijlagen gevoegd, bestaande uit correspondentie uit 2020 tussen de gemachtigde en andere gerechten met betrekking tot andere belastingplichtigen die door de gemachtigde zijn vertegenwoordigd waarin uitstel voor het voldoen van het griffierecht is verleend of de gelegenheid is geboden om het resterende bedrag in het geval van een deelbetaling van het griffierecht te voldoen. Voorts heeft de gemachtigde een draagkrachtverklaring, gedagtekend 7 mei 2020, van de Raad van de Rechtsbijstand ten name van [A B.V.] bijgevoegd.
2.6.
Op 12 december 2022 is op de rekening van het Hof € 48 van het in totaal door belanghebbende verschuldigde griffierecht van € 548 bijgeschreven.
2.7.
Bij brief van 28 december 2022 is het beroep op betalingsonmacht afgewezen. In de brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“U heeft aangegeven dat u niet in staat bent om griffierecht te betalen. Naar aanleiding daarvan heb ik u verzocht om gegevens over te leggen waaruit blijkt dat uw cliënt niet in staat is griffierecht te betalen. Aan dit verzoek heeft u niet (op tijd) gedaan.
Daarom wijs ik uw beroep op betalingsonmacht af.
U ontvangt een nieuwe nota inzake het nog verschuldigde griffierecht van € 500. U wordt verzocht het griffierecht binnen de op de herinnering gestelde termijn te betalen. Het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht kan er toe leiden dat het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaart. Dat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
Een eventueel volgend beroep op betalingsonmacht in deze zaak wordt niet in behandeling genomen.”
2.8.
Voor het restant van het verschuldigde griffierecht (€ 500) is aan de gemachtigde een (restant)nota griffierecht, met dagtekening 29 december 2022, per aangetekende post verzonden (de (restant)nota griffierecht). De (restant)nota griffierecht is blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie op 31 december 2022 afgehaald bij een PostNL-punt. De uiterste betaaldatum was 26 januari 2023. In de (restant)nota griffierecht is het volgende opgenomen:
“Het in deze zaak gedane beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht is afgewezen, daarom krijgt u hierbij nogmaals een nota. Het nog te betalen bedrag is € 500,00.
(…)
Er wordt u geen betalingsherinnering meer gestuurd.
(…)
Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven, kan het (hoger) beroep nietontvankelijk worden verklaard, dat wil zeggen dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.”
Voorts is in de rechterkantlijn van de (restant)nota griffierecht opgenomen:
“(…)
Betalingskenmerk
8000 8591 0353 8290
(…)
Kenmerk van uw zaak:
BK-SGR 22/00997
[Belanghebbende] vs HA
gemeente Noordwijk
Gerechtshof Den Haag”
2.9.
De gemachtigde heeft bij brief van 20 januari 2023 wederom een beroep op betalingsonmacht gedaan.
2.10.
Op 26 januari 2023 is op de rekening van het Hof € 50 van het in totaal door belanghebbende verschuldigde griffierecht van € 548 bijgeschreven.
2.11.
Uit de administratie van het Hof blijkt dat belanghebbende noch haar gemachtigde het resterende bedrag van € 450 (= € 548 -/- € 48 -/- € 50) van het verschuldigde griffierecht binnen de daarvoor gestelde termijn heeft voldaan.

Standpunt belanghebbende

3. Belanghebbende stelt dat zij geen correcte nota griffierecht van het Hof heeft ontvangen. Meer specifiek stelt belanghebbende dat het adres van het object waarop de zaak ziet niet wordt vermeld op de nota griffierecht, de betalingsherinnering en de (restant)nota griffierecht en derhalve niet duidelijk is voor welke zaak griffierecht dient te worden betaald. Verder voert belanghebbende aan dat er telkens een ander betalingskenmerk op de nota’s griffierecht wordt vermeld. Die onduidelijkheid kan niet aan haar worden tegengeworpen, aldus nog steeds belanghebbende. Voorts stelt belanghebbende dat zij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om (het restant van) het griffierecht te betalen.

Beoordeling van de ontvankelijkheid

Beroep op betalingsonmacht
4.1.
Aangezien geen gegevens over het inkomen en het eventuele vermogen van belanghebbende zijn ingediend, heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht met betrekking tot het in hoger beroep verschuldigde griffierecht naar het oordeel van het Hof terecht afgewezen. Na deze afwijzing heeft belanghebbende geen enkel relevant (financieel) gegeven ingediend waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat belanghebbende niet tot betaling van het griffierecht in staat was. Met de enkele verklaring van de gemachtigde tijdens de zitting van het Hof dat belanghebbende in financiële problemen verkeert, is niet aannemelijk gemaakt dat het voor belanghebbende onmogelijk, althans uiterst moeilijk, is om het verschuldigde griffierecht te voldoen. Het Hof ziet evenmin aanleiding om belanghebbende nogmaals in de gelegenheid te stellen het resterende griffierecht van € 450 (= € 548 -/- € 48 -/- € 50) te voldoen.
4.1.2.
Het Hof neemt het tweede beroep op betalingsonmacht dat de gemachtigde heeft gedaan (zie 2.9), gelet op de brief van het Hof van 28 december 2022 (zie 2.7), niet in behandeling.
Griffierecht
4.2.
Op grond van artikel 8:41, lid 1 in combinatie met artikel 8:108, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt van de indiener van het hogerberoepschrift griffierecht geheven. De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Vast staat dat belanghebbende de nota griffierecht, de betalingsherinnering en de (restant)nota griffierecht heeft ontvangen. Zoals vermeld in 2.6 en 2.10, is slechts een (gering) deel van het verschuldigde griffierecht voldaan, te weten € 98 (= € 48 + € 50) van het totale bedrag van € 548. Belanghebbende stelt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, nu zij geen correcte nota griffierecht heeft ontvangen als gevolg waarvan voor haar onduidelijk was voor welke zaak en welk object er griffierecht diende te worden betaald.
4.4.1.
Het Hof overweegt dat zowel in de nota griffierecht, als de betalingsherinnering en de (restant)nota griffierecht, gewezen is op de betalingstermijn en de mogelijkheid dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig is overgemaakt.
4.4.2.
Voorts overweegt het Hof dat zowel op de nota griffierecht, de betalingsherinnering als ook op de (restant)nota griffierecht onder het kopje ‘Kenmerk van uw zaak’ het kenmerknummer van het Hof, de naam van belanghebbende, de naam van de wederpartij en het desbetreffende gerechtshof is opgenomen. Deze gegevens zien onmiskenbaar op het door belanghebbende ingestelde hoger beroep. Mede gelet op de brieven van 13 oktober 2022, 21 november 2022 en 16 december 2022, waar in de aanhef zowel het zaaknummer van het Hof als het adres van het in geschil zijnde object in onderliggende zaak is opgenomen, had de gemachtigde met deze gegevens het verschuldigde bedrag aan griffierecht kunnen koppelen aan belanghebbende en het desbetreffende object. De gemachtigde heeft de ontvangst van vorengenoemde brieven niet betwist en was daardoor op de hoogte van de daarin opgenomen gegevens. De nota griffierecht, de betalingsherinnering en de (restant)nota griffierecht waren derhalve voldoende duidelijk. Dat de (restant)nota griffierecht een ander betalingskenmerk vermeldt dan de eerder verzonden nota’s griffierecht doet daar niet aan af. Het Hof verwerpt het standpunt van belanghebbende dat door het niet vermelden van het adres van het desbetreffende object op de nota’s griffierecht, haar geen verwijt treft dat het griffierecht niet (volledig) is voldaan.
4.5.
Belanghebbendes betoog dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om het (restant van het) griffierecht te betalen, mist feitelijke grondslag. Aan belanghebbende is met dagtekening 29 december 2022 een (restant)nota griffierecht gezonden (zie 2.8). De (restant)nota griffierecht is op 31 december 2022 bij een PostNL-punt opgehaald. Belanghebbende is daarmee in de gelegenheid gesteld om het (restant van het) griffierecht te voldoen.
Slotsom
4.6.
Gelet op het voorgaande moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

Proceskosten

5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door W.M.G. Visser, Chr.Th.P.M. Zandhuis en R.A. Bosman, in tegenwoordigheid van de griffier N. Veenstra. De beslissing is op 28 december 2023 in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 98 (= € 48 + € 50) zal door de griffier van het Hof worden teruggegeven nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.