ECLI:NL:GHDHA:2023:2691
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- W.M.G. Visser
- R.A. Bosman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vastgestelde waarde van een vrijstaande woning in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde waarde van een vrijstaande woning in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met de door de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk vastgestelde waarde van € 1.419.000 per 1 januari 2020. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Rechtbank Den Haag had het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de belanghebbende gesteld dat de waarde te hoog was vastgesteld en heeft zij verzocht om een lagere waarde van € 1.299.000.
Het Hof heeft de zaak in volle omvang beoordeeld en geconcludeerd dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de vergelijkingsobjecten die door de Heffingsambtenaar zijn aangedragen, in voldoende mate vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De Heffingsambtenaar had de waarde bepaald op basis van een systematische vergelijking met andere woningen waarvan marktgegevens beschikbaar waren. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende, waaronder de stelling dat de Heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de gevolgen van de coronacrisis, verworpen. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.