ECLI:NL:GHDHA:2023:2688

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
200.316.205/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzagevordering op grond van artikel 843a Rv in kort geding over octrooi-inbreuk door Waste Transformers

In deze zaak heeft SEaB Power Ltd. in kort geding inzage gevorderd in bepaalde stukken van The Waste Transformers (TWT) om te bewijzen dat TWT inbreuk maakt op twee octrooien met betrekking tot verplaatsbare verteringsinrichtingen voor biogaswinning uit organisch afval. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 12 december 2023 geoordeeld dat SEaB onvoldoende heeft aangetoond dat er een redelijk vermoeden van inbreuk bestaat. Het hof heeft de vordering tot inzage afgewezen, omdat SEaB niet kon bewijzen dat de Waste Transformers van TWT pasteurisatie of thermofiele anaerobe vertering uitvoeren in de kleine opslagtanks, zoals vereist door de octrooien. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 12 juli 2022 bekrachtigd, waarin was geoordeeld dat er geen redelijk vermoeden van inbreuk was. SEaB is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 30.000,- voor beide zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummers hof : 200.316.205/01
200.318.093/01
Zaaknummers rechtbank : C/09/626449 / KG ZA 22-242
C/09/626749 / KG ZA 22-251
Arrest in kort geding van 12 december 2023
in de gevoegde zaken met bovenvermelde nummers van
SEaB Power Ltd.,
gevestigd in Londen, Verenigd Koninkrijk,
appellante,
advocaat: mr. D.M. Mulder, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen

1.The Waste Transformers Nederland B.V.,

2.
The Waste Transformers Manufacturing B.V.,
3.
The Waste Transformers Circular Holding B.V.,
4.
The Waste Transformers Circular Assets B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
5.
The Waste Transformers Investments B.V.,
6.
The Waste Transformers Informal Investors Coöperatie U.A.,
gevestigd in Haarlem,
verweersters,
advocaat: mr. S.M. Kaak, kantoorhoudend in Utrecht.
Het hof noemt appellante hierna SEaB, verweersters gezamenlijk in enkelvoud TWT, de zaken in eerste aanleg de zaken 22-242 en 22-251 en de zaken in hoger beroep de zaken 200.316.205 en 200.318.093.

1.De zaak in het kort

1.1
SEaB vordert in kort geding inzage in bepaalde stukken van TWT waarmee zij wil bewijzen dat TWT inbreuk maakt op twee octrooien op verplaatsbare verteringsinrichtingen waarmee biogas kan worden gewonnen uit organisch afval op de locatie waar dat afval ontstaat. In dit arrest oordeelt het hof dat SEaB onvoldoende heeft gesteld voor een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk op die octrooien.

2.Verdere procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep na het arrest van het hof van 25 april 2023 waarmee de twee zaken zijn gevoegd blijkt uit de volgende stukken:
  • de aktes met bijlagen nrs. 28 tot en met 30, 31 en 32 die SEaB ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
  • de akte houdende wijziging van eis van SEaB van 18 september 2023;
  • de aktes met bijlage 31 in zaak 200.316.205/01 en bijlage 35 in zaak 200.318.093/01 die TWT ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 21 september 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De zaken hebben betrekking op het gebruik van technologie voor verplaatsbare
Renewable Energy Microgeneration-inrichtingen (hierna: REM-inrichtingen) waarmee biogas kan worden gewonnen uit organisch afval op de locatie waar dat afval ontstaat, welk gas wordt gebruikt om warmte en elektriciteit op te wekken.
3.2
Partijen zijn beiden actief op de markt voor de ontwikkeling en verkoop van dergelijke inrichtingen.
Het octrooi 420
3.3
SEaB is houder van het Europees octrooi EP 2 504 420 B1 (hierna: EP 420), getiteld
“Portable renewable energy microgeneration system”. EP 420 heeft op dit moment gelding voor Nederland, maar niet voor Portugal.
3.4
Alinea [0002] van de authentieke Engelstalige versie van de beschrijving van EP 420 beschrijft de achtergrond van de uitvinding als volgt:
There is a need in the art for a renewable energy microgeneration system in a single, modular, portable configuration that will allow users to convert organic waste into sustainable energy onsite. (…)
3.5
De onafhankelijke conclusies 1 en 13 van EP 420 luiden, in de authentieke Engelse versie:
1. A renewable energy microgeneration apparatus (100) comprising:
(i) a portable processing container (102) comprising:
a mixing tank (202) for mixing waste with a liquid,
a chopper (106) in fluid communication with the mixing tank that is configured to macerate the waste into smaller pieces,
a plurality of small holding tanks (110) in fluid communication with the mixing tank that are configured to perform at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on the waste,
a large holding tank (112) in fluid communication with the plurality of small holding tanks that is configured to perform mesophilic anaerobic digestion on the waste after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed on the waste, and
a de-watering unit in fluid communication with the large holding tank that is configured to dry what remains of the waste after mesophilic anaerobic digestion is performed on the waste;
a controller for automating the flow of the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the de-watering unit such that a user does not need to move the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the de-watering unit after the waste is loaded into the mixing tank; and
(ii) a gas storage tank that is configured to store biogas generated by the mesophilic anaerobic digestion;
wherein the portable processing container is configured to be transported to a site and placed in fluid communication with the gas storage tank so the gas storage tank can store biogas generated by the mesophilic anaerobic digestion performed in the processing container at the site.
13. A process for renewable energy microgeneration comprising the steps of:
transporting a portable processing container to a site, the portable processing container comprising a mixing tank, a chopper, a plurality of small holding tanks, a large holding tank, a de-watering unit and a controller;
mixing waste with a liquid in the mixing tank;
macerating the waste into smaller pieces with the chopper;
performing at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on the waste with the plurality of small holding tanks;
performing mesophilic anaerobic digestion on the waste with large holding tank after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed with the plurality of small holding tanks;
drying what remains of the waste after mesophilic anaerobic digestion is performed on the waste with the de-watering unit;
storing biogas generated by the mesophilic anaerobic digestion in a gas storage tank;
automating the flow of the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the de-watering unit with the controller such that a user does not need to move the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the dewatering unit after the waste is loaded into mixing tank.
3.6
In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden deze conclusies als volgt:
1. Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
(i) een draagbare verwerkingshouder (102) omvattende:
een mengtank (202) voor het mengen van afval met een vloeistof,
een hakselaar (106) die in vloeistofverbinding met de mengtank staat en die is ingericht om het afval in kleinere delen te macereren,
een veelvoud aan kleine opslagtanks (110) die in vloeistofverbinding met de mengtank staan en die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
een grote opslagtank (112) die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan kleine opslagtanks staat en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
een ontwateringseenheid die in vloeistofverbinding met de grote opslagtank staat en die is ingericht om te drogen wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd;
een regelaar voor het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen; en
(ii) een gasopslagtank die is ingericht om door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas op te slaan,
waarbij de draagbare verwerkingshouder is ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met de gasopslagtank zodat de gasopslagtank biogas kan opslaan gegenereerd door de mesofiele anaerobe vertering uitgevoerd in de verwerkingshouder op de site.
13. Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie omvattende stappen van:
het transporteren van een draagbare verwerkingshouder naar een site, waarbij de draagbare verwerkingshouder een mengtank, een hakselaar, een veelvoud aan kleine opslagtanks, een grote opslagtank, een ontwateringseenheid en een regelaar omvat;
het mengen van afval met een vloeistof in de mengtank;
het macereren van het afval in kleinere delen met de hakselaar;
het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met grote opslagtank nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de ontwateringseenheid;
het opslaan van door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas in een gasopslagtank;
het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid met de regelaar zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen.
3.7
In de authentieke Engelstalige versie van de beschrijving van EP 420 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
(…)
A. Apparatus for Renewable Energy Microgeneration
(…)
i.
Containers 102 and 104
[0012]To enable the REM apparatus 100 to be transported as modular units to substantially any location, the containers 102 and 104 that house the various components 106-128 of the REM apparatus 100 are configured to comply with the size and weight requirements of the relevant highway regulatory and governmental agencies. (…)
(…)
iv. Small Holding tanks 110
[0029](…) [T]he pre-heated water/muck/waste is pumped from the buffer tank 108 to the small holding tanks 110 (…). (…) In the small holding tanks 110, the preheated water/muck/waste is heated and stirred to produce pasteurization or, if pasteurization is not required for the overall anaerobic digestion process, to produce thermophilic anaerobic digestion. The pre-heated water/muck/waste in each small holding tank 110 is continuously stirred with a gas mixer 158 (Figure IE) to keep the solids and liquids in suspension during the pasteurization or thermophilic anaerobic digestion process. That mixture is heated with heaters 160 (Figure IE) capable of heating the mixture contained therein to around 55-75°C. (…) And the heaters 140 are either electric immersion heaters or water-based boilerfed coil heaters that are disposed in the inside of the small holding tanks 110 so that the water/muck/waste mixture can be heated directly.
[0030]Each of the small holding tanks 110 has a relatively small volume (e.g., around 1.800 Liters) to reduce the energy required to heat the water/muck/waste disposed therein. (…) And as discussed above, the small holding tanks 110 can be used to perform either pasteurization or thermophilic anaerobic digestion on the water/muck/waste disposed therein (…). (…) The small holding tanks 110 may also be used for other purposes, such as arresting the digestion process of the grey water in the liquor tank 126.
[0031]The small holding tanks 110 are operated in batch mode that includes offset cycles of feeding, holding, and discharge. For example, after the first small holding tank 110 is fed and filled with pre-heated water/muck/waste from the buffer tank 108, it will hold that pre-heated water/muck/waste while it is stirred and heated, as discussed above. The second small holding tank 110 will be fed and filled after the first small holding tank 110. The heated and partially pasteurized or digested water/muck/waste will then be discharged from first small holding tank 110 while the second small holding tank 110 holds, stirs, and heats the pre-heated water/muck/waste with which it was filled. And the heated and partially pasteurized or digested water/muck/waste will then be discharged from first second holding tank 110 while the second small holding tank 110 is filled with a new batch of pre-heated water/muck/waste from the buffer tank 108. Water/waste/muck is cycled through the small holding tanks 110 in that manner as required is repeated back and forth between the first and second digested tanks 110. (…) And although only two small holding tanks 110 are shown in Figures 1 A- 1 E, the REM apparatus may use as many small holding tanks 110 are required to meet a user’s processing demands.
(…)
3.8
Het octrooischrift van EP 420 bevat onder meer de tekeningen 1A, 1C, 1E en 6, die als volgt worden toegelicht in paragraaf [0005]:
Figure 1A : An isometric view that illustrates an example of an apparatus for renewable micro-generation:
Figure 1C: an plan view that illustrates the apparatus of Figure 1A with the containers and compressor enclosure removed:
Figure 1E: a schematic diagram of the apparatus of Figures 1A-1C:
Figure 6: a schematic diagram that illustrates water and waste piping:
3.9
De conclusies 1 en 13 van EP 420 kunnen in de Nederlandse vertaling in de volgende kenmerken worden onderverdeeld:
1. i) Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
(ii) een draagbare verwerkingshouder (102) omvattende:
(iii) een mengtank (202) voor het mengen van afval met een vloeistof,
(iv) een hakselaar (106) die in vloeistofverbinding met de mengtank staat en die is ingericht om het afval in kleinere delen te macereren,
( v) een veelvoud aan kleine opslagtanks (110) die in vloeistofverbinding met de mengtank staan en die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
(vi) een grote opslagtank (112) die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan kleine opslagtanks staat en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
(vii) een ontwateringseenheid die in vloeistofverbinding met de grote opslagtank staat en die is ingericht om te drogen wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd;
(viii) een regelaar voor het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen; en
(ix) een gasopslagtank die is ingericht om door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas op te slaan,
( x) waarbij de draagbare verwerkingshouder is ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met de gasopslagtank zodat de gasopslagtank biogas kan opslaan gegenereerd door de mesofiele anaerobe vertering uitgevoerd in de verwerkingshouder op de site.
13. ( i) Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie omvattende stappen van:
(ii) het transporteren van een draagbare verwerkingshouder naar een site, waarbij de draagbare verwerkingshouder een mengtank, een hakselaar, een veelvoud aan kleine opslagtanks, een grote opslagtank, een ontwateringseenheid en een regelaar omvat;
(iii) het mengen van afval met een vloeistof in de mengtank;
(iv) het macereren van het afval in kleinere delen met de hakselaar;
( v) het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
(vi) het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met grote opslagtank nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
(vii) het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de ontwateringseenheid;
(viii) het opslaan van door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas in een gasopslagtank;
(ix) het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid met de regelaar zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen.
Het octrooi 589
3.1
SEaB is houder van het Europees octrooi EP 2 781 589 B1 (hierna: EP 589, en samen met EP 420: de octrooien) getiteld “
Portable renewable energy microgeneration system”. EP 589 is een afsplitsing van EP 420 en heeft net als EP 420 gelding in Nederland, maar niet in Portugal.
3.11
Alinea [0002] van de authentieke Engelstalige versie van de beschrijving van EP 589 bevat dezelfde samenvatting van de uitvinding als alinea [0002] van de beschrijving van EP 420.
3.12
De onafhankelijke conclusies 1 en 8 van EP 589 luiden, in de authentieke Engelse versie:
1. A renewable energy microgeneration apparatus (100) comprising:
one or more portable containers (102) comprising:
a plurality of first holding tanks (110) that are configured to perform at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on waste,
a second holding tank (112) that is larger than each of the plurality of first holding tanks (110), that is in fluid communication with the plurality of first holding tanks (110), and that is configured to perform mesophilic anaerobic digestion on the waste after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed on the waste; and
a de-watering unit (114) in fluid communication with the second holding tank (112) for drying what remains of the waste after mesophilic anaerobic digestion in performed on the waste; and
a controller (118) for automatically moving the waste between the plurality of first holding tanks (110), the second holding tank (112), and the de-watering unit (114) as required to facilitate mesophilic anaerobic digestion in the second holding tank (112), wherein the one or more portable containers (102) are configured to be transported to a site and placed in fluid communication with each other at the site.
8. A method of renewable energy microgeneration comprising the steps of:
transporting one or more portable containers (102) and a controller (118) to a site, the one or more portable containers (102) comprising a plurality of first holding tanks (110), a second holding tank (112), and a de-watering unit (114);
performing at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on the waste with the plurality of first holding tanks (110);
performing mesophilic anaerobic digestion on the waste with the second holding tank (112) after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed with the plurality of first holding tanks (110), the second holding tank (112) being larger than each of the plurality of first holding tanks (110); and
automating the flow of the waste between the plurality of first holding tanks (110), the second holding tank (112), and the de-watering unit (114) with the controller (118) as required to facilitate mesophilic anaerobic digestion in the second holding tank (112).
3.13
In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden deze conclusies als volgt:
1. Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
een of meerdere draagbare houders (102) omvattende:
een veelvoud aan eerste opslagtanks (110) die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
een tweede opslagtank (112) die groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110) staat, en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
een ontwateringseenheid (114) die in vloeistofverbinding met de tweede opslagtank (112) staat en voor het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd; en
een regelaar (118) voor het tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) automatisch bewegen van het afval zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren, waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) zijn ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met elkaar op de site.
8. Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie, omvattende de stappen van:
het transporteren van één of meerdere draagbare houders (102) en een regelaar (118) naar een site, waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) een veelvoud aan eerste opslagtanks (110), een tweede opslagtank (112), en een ontwateringseenheid (114) omvat;
het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110);
het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met de tweede opslagtank (112) nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), waarbij de tweede opslagtank (112) groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110); en
het automatiseren van de stroom van het afval tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) met de regelaar (118) zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren.
3.14
In de authentieke Engelse versie van de beschrijving van EP 589 zijn onder andere dezelfde tekeningen (met dezelfde nummering) opgenomen als in de beschrijving van EP 420 en is in de paragrafen [0014] en [0031] tot en met [0033] dezelfde toelichting opgenomen als in de paragrafen [0012] en [0029] tot en met [0031] van de beschrijving van EP 420.
3.15
De conclusie 1 en 8 van EP 589 kunnen in de Nederlandse vertaling in de volgende kenmerken worden onderverdeeld:
1. i) Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
(ii) een of meerdere draagbare houders (102) omvattende:
(iii) een veelvoud aan eerste opslagtanks (110) die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
(iv) een tweede opslagtank (112) die groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110) staat, en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
( v) een ontwateringseenheid (114) die in vloeistofverbinding met de tweede opslagtank (112) staat en voor het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd; en
(vi) een regelaar (118) voor het tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) automatisch bewegen van het afval zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren,
(vii) waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) zijn ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met elkaar op de site.
8. ( i) Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie, omvattende de stappen van:
(ii) het transporteren van één of meerdere draagbare houders (102) en een regelaar (118) naar een site, waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) een veelvoud aan eerste opslagtanks (110), een tweede opslagtank (112), en een ontwateringseenheid (114) omvat;
(iii) het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110);
(iv) het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met de tweede opslagtank (112) nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), waarbij de tweede opslagtank (112) groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110); en
( v) het automatiseren van de stroom van het afval tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) met de regelaar (118) zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren.
De omstreden handelingen
3.16
TWT biedt onder de naam “
Waste Transformers” verplaatsbare inrichtingen aan voor het winnen van biogas uit organisch afval.
3.17
Eind 2021 heeft de Portugese aanbestedende dienst Lipor een Europese aanbesteding uitgeschreven voor de “
Supply and Installation of a Microdigestion Unit for Food Waste”. De winnende inschrijver G. Höfle, Lda (hierna: Höfle) heeft ingeschreven met een Waste Transformer van TWT.
3.18
De inschrijving van Höfle bevatte onder andere een bijlage
Proposed Technical Solution(hierna: de technische bijlage) waarin de aangeboden Waste Transformer nader is beschreven. [1] Die beschrijving luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
3. Microdigestion Unit Composition
(…)
In the following table we present the composition of the proposed Anaerobic Microdigestion Unit THE WASTE TRANSFORMERS.
(…)
Description
Quantity
(…)
3.19 Control Unit V3
3.20 All process equipment is housed in two 20ft containers.
3.21 The following components are installed in Control Container A: Process pipework connecting and returning to the digester and associated valves and pumps; Gas cleaning equipment; Pasteuriser and associated equipment, Connections to the external feed system.
3.22 In turn, the following are installed in Control Container B:
2 CHP's; Electrical control and power board; Liquid storage tank; Screw dehydration press.
(…)
1
Na deze tabel volgen afbeeldingen van een inrichting die onder andere bestaat uit twee
Control Containers, waarbij in een van die containers onder andere twee pasteurisatievaten zijn weergegeven.
Diezelfde bijlage bevat een
Process Flow Diagramwaarin onder andere één
Anaerobe Digesteren één
Pasteurizervan 1.000 liter zijn afgebeeld. Daarnaast is op dat diagram een ontwateringsmodule afgebeeld die onder andere bevat een
Balancing tank, een
Aeration tank, een
Membrane tanken een
Effluent tank.
Bij de inschrijving van Höfle was ook een
Operation and Maintenance Plan for the Installationgevoegd waarin onder andere werd verwezen naar een
Liquid storage tank.
3.23
In Nederland heeft TWT onder andere een Waste Transformer geleverd aan de IKEA-vestiging in Haarlem. Die Waste Transformer bestaat uit een gesloten container met daarop geplaatst een grote opslagtank met dezelfde afmetingen. SEaB heeft een foto van de binnenkant van die Waste Transformer in het geding gebracht waarop één pasteurisatie-eenheid zichtbaar is.

4.Procedure bij de voorzieningenrechter

4.1
SEaB heeft TWT in de zaken 22-242 en 22-251 in kort geding gedagvaard en, na wijziging van eis, gevorderd dat de voorzieningenrechter, samengevat, TWT op straffe van een dwangsom beveelt inzage te geven in bepaalde stukken. Het heeft die vordering gegrond op artikel 834a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), gelezen in samenhang met artikel 1019a Rv en gesteld dat het die stukken nodig heeft om te bewijzen dat in de Waste Transformers van TWT pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt in kleine opslagtanks, waardoor die Waste Transformers inbreuk maken op haar octrooien (EP 589 in zaak 22-242 en EP 420 in zaak 22-251). Verder heeft zij gesteld dat TWT onrechtmatig handelt door inbreuk op de octrooien uit te lokken, te bevorderen of te ondersteunen en er voordeel uit te halen, of door inbreuk op de octrooien niet te voorkomen. SEaB heeft op grond van artikel 1019h Rv gevorderd dat TWT wordt veroordeeld in de daadwerkelijke proceskosten.
4.2
De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft die vordering bij vonnis van 12 juli 2022 afgewezen en SEaB in de daadwerkelijke kosten veroordeeld. Hij heeft geoordeeld dat de Waste Transformers van TWT geen inbreuk maken op de octrooien, ongeacht de vraag of SEaB door middel van de gevorderde stukken zou kunnen bewijzen dat daarin pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt in kleine opslagtanks. Volgens de voorzieningenrechter is namelijk geen sprake van een redelijk vermoeden dat in de Waste Transformers eerst pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt en daarna pas mesofiele anaerobe vertering, zoals voorgeschreven door de octrooien.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
SEaB is van dit vonnis in hoger beroep gekomen [2] en vordert hetzelfde als bij de rechtbank. Het klaagt, samengevat, over het oordeel dat geen sprake is van een redelijk vermoeden dat in de Waste Transformers eerst pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt en daarna pas mesofiele anaerobe vertering en voert subsidiair aan dat bij de Waste Transformers sprake is van een voortdurend proces. Het heeft in hoger beroep als nieuwe grondslag voor zijn vordering tot veroordeling in de daadwerkelijke proceskosten aangevoerd dat TWT misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
5.2
Bij akte van 18 september 2023 heeft SEaB zijn eis in die zin gewijzigd, dat het de lijst van stukken waarin het inzage vordert op punten heeft aangepast. TWT heeft zich tegen deze wijziging van eis verzet omdat zij volgens haar te laat is ingediend en daarmee in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Het hof heeft een beslissing hierover tijdens de mondelinge behandeling aangehouden.
5.3
TWT vordert naast bekrachtiging dat het hof SEaB in de daadwerkelijke proceskosten veroordeelt. Zij verwijst daarvoor in haar petitum naar artikel 1019h Rv en stelt daarnaast dat SEaB misbruik van procesrecht heeft gemaakt (punt 7.4 memorie van antwoord).

6.Beoordeling in hoger beroep

Inleidende overwegingen

6.1
Het hof ontleent zijn bevoegdheid aan artikel 2 Rv.
6.2
Omdat SEaB stelt dat TWT inbreuk maakt op zijn octrooien en dat het de inzage in de betrokken bescheiden nog steeds nodig heeft om dat te bewijzen, is het voldoende spoedeisend belang gegeven.
6.3
Het hof ziet aanleiding om te oordelen over het voldaan zijn aan de vereisten van artikel 843a Rv voordat het oordeelt over de toelaatbaarheid van de eiswijziging van 18 september 2023.
Maatstaf voor toewijzing van de inzagevordering en, in het verlengde daarvan, voor inbreuk
6.4
Voor toewijzing van een inzagevordering op grond van artikel 843a Rv is onder andere vereist dat de betrokken stukken een rechtsbetrekking aangaan waarbij de eiser partij is. Artikel 1019a Rv bepaalt dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een dergelijke rechtsbetrekking. Daarbij behoeft niet te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op een (dreigende) inbreuk gebaseerde vordering: voldoende is dat uit de door de eiser gestelde (en zo mogelijk met bewijsmateriaal gestaafde) feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk moet kunnen worden afgeleid. [3]
6.5
Volgens artikel 69 lid 1 Europees Octrooiverdrag (EOV) wordt de beschermingsomvang van een octrooi bepaald door de conclusies, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Uit artikel 1 van het bij dat artikel behorende uitlegprotocol volgt dat dat artikel niet mag worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de vakpersoon die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een billijke bescherming aan de octrooihouder als een redelijke mate van rechtszekerheid aan derden wordt geboden.
6.6
Daarbij vormen beschrijving en de tekeningen een belangrijke bron en leveren de onder andere volgende elementen gezichtspunten op tegenover de letterlijke tekst van de conclusies:
(i) hetgeen voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen wezenlijk is;
(ii) de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte; en
(iii) de mate waarin de uitvinding vernieuwing heeft gebracht.
6.7
Bij de uitleg van octrooiconclusies moet worden uitgegaan van het perspectief van de gemiddelde vakpersoon en de algemene vakkennis van die persoon op de prioriteitsdatum. Partijen verschillen niet wezenlijk van mening over wie als de gemiddelde vakpersoon moet worden aangemerkt, te weten een deskundige op het gebied van (anaerobe) verteringssystemen.
6.8
Wat de inbreukvraag betreft volgt het hof een beoordeling in twee stappen.
6.8.1
Bij de eerste stap, ook aangeduid als “letterlijke inbreuk”, wordt aan de hand van een uitleg van de octrooiconclusie bepaald of het product of de werkwijze van een derde voldoet aan alle kenmerken van die octrooiconclusie.
6.8.2
Als de octrooiconclusie niet zo kan worden uitgelegd dat alle kenmerken daarvan terugkomen in het product of de werkwijze, wordt in een tweede stap, mede met het oog op artikel 2 van het hiervoor onder 6.5 bedoelde uitleggingsprotocol, bepaald of het element dat afwijkt van een in de conclusie opgenomen kenmerk wel equivalent is aan dat kenmerk en of het passend is om het product of de werkwijze om die reden toch onder de beschermingsomvang van het octrooi te laten vallen. Bij die tweede stap gaat het om de vraag of in de perceptie van de gemiddelde vakpersoon de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving en de tekeningen, ruimte laten voor equivalenten, gelet op enerzijds een billijke bescherming van de octrooihouder en anderzijds een redelijke mate van rechtszekerheid voor derden. Hiervoor is vereist dat:
(i) het afwijkende element vanuit technisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geclaimde kenmerk;
(ii) de beschermingsomvang van het octrooi in verhouding staat tot de bijdrage die de octrooihouder met het octrooi heeft geleverd aan de stand van techniek;
(iii) erkenning van het beroep op equivalentie in het concrete geval passend is gelet op de vereiste redelijke mate van rechtszekerheid voor derden; en
(iv) als het verweer daartoe aanleiding geeft, de variant nieuw en inventief is ten opzichte van de stand van de techniek van het octrooi.
Toelichting van SEaB bij haar octrooien
6.9
De octrooien hebben betrekking op draagbare containers (houders) voor anaerobe vertering van afval. Hieronder is ter illustratie Figuur 1C van de octrooien nogmaals opgenomen, waarop een REM-inrichting volgens de cotrooien is te zien, van bovenaf getekend. Deze REM-inrichting bestaat uit:
(i) een langere container (102 op afbeelding 1A) met daarin een inrichting die zowel meerdere kleine opslagtanks 110 als een grote opslagtank 112 omvat; en
(ii) een kortere container (104 op afbeelding 1A) met een tank 120 voor de opslag van het gewonnen biogas.
6.1
In Figuur 6 van de octrooien, hierna opgenomen, wordt verkort schematisch uitgebeeld hoe het verteringsproces volgens de lezing van SEaB van de octrooien kan plaatsvinden. In de eerste container 102 wordt het afval samen met (grijs)water ingevoerd en gemengd in de hakselaar 106. Nadat het afval en het water voldoende zijn fijngemalen en gemengd met water, wordt het water/drab/afval-mengsel (hierna: het mengsel) via buizen in de buffertank 108 gepompt waar het eerst wordt opgeslagen en voorverwarmd voordat het verder wordt doorgeleid naar de kleine opslagtanks 110. In deze kleine opslagtanks vindt pasteurisatie of thermofiele anaerobe vertering plaats. Na dit proces wordt het verwarmde mengsel doorgeleid naar de grote opslagtank 112, waar het dan deels gepasteuriseerde of verteerde en inmiddels weer afgekoelde mengsel voortdurend wordt geroerd om een mesofiel anaeroob verteringsproces op gang te zetten. Hiermee worden vaste stoffen en vloeibare stoffen in suspensie gehouden en hopen biogassen zich op in het bovenste gedeelte van de grote opslagtank 112. Deze biogassen worden doorgepompt naar de gasopslagtank 120. Als het mesofiele anaerobe verteringsproces klaar is, wordt het mengsel doorgepompt naar het ontwateringsapparaat 114 waar de vloeistoffen van het dan inmiddels volledig verteerde afval worden gescheiden.
Uitleg van deelkenmerk v van EP 420/iii van EP 589
6.11
Het hof ziet aanleiding te beginnen met de vraag of sprake is van een redelijk vermoeden dat de Waste Transformers inbreuk maken op deelkenmerk v van conclusies 1 en 13 van EP 420 en deelkenmerk iii conclusies 1 en 8 van EP 589. Deelkenmerk v van conclusies 1 en 13 van EP 420 vereist:
“een veelvoud aan kleine opslagtanks (110) die in vloeistofverbinding met de mengtank staan en die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren”.
Deelkenmerk iii van conclusies 1 en 8 van EP 589 vereist:
“een veelvoud aan eerste opslagtanks (110) die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren”.
Het hof duidt deze deelkenmerken hierna samen aan als “deelkenmerk v/iii”.
Veelvoud aan kleine opslagtanks
6.12
Volgens SEaB moet dit deelkenmerk in die zin worden uitgelegd dat voor inbreuk voldoende is dat één kleine opslagtank wordt gebruikt met de verder in deelkenmerk v/iii bedoelde eigenschappen.
6.13
Het hof volgt SEaB daar niet in. Met TWT is het hof van oordeel dat de gemiddelde vakpersoon uit het gebruik van het woord “veelvoud” zal opmaken dat het bij de beschermde uitvinding moet gaan om minimaal twee kleine opslagtanks met de bedoelde eigenschappen.
6.14
Deze uitleg wordt bevestigd door de beschrijving:
- Paragraaf [0029] van EP 420/[0031] van EP 589 beschrijft dat ieder van de kleine opslagtanks 110 is voorzien van (i) een gasmenger 158 en van (ii) verwarmingselementen 160 [4] die in staat zijn om het mengsel tot 55-75° C te verwarmen.
- Paragraaf [0030] van EP 420/[0032] van EP 589 beschrijft dat de reden waarom de kleine opslagtanks 110 betrekkelijk klein zijn is om de energie te beperken die benodigd is om het mengsel te verwarmen. Dit impliceert een tegenstelling met één grote opslagtank waarvan de inhoud in zijn geheel moet worden verwarmd, onder aanwending van meer energie.
- Paragraaf [0031] van EP 420/[0033] van EP 589 tenslotte beschrijft uitvoerig hoe twee kleine opslagtanks volgens gefaseerde cycli in “batch mode” kunnen worden gebruikt.
Ook alle tekeningen bevatten twee kleine opslagtanks 110.
6.15
Diezelfde beschrijving geeft de vakpersoon geen aanknopingspunten voor een andere interpretatie:
- Dat in paragraaf [0030] van EP 420/[0032] van EP 589 is opgenomen dat de kleine opslagtanks ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt (dan pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering) laat het voorgaande onverlet.
- Dat paragraaf [0031] van EP 420/[0033] van EP 589 vermeldt dat de tekeningen 1A-1E weliswaar alleen twee kleine tanks weergeven, maar dat in de inrichting zoveel kleineopslagtanks kunnen worden ingezet als nodig om te voorzien in de behoefte van de gebruiker, bevestigt juist dat het moet gaan om tenminste twee kleine tanks.
Voorzien van een verwarmingsmiddel
6.16
Partijen zijn het ook niet eens over de uitleg van het kenmerkonderdeel “ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren”. Volgens SEaB volstaat het dat in een kleine opslagtank pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering kan plaatsvinden doordat er uit een pasteurisatievat afkomstig verhit mengsel in wordt gepompt dat daar - bij gebreke van koeling - op hogere temperatuur blijft en verder kan pasteuriseren dan wel thermofiel anaeroob kan verteren.
6.17
Het hof volgt SEaB daar niet in. Met TWT is het hof van oordeel dat de gemiddelde vakpersoon de bewoording “ingericht om … uit te voeren” zal opvatten als een vereiste dat de kleine opslagtanks moeten zijn voorzien van een voorziening om het mengsel actief tot de temperatuur te brengen of te houden die vereist is voor pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering . Dit wordt bevestigd door paragraaf [0029] van EP 420/[0031] van EP 589, waar is beschreven dat de kleine opslagtanks zijn voorzien van verwarmingselementen die in staat zijn om het mengsel te verhitten tot 55-75o C, de temperatuur waarbij pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering kan plaatsvinden, en dat deze elementen hetzij elektrische dompelverwarmers hetzij waterverwarmde spiraalelementen kunnen zijn.
Geplaatst in een container
6.18
SEaB voert ook aan dat de kleine opslagtanks deels buiten de mobiele containers kunnen zijn geplaatst waarin de REM-inrichting is geïnstalleerd.
6.19
Het hof volgt SEaB ook niet in deze uitleg. Uit kenmerk ii van de conclusies 1 en 13 van EP 420 en conclusies 1 en 8 van EP 589 volgt dat de diverse onderdelen van de REM-inrichting worden omvat door een of meer draagbare (verwerkings)houders, terwijl uit de toelichting in paragraaf [0012] van EP 420/[0014] van EP 589 volgt dat het bij deze houders gaat om containers met de afmetingen van een vervoerscontainer. Uit dezelfde paragraaf en uit de inleidende paragraaf [0002] van beide octrooien volgt verder dat één van de voordelen van de onder bescherming te stellen uitvinding is dat de betrokken REM-inrichting makkelijk verplaatsbaar is, hetgeen wordt bereikt door alle elementen 106-126, waaronder de kleine opslagtanks 110, in die container te huisvesten. Dat op de tekeningen 1A en 1C, waar SEaB naar verwijst, de watertank 126 naast container 102 is weergegeven kan SEaB niet baten, omdat die watertank als enige functie heeft om het water dat uit het verteringsproces afkomstig is op te vangen, terwijl de kleine opslagtanks een centrale rol vervullen in het verteringsproces zelf en moeten zijn voorzien van zowel een gasmenger als een verwarming. Dit veronderstelt naast de in de conclusies bedoelde vloeistofverbindingen (stroomopwaarts en stroomafwaarts) ook andere verbindingsmaatregelen die zich niet verdragen met de gedachte dat de betrokken opslagtanks buiten de container geplaatst kunnen worden met behoud van de functionaliteit dat de betrokken REM-inrichting makkelijk verplaatsbaar is.
Tussenslotsom
6.2
Uit het voorgaande volgt dat deelkenmerk v/iii vereist dat sprake is van ten minste twee kleine opslagtanks die binnen de betrokken containers zijn geplaatst en die door middel van verwarmingsmiddelen geschikt zijn gemaakt om hetzij pasteurisatie hetzij thermofiele anaerobe vertering uit te voeren op het mengsel.
Inbreuk
6.21
TWT heeft toegelicht dat haar Waste Transformers onder andere bestaan uit een grote opslagtank waarin eenzelfde soort mengsel als volgens de uitvinding mesofiel anaeroob wordt verteerd, waarna dat mengsel naar een pasteurisatievat wordt gepompt zodat daar de voor vertering verantwoordelijke bacteriën kunnen worden gedood. TWT betwist dat haar Waste Transformers naast dat pasteurisatievat enig andere opslagtank bevatten die voldoet aan de eigenschappen van deelkenmerk v/iii. Na het pasteurisatievat kan slechts sprake zijn van een ontwateringseenheid die water aan het verteerde mengsel onttrekt en geen opslagtank bevat dat aan deelkenmerk v/iii beantwoordt.
De aan Lipor aangeboden Waste Transformer
6.22
SEaB heeft wat inbreuk in verband met de aan Lipor aangboden Waste Transformer betreft ten eerste gewezen op de technische bijlage bij de inschrijving van Höfle. Tussen partijen staat vast dat die technische bijlage een tekening bevat van een inrichting met (onder andere) een container met (onder andere) twee pasteurisatievaten. Volgens SEaB levert het in Nederland maken van die tekening een inbreuk op.
6.23
Naar het oordeel van het hof is deze tekening om de volgende redenen niet voldoende om een redelijk vermoeden van inbreuk op kenmerk v/iii op te leveren. TWT heeft toegelicht dat zij die tekening alleen heeft gemaakt ter illustratie en dat zij nooit een Waste Transformer heeft aangeboden, ontworpen, verkocht, geproduceerd of geleverd met twee pasteurisatietanks. Zij wijst er terecht op dat de tabel uit diezelfde technische bijlage, waarin de inhoud van de betrokken container (
Control Container A) wordt beschreven, alleen een
Pasteurizerin enkelvoud noemt en dat ook de
Process Flow Diagrambij die bijlage slechts één pasteurisatievat weergeeft. Zij heeft er ook op gewezen dat het pasteurisatievat dat zij in haar Waste Transformers gebruikt geschikt is om zelfstandig de hele door die Waste Transformers te verwerken mengselstroom te pasteuriseren en dat één zo’n vat ongeveer € 20.000,- kost, waardoor het niet doelmatig is om daar meer dan één van mee te leveren als dat niet nodig is. SEaB heeft weersproken dat de betrokken pasteurisatietank geschikt is om de gehele mengselstroom van de betrokken inrichting te pasteuriseren, maar heeft dat niet onderbouwd. SEaB heeft ook geen begin van toelichting gegeven over waar en wanneer betrokken tekening kan zijn gebruikt als technische tekening voor de daadwerkelijke vervaardiging van een Waste Transformer met twee pasteurisatietanks. Dat de twee pasteurisatietanks volgens SEaB niet per ongeluk in de tekening bij de inschrijving van Höfle voor Lipor terecht zijn gekomen, zoals SEaB heeft gesteld, is daarvoor, in het licht van de hiervoor beschreven omstandigheden, in ieder geval onvoldoende.
6.24
SEaB heeft ook verwezen naar de in de
Process Flow Diagrambij de technische bijlage bij de inschrijving van Höfle weergegeven ontwateringsmodule met vier verschillende opslagtanks. Het heeft echter onvoldoende gesteld voor het oordeel dat één of meer daarvan mogelijk kan worden aangemerkt als kleine opslagtank in de zin van deelkenmerk v/iii.
6.24.1
Zo heeft SEaB niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat deze tanks, die alle deel uitmaken van een ontwateringsmodule, zijn voorzien van verwarmingsmiddelen.
6.24.2
SEaB beroept zich ook op equivalentie tussen kleine opslagtanks met en zonder verwarmingsmiddel. Ook dat beroep gaat niet op. Dergelijke opslagtanks zijn niet technisch equivalent, omdat het mengsel in opslagtanks zonder een verwarmingsmiddel niet op gecontroleerde wijze tot een bepaalde, betrekkelijk hoge temperatuur kan worden gebracht en gehouden. Daarnaast zou een beroep op equivalentie ook hier afbreuk doen aan de vereiste mate van rechtszekerheid van derden, die er op grond van (i) de conclusie, waarin wordt gesproken over “ingericht om … uit te voeren”, en (ii) de beschrijving, waarin met zoveel woorden wordt gesproken over (specifieke types) verwarming, op moeten kunnen vertrouwen dat zij geen inbreuk maken op het octrooi met kleine opslagtanks zonder verwarmingsvoorzieningen.
6.24.3
Daarnaast heeft TWT ter zitting onweersproken toegelicht dat deze opslagtanks alle zijn voorzien van luchtinlaten om anaerobe vertering te vermijden, terwijl de kleine opslagtanks van deelkenmerk v/iii juist geschikt moeten zijn voor hetzij pasteurisatie, hetzij thermofiele anaerobe vertering. Daar komt bij dat het bij de inhoud van de kleine opslagtanks in de zin van kenmerk v/iii moet gaan om het (te verteren) mengsel, en niet om water dat is gescheiden uit dat inmiddels verteerde mengsel. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven dat de betrokken ontwateringsmodule, zoals TWT aanvoert, uiteindelijk niet door Lipor is besteld en afgenomen.
6.25
SEaB wijst ook op de andere kleine opslagtanks die naast de de twee pasteurisatievaten op de tekeningen bij de technische bijlage bij de inschrijving van Höfle zijn weergeven, waaronder optionele nitrificatietanks. Dit kan SEaB echter niet baten, omdat het niet heeft gesteld dat die andere tanks zijn voorzien van verwarmingsmiddelen om daarin pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering mogelijk te maken.
6.26
Hetzelfde geldt voor de
Liquid storage tankwaarnaar wordt verwezen in de
Operation and Maintenance Plan for the Installationen die zich volgens SEaB achter het pasteurisatievat bevindt. Dat uit de foto’s die SEaB in het geding heeft gebracht niet blijkt dat het mengsel uit die tank ergens wordt gekoeld voordat het in de
Liquid storage tankwordt gepompt, waardoor daar verdere pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering kan plaatsvinden, maakt dat niet anders.
6.27
SEaB beroept zich op equivalentie tussen een REM-inrichting met een veelvoud aan kleine opslagtanks die zijn ingericht om pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering uit te voeren en een MER-inrichting met slechts één dergelijke opslagtank. Dit beroep slaagt niet. Eén kleine opslagtank is niet technisch gelijkwaardig aan meerdere kleine opslagtanks, aangezien het mengsel daarmee niet met telkens minder energie en partijgewijs (in
batches) kan worden verwarmd. Daarnaast zou erkenning van dit beroep hier niet passend zijn, gelet op de redelijke mate van rechtszekerheid die derden mogen putten uit deelkenmerk v/iii , met het woord “veelvoud”, gelezen in samenhang met toelichting en tekeningen.
De Waste Transformer bij IKEA Haarlem
6.28
Tussen partijen staat vast dat op de foto van de binnenkant van de container van de Waste Transformer bij IKEA Haarlem slechts één pasteurisatietank zichtbaar is. Tussen partijen staat ook vast dat aan de buitenkant van die container een eenvoudige, plastic wateropslagtank met luchtinlaat van het type IBC kan worden geplaatst om het water op te vangen dat door ontwatering aan het inmiddels verteerde mengsel kan worden onttrokken.
6.29
Volgens SEaB is het mogelijk dat die externe opslagtank in vloeistofverbinding staat met de pasteurisatietank in de container en dat het nog warme mengsel uit de pasteurisatietank naar die externe opslagtank wordt gepompt om daar, met behulp van de eigen restwarmte, verder pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering te ondergaan.
6.3
Naar het oordeel van het hof heeft SEaB hiermee niet voldoende gesteld om een redelijk vermoeden van inbreuk op kenmerk v/iii in het leven te roepen. Ook met betrekking tot deze externe wateropslagtank (i) heeft SEaB niet gesteld dat het is voorzien van een verwarming, (ii) heeft TWT toegelicht dat die tank van een luchtinlaat is voorzien om anaerobe vertering te voorkomen en (iii) heeft de opslag van water dat aan het verteerde mengsel wordt onttrokken niets te maken met de opslag van het mengsel om het te pasteuriseren of thermofiele anaerobe te laten verteren.
6.31
Daar komt bij dat het hof hiervoor heeft geoordeeld dat de kleine opslagtanks in de zin van deelkenmerk v/iii in de betrokken container moeten zijn geplaatst, terwijl SEaB in zijn stelling uitdrukkelijk een externe opslagtank beschrijft. Ook hier baat een beroep op equivalentie SEaB niet. Een REM-inrichting waarvan de kleine opslagtanks buiten een container zijn geplaatst is niet technisch equivalent aan een REM-inrichting waarin deze opslagtanks ín een container zijn geïnstalleerd, omdat dat afbreuk doet aan de verplaatsbaarheid als eenheid. Erkenning van het beroep op equivalentie zou hier ook niet passend zijn, gelet op de rechtszekerheid die derden kunnen putten uit kenmerk ii van conclusies 1 en 8/13 van de octrooien, gelezen in samenhang met de beschrijving waarin het belang van mobiliteit wordt benadrukt.
Tussenslotsom
6.32
Uit het voorgaande volgt dat uit de door SEaB gestelde feiten en omstandigheden geen redelijk vermoeden kan worden afgeleid van een (dreigende) inbreuk op deelkenmerk v/iii, zodat reeds daarom geen sprake is van (dreigende) inbreuk op de octrooien. Nu het gestelde onrechtmatig handelen ook is gebaseerd op de (dreigende) inbreuk op de octrooien, is ook geen sprake van een redelijk vermoeden van (dreigend) onrechtmatig handelen. Dit houdt in dat tussen partijen geen sprake is van de rechtsbetrekking die vereist is voor toewijzing van de inzagevordering op grond van artikel 843a Rv, gelezen in samenhang met artikel 1019a Rv.
6.33
Bij deze stand van zaken heeft SEaB geen belang meer bij de beoordeling van zijn klachten over het oordeel van de voorzieningenrechter dat geen sprake is van een redelijk vermoeden dat in de Waste Transformers eerst pasteurisatie dan wel thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt of plaats kan vinden, en daarna pas mesofiele anaerobe vertering. Ook de overige stellingen van partijen over en weer kunnen dan onbesproken blijven, waaronder de vraag naar de toelaatbaarheid van de wijziging van eis van SEaB van 18 september 2023.
Slotoverwegingen en proceskosten
6.34
Het hoger beroep van SEaB slaagt daarom niet. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen en SEaB als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.35
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling met elkaar afgesproken dat zij ieder hun daadwerkelijke proceskosten vaststellen op in totaal € 30.000,- voor beide zaken tezamen, ongeacht of de grondslag daarvoor artikel 1019h Rv is of misbruik van procesrecht. Omdat na deze afspraak de daadwerkelijke proceskosten op grond van misbruik van procesrecht niet hoger kunnen zijn dan op grond van artikel 1019h Rv, kan in het midden blijven of SEaB, zoals TWT heeft gesteld, misbruik van procesrecht heeft gepleegd.

7.Beslissing

Het hof, recht doende in de gevoegde zaken 200.316.205/01 en 200.318.093/01:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 12 juli 2022;
  • veroordeelt SEaB in de kosten van beide procedures in hoger beroep, aan de zijde van TWT tot vandaag in beide procedures vastgesteld op (2 x € 783,- =) € 1.566,- aan griffierechten en € 30.000,- aan salaris van de advocaat, en na vandaag begroot op € 173,- aan nasalaris van de advocaat, te verhogen met € 90,- indien SEaB veertien dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan deze kostenveroordeling te voldoen en TWT dit arrest heeft moeten laten betekenen;
  • verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.H. Speyart van Woerden, mr. J.I. de Vreese-Rood en dr.mr.ir. J.W. Meewisse en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Het hof haalt hierna de inhoud van die bijlage aan in de door SEaB in het geding gebrachte en niet door TWT weersproken Engelse vertaling.
2.Voor wat betreft EP 420 en zaak 22-251 in zaak 200.318.093 en voor wat betreft EP 589 en zaak 22-242 in zaak 200.316.205.
3.HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304 (
4.In die paragraaf worden de verwarmingselementen eerst met 160 en later met 140 aangeduid. Uit figuur 1E, waar die paragraaf naar verwijst, volgt dat 160 de juiste aanduiding is.