ECLI:NL:GHDHA:2023:2638

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
22-003533-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van politici in Coronatijd met een tweet

Op 27 december 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van de demissionair minister-president Mark Rutte en de demissionair minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Hugo de Jonge. De bedreiging vond plaats op 2 november 2021, toen de verdachte een tweet plaatste met een afbeelding die de suggestie wekte dat de ministers waren overleden. De tweet werd geplaatst in een periode van maatschappelijke onrust door de coronapandemie, vlak voor een persconferentie van de ministers. Het hof oordeelde dat de tweet, gezien de context en het bereik van de verdachte op Twitter, geschikt was om bij de aangevers de redelijke vrees te wekken dat zij het leven zouden verliezen. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel. In hoger beroep werd de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bevestigd, ondanks de gezamenlijke administratie met het ressortsparket. Het hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg en legde een gevangenisstraf op van 10 weken, met 4 weken voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd een contactverbod opgelegd met de slachtoffers. Het hof benadrukte de ernst van de bedreiging en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003533-21
Parketnummer: 09-307962-21
Datum uitspraak: 27 december 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
24 november 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is aan de verdachte een dadelijk uitvoerbaar bevolen vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 november 2021 te [plaats 1] en/of [plaats 2], althans (elders) in Nederland M. Rutte en/of H.M. de Jonge heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op Twitter en/of social media en/of internet een afbeelding te plaatsen waarop het volgende is te zien:
- een personenauto in het bos waar achter twee langwerpige in plastic verpakte "voorwerpen" in de vorm van menselijke lichamen liggen en waarnaast een schep staat,
met boven de afbeelding de dreigende woorden "geen #personconferentie? Sorry mensen! De persconferentie gaat niet door vanavond...",
althans woorden/afbeelding van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (het hof begrijpt: 42 dagen) en een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd en dat de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel zal worden bevolen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging, omdat het hof en het ressortsparket gedurende deze vervolging een gezamenlijke administratie hebben gevoerd.
Het hof begrijpt het betoog van de verdachte aldus, dat geen sprake meer is van de nodige onpartijdigheid als openbaar ministerie als vervolgende instantie en het hof als rechtsprekende instantie een gezamenlijke administratie voeren.
Het hof overweegt als volgt. Er is tot voor kort sprake geweest van een door de afdeling strafrecht van dit gerechtshof en het ressortsparket gevoerde gezamenlijke administratie. Het hof stelt voorop dat leden van het hof, noch advocaten-generaal werkzaam zijn op deze administratie. Een samenwerking op het gebied van louter administratieve werkzaamheden - ingegeven door overwegingen van efficiënt dossierbeheer en een adequate zittingsplanning – doet ook overigens niet af aan de strikte scheiding van functies tussen de zittende en staande magistratuur. Het voeren van een gezamenlijke administratie staat dan ook niet in de weg aan de onpartijdigheid van het hof.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Het verzoek van de verdachte om in dit verband een medewerker van de administratie als getuige te horen zal het hof afwijzen. Bij het horen van deze getuige heeft de verdachte geen belang, nu het verzoek kennelijk slechts was ingegeven om de niet weersproken stelling dat sprake was van een gezamenlijke administratie te onderbouwen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks2 november 2021
te [plaats 1] en/of [plaats 2], althans (elders)in Nederland M. Rutte en
/ofH.M. de Jonge heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door op Twitter
en/of social media en/of interneteen afbeelding te plaatsen waarop het volgende is te zien:
- een personenauto in het bos waar achter twee langwerpige in plastic verpakte "voorwerpen" in de vorm van menselijke lichamen liggen en waarnaast een schep staat,
met boven de afbeelding de dreigende woorden "geen #pers
onconferentie?
“Sorry mensen! De persconferentie gaat niet door vanavond..."
,
althans woorden/afbeelding van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2021 om 18:32 uur is met het account van de verdachte een afbeelding op Twitter (tegenwoordig: X) geplaatst waarop een personenauto in het bos is te zien waar achter twee langwerpige, in plastic verpakte "voorwerpen" in de vorm van menselijke lichamen liggen en waarnaast een schep in de grond staat. Boven deze afbeelding staan de woorden “geen #persconferentie?” en “Sorry mensen! De persconferentie gaat niet door vanavond...”
De verdachte heeft verklaard dat hij de tweet geplaatst heeft.
[getuige 1] heeft, daartoe gemachtigd door M. Rutte, namens Rutte aangifte gedaan van bedreiging. Blijkens de aangifte is Rutte door [getuige 1] in kennis gesteld van de inhoud van de tweet van de verdachte.
Voorts heeft [getuige 2], daartoe gemachtigd door
H.M. de Jonge, aangifte gedaan van bedreiging. Blijkens de aangifte is De Jonge door [getuige 2] in kennis gesteld van de inhoud van de tweet van de verdachte.
Het hof stelt vast dat de tweet is geplaatst in een periode waarin sprake was van maatschappelijke onrust als gevolg van de toen heersende coronapandemie. Ten tijde van het plaatsen van de tweet werden regelmatig persconferenties over de stand van zaken gegeven door Rutte en De Jonge, in hun toenmalige functie als (demissionair) minister-president en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De tweet is op 2 november 2021, een klein half uur voor aanvang van de persconferentie van die avond om 19:00 uur, geplaatst door de verdachte. Het hof stelt daarbij vast dat de verdachte toen meer dan 17.000 volgers had op Twitter en de tweet daarmee een groot bereik had. Gelet op de inhoud van het bericht en het tijdstip dat dit bericht werd geplaatst kan het niet anders zijn dan dat werd gedoeld op de dood van de twee (demissionair) ministers. De suggestie wordt immers gewekt dat Rutte en De Jonge zijn overleden en worden begraven. Het hof is dan ook van oordeel dat dit bericht, gelet op de context waarin het werd geplaatst, geschikt was om bij de aangevers de redelijke vrees aan te jagen dat zij het leven zouden verliezen. Door een dergelijk bericht middels een account met een groot bereik op een sociaal medium te plaatsen heeft de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het daadwerkelijk op de hoogte raken door Rutte en De Jonge van wat als bedreiging is tenlastegelegd en het ontstaan van de vrees bij die Rutte en De Jonge dat zij het leven zouden kunnen verliezen. De door de verdachte naar voren gebrachte omstandigheid dat hij na circa 20 minuten het bericht weer heeft verwijderd maakt dit niet anders.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder andere verzocht om de getuigen Rutte, De Jonge en [getuige 1] te horen. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen op de regiezitting van 3 en 5 juli 2023 en de verdachte heeft deze tijdens de inhoudelijke behandeling niet herhaald, ook niet in voorwaardelijke zin. Gelet op het feit dat de verdachte heeft erkend dat hij het tenlastegelegde bericht heeft geplaatst en niet heeft bestreden dat de slachtoffers op de hoogte zijn geraakt van het bericht, is het hof van oordeel dat met het niet horen van deze getuigen niet tekort is gedaan aan het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van twee (demissionair) ministers. Dit soort feiten veroorzaakt bij de slachtoffers daarvan in het algemeen gevoelens van onveiligheid. Ook brengen dergelijke bedreigingen gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving teweeg. Dit geldt temeer wanneer de slachtoffers landelijk bekende politici zijn. Wanneer een politicus zijn publieke taak niet kan uitoefenen zonder dat hij aan dit soort bedreigingen wordt blootgesteld, kan dit ook bedreigend zijn voor het functioneren van de parlementaire democratie, zeker in – zoals in dit geval - vanwege de pandemie roerige tijden. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Dat de verdachte naar eigen zeggen een klokkenluider is, maakt dit niet anders.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
12 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit niet eerder was veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormt. Het voorwaardelijk strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Het hof ziet in de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit geen reden om naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf ook nog een taakstraf op te leggen.
Voorts ziet het hof ter voorkoming van strafbare feiten aanleiding om een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een contactverbod zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Het hof beoogt hiermee te voorkomen dat de verdachte nog op enigerlei wijze contact met de slachtoffers zal opnemen.
Het hof stelt vast dat de verdachte herhaaldelijk contact heeft gezocht met de slachtoffers. Voorts is gebleken dat de verdachte nog steeds van mening is dat hem onrecht is aangedaan. Gelet hierop is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaald persoon of bepaalde personen. Daarom zal het hof bevelen dat de hierna genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof komt daarbij tot een maatregel van langere duur dan door de rechter in eerste aanleg is opgelegd, waarbij het hof zal bepalen dat de periode gedurende welke de maatregel reeds van kracht is geweest, van deze tijd dient te worden afgetrokken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- M. Rutte, geboren op [geboortedatum]; en
- H.M. de Jonge, geboren op [geboortedatum];
en zich niet bevindt in een straal van 50 meter van die Rutte en De Jonge;
bepaalt dat de periode gedurende welke de maatregel reeds van kracht is geweest, van deze tijd dient te worden afgetrokken;
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 2 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Heft op het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals genoemd in het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree,
mr. D.M. Thierry en mr. B. Stapert,
in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 december 2023.
mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest te ondertekenen.