[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 primair eerste cumulatief/alternatief, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden. Voorts is een beslissing genomen omtrent het beslag, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid in hoger beroep
Het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep is bij akte intrekking rechtsmiddel van 2 november 2022 ingetrokken.
Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld en dat hoger beroep is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder feit 2 primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Schiedam en/of 's-Gravenhage en/of Bleiswijk, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten hij, verdachte, en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [betrokkene 3] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte 4] en/of [bedrijf A] en/of [bedrijf B] en/of [bedrijf C] en/of [bedrijf D] en/of [bedrijf/medeverdachte 5] en/of [bedrijf E] en/of [bedrijf F] en/of [bedrijf G] en/of [bedrijf H] en/of [bedrijf I] en/of [bedrijf J] en/of [bedrijf K] en/of [bedrijf L] en/of [bedrijf M] en/of één of meer ander(e) (rechts)perso(o)n(en), en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- valsheid in geschrifte (art 225 leden 1 en 2 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk niet danwel onjuist en/of onvolledig doen van een of meer bij de belastingwet voorziene aangifte(n) (artikel 69 AWR) en/of
- faillissementsfraude (artikel 341 e.v. Wetboek van Strafrecht) en/of
- ( gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 april 2013 tot en met 30 juni 2016 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) als bestuurder van (een) rechtspersoon, te weten [bedrijf B], welke besloten vennootschap bij vonnis van de rechtbank Rotterdam dd. 11 november 2014 in staat van faillissement is/was verklaard,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van genoemde rechtspersoon, niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die/dat artikel(en) bedoeld,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens)
- niet een zodanige administratie gevoerd, althans laten voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en de verplichtingen van [bedrijf B] konden worden gekend, en/of
- niet alle administratie van [bedrijf B] afgegeven en/of ter beschikking gesteld aan de curator(en) in de/het faillissement(en) van die rechtspersoon;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
aan hem, verdachte, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten, [bedrijf B], welke besloten vennootschap bij vonnis van de rechtbank Rotterdam dd. 11 november 2014 in staat van faillissement is/was verklaard, op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 april 2013 tot en met 30 juni 2016, te Rotterdam en/of te Schiedam, althans in Nederland, te wijten is dat hij als bestuurder van genoemde rechtspersoon [bedrijf B],
- niet heeft voldaan aan de volgens artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 5, eerste lid van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen, en/of
- de (aldus) gevoerde administratie en/of de (aldus) bewaarde boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers niet in ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet de (gehele) administratie bewaard en/of (desgevraagd) uitgeleverd aan de curator in het faillissement van voornoemde rechtspersoon [bedrijf B];
3.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
de (bedrijfs)administratie van [bedrijf A], zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meerdere valse geschrift(en), te weten een of meerdere voorschotformulier(en), waaronder/te weten:
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 4] op 20 mei 2014 (DOC-666) en/of 16 juni 2014 (DOC-652) en/of 10 juli 2014 (DOC-653) en/of 30 september 2014 (DOC-655) en/of 29 oktober 2014 (DOC-656) en/of 5 november 2014 (DOC-657) en/of 19 november 2014 (DOC-658) en/of 18 december 2014 (DOC-659); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 5] voor de periode(n) 6 en/of 9 en/of 10 en/of 11 en/of 12 en of 13 van het jaar 2015 en/of de periode(n) 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 9 van het jaar 2016 (DOC-485 tot en met DOC-492 en DOC 456 tot en met DOC-460); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 6] voor de periode(n)4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 9 van het jaar 2016 (DOC-232 tot en met DOC-238); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 7] voor de periode(n) 5 en/of 9 en/of 10 en/of 13 en/of 14 van het jaar 2015 en/of de periode(n) 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 8 en/of 9 van het jaar 2016 (DOC-637 tot en met DOC-648); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 8] voor de periode(n) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 9 en/of 10 en/of 11 en/of 12 en/of 13 van het jaar 2015 (DOC-1250 tot en met DOC-1257),
althans een of meerdere valse geschrift(en),
verwerkt en/of doen verwerken en/of opgenomen en/of doen opnemen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf A],
bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde voorschotformulier(en) is vermeld dat het op die/dat voorschotformulier(en) vermelde voorschot(ten) is/zijn uitbetaald aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en) geen voorschot is uitbetaald, in elk geval niet het geldbedrag als voorschot aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en) is uitbetaald zoals vermeld op dat/die voorschotformulier(en),
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
4.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of 's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of Zagreb (Kroatië), althans in Kroatië en/of Veliko Tarnovo (Bulgarije), althans in Bulgarije, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 2.061.767,94 euro, te weten:
-een geldbedrag van (in totaal) 1.552.668,94 euro, althans een (groot) geldbedrag (aan niet uitbetaalde voorschotten) (zaaksdossier witwassen/valsheid 3-OPV, p. 22 e.v.), en/of
-een geldbedrag van in totaal 462.099 euro, althans een (groot) geldbedrag (van [bedrijf F] en/of [bedrijf/medeverdachte 5]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 11); en/of
-een geldbedrag van (in totaal) 25.000 euro, althans een (groot) geldbedrag (van [bedrijf J] en/of [bedrijf K]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 31); en/of
-een (contant) geldbedrag van in totaal 22.000 euro,
althans een of meerdere (groot/grote) (contant(e)) geldbedrag(en) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 38), althans (telkens) van een of meer (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b) (telkens) één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 2.061.767,94 euro, te weten:
-een geldbedrag van (in totaal) 1.552.668,94 euro, althans een (groot) geldbedrag (aan niet uitbetaalde voorschotten) (zaaksdossier witwassen/valsheid 3-OPV, p. 22 e.v.), en/of
-een geldbedrag van in totaal 462.099 euro, althans een (groot) geldbedrag (van [bedrijf F] en/of [bedrijf/medeverdachte 5]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 11); en/of
-een geldbedrag van (in totaal) 25.000 euro, althans een (groot) geldbedrag (van [bedrijf J] en/of [bedrijf G]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 31); en/of
-een (contant) geldbedrag van in totaal 22.000 euro, althans een of meerdere (groot/grote) (contant(e)) geldbedrag(en) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 38),
althans (een) (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het inbeslaggenomen geldbedrag dient aan de verdachte te worden teruggegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is, conform het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2 primair en subsidiair
De verdachte wordt kort gezegd primair verweten als bestuurder van [bedrijf B] (welke rechtspersoon op
1 november 2011 failliet is verklaard) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers niet op een juiste wijze de administratie te hebben gevoerd en deze ook niet ter beschikking te hebben gesteld van de curator. Hoewel de verdachte in de periode van 2 april 2013 tot 7 juni 2013 bestuurder is geweest van
genoemde rechtspersoon, heeft het hof noch in het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep noch in het strafdossier aanknopingspunten aangetroffen voor het bewijs dat de verdachte ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers administratief nalatig is geweest.
Naast het gegeven dat de verdachte alleen op papier als bestuurder stond ingeschreven en zich niet met de administratie van [bedrijf B] heeft bezig gehouden, kan zijn wetenschap dat als gevolg van de gebreken met betrekking tot (het uitleveren van)de administratie schuldeisers zouden worden benadeeld, niet worden vastgesteld.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat het, gelet op de feitelijke
gang van zaken binnen [bedrijf B], waarbij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] het voor het zeggen hadden, niet binnen de mogelijkheden van de verdachte lag om invulling te geven aan zijn rol als bestuurder en te bepalen wat (op administratief gebied) binnen de onderneming diende te gebeuren. Om die reden acht het hof het niet aan de verdachte te wijten dat niet aan de verplichtingen
met betrekking tot de administratie werd voldaan.
Conclusie is dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De verdachte wordt verweten samen met één of meer anderen de bedrijfsadministratie van [bedrijf A] valselijk te hebben opgemaakt door daarin de in de tenlastelegging genoemde valse voorschotformulieren te hebben verwerkt en/of opgenomen.
De verdachte heeft ontkend de genoemde valse voorschotformulieren te hebben opgemaakt. Ook heeft hij verklaard niet te hebben geweten dat deze zich in de administratie van [bedrijf A] bevonden.
Er zijn sterke aanwijzingen in het dossier dat het handschrift, waarmee de valselijk opgemaakte formulieren - formulieren op basis waarvan in werkelijkheid geen voorschotten zijn betaald - zijn ingevuld, van éénzelfde persoon afkomstig is, maar dat dat niet de verdachte is.
De voorschotformulieren, die wél door de verdachte zijn ingevuld, zijn door de als getuige gehoorde werknemers herkend als de formulieren op basis waarvan zij daadwerkelijk voorschotten hebben ontvangen. Voorts is niet komen vast te staan dat de verdachte betrokken was bij het opbergen van de valse voorschotformulieren binnen de administratie. Ook zijn wetenschap met betrekking tot het bestaan van ordners met valse voorschotformulieren is niet komen vast te staan.
Dit betekent dat het aan de verdachte onder feit 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van feit 4
Gelet op de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde ligt thans nog aan het hof de vraag voor of de verdachte een bedrag van € 25.000,- (van [bedrijf J]) en/of een contant bedrag van € 22.000,- heeft witgewassen.
Het hof dient daartoe in de eerste plaats vast te stellen of deze bedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Ten aanzien van het contante bedrag van € 22.000,- heeft de verdachte verklaard dat dit gespaard geld was dat hij contant in huis had. Dit geld heeft hij, samen met andere door hem bij elkaar gesprokkelde geldbedragen (in totaal betreft het € 50.000,-) geleend aan [betrokkene 1] ten behoeve van de realisatie van restaurant [bedrijf E].
Deze verklaring van de verdachte acht het hof op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk, gelet op de niet extreme omvang van het contante geld en het gegeven dat de verdachte ten behoeve van voormelde lening aan [betrokkene 1] eveneens een lening heeft ontvangen van een kredietverstrekker. Nu naar de herkomst van het contante geldaandeel geen nader onderzoek is gedaan door het Openbaar Ministerie, kan niet worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 4 - bewijsoverweging
Ten aanzien van het bedrag van € 25.000,- heeft de verdediging gesteld dat de verdachte de betaling van de
facturen slechts heeft gefaciliteerd en dat slechts van medeplichtigheid sprake zou kunnen zijn, hetgeen niet ten laste is gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor medeplegen is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon alle handelingen van het stafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
De verdachte heeft als bestuurder van [bedrijf J] facturen opgemaakt en verstuurd naar [bedrijf K]. Niet is gebleken dat [bedrijf J] daadwerkelijk een tegenprestatie heeft geleverd voor de opgestelde
facturen. Dat is door de verdediging ook niet gesteld. Met behulp van deze valse facturen is € 25.000,- van de bankrekening van de Kroatische vennootschap [bedrijf K] afgehaald. Vervolgens heeft de verdachte het geld contant opgenomen en gegeven aan de medeverdachte [betrokkene 3]. Aldus heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de voltooiing van het delict. Dat de verdachte op de hoogte was van de constructie blijkt uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende WhatsApp-gesprekken.
De slotsom is dat het witwassen van dit bedrag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
Hij op
één of meerderetijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2017
te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of 's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of Amsterdam, althansin Nederland, en
/of Zagreb (Kroatië), althansin Kroatië
en/of Veliko Tarnovo (Bulgarije), althans in Bulgarije,tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a)
(telkens)van
één of meerdereeengeldbedrag
(en) van in totaal 2.061.767,94 euro,te weten:
-een geldbedrag van (in totaal) 1.552.668,94 euro, althans een (groot) geldbedrag (aan niet uitbetaalde voorschotten) (zaaksdossier witwassen/valsheid 3-OPV, p. 22 e.v.), en/of
-een geldbedrag van in totaal 462.099 euro, althans een (groot) geldbedrag (van [bedrijf F] en/of [bedrijf/medeverdachte 5]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 11); en/of
-een geldbedrag van (in totaal) 25.000 euro
, althans een (groot) geldbedrag(van [bedrijf J]
en/of [bedrijf K]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 31);
en/of
-een (contant) geldbedrag van in totaal 22.000 euro,
althans een of meerdere (groot/grote) (contant(e)) geldbedrag(en) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 38), althans (telkens) van een of meer (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen,de werkelijke aard, de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/ofheeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader(s) wist
(en
),
althans redelijkerwijs moest (en) vermoedendat bovenomschreven voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b)
(telkens) één of meerdereeengeldbedrag
(en) van in totaal 2.061.767,94 euro,te weten:
-een geldbedrag van (in totaal) 1.552.668,94 euro, althans een (groot) geldbedrag (aan niet uitbetaalde voorschotten) (zaaksdossier witwassen/valsheid 3-OPV, p. 22 e.v.), en/of
-een geldbedrag van in totaal 462.099 euro, althans een (groot) geldbedrag (van [bedrijf F] en/of [bedrijf/medeverdachte 5]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 11); en/of
-een geldbedrag van (in totaal) 25.000 euro,
althans een (groot) geldbedrag(van [bedrijf J]
en/of [bedrijf K]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 31);
en/of
-een (contant) geldbedrag van in totaal 22.000 euro, althans een of meerdere (groot/grote) (contant(e)) geldbedrag(en) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 38),
althans (een) (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen,heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
en/of heeft omgezet,
althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader(s) wist
(en
),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat bovenomschreven
goed(eren) en/ofgeldbedrag
(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven
,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op: