ECLI:NL:GHDHA:2023:2612

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
22-005037-18.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en faillissementsfraude, maar veroordeling voor medeplegen van valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie en faillissementsfraude, evenals van het opzettelijk onjuist doen van belastingaangifte en het beschikbaar stellen van vervalste documenten aan de Belastingdienst. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen, met name omdat de verdachte niet feitelijk leiding had gegeven aan de handelingen die aan hem werden verweten.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor medeplegen van valsheid in geschrift. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, betrokken was bij het opmaken van valse documenten, waaronder arbeidsovereenkomsten en facturen. De verdachte had zijn handtekening geplaatst op documenten waarvan hij had moeten weten dat ze vals waren, wat leidde tot een schending van het vertrouwen in de echtheid van dergelijke documenten.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en legde een taakstraf op van 110 uur, subsidiair 55 dagen hechtenis. Het hof benadrukte dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat de omstandigheden van de zaak in overweging werden genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005037-18
Parketnummer: 10-996629-16
Datum uitspraak: 22 december 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair tweede cumulatief/alternatief en het onder 5 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 primair eerste cumulatief/alternatief, 3, 4 primair en
5 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid in hoger beroep
Het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep is bij akte intrekking rechtsmiddel van 2 november 2022 ingetrokken.
Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld en dat hoger beroep is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak van het onder feit 2 primair tweede cumulatief/alternatief en het onder feit 5 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Schiedam en/of 's-Gravenhage en/of Bleiswijk, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten hij, verdachte, en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [betrokken 3] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte 4] en/of [bedrijf A] en/of [bedrijf B] en/of [bedrijf C] en/of [bedrijf D] en/of [bedrijf/medeverdachte 5] en/of [bedrijf E] en/of [bedrijf F] en/of [bedrijf G] en/of [bedrijf H] en/of [bedrijf I] en/of [bedrijf J] en/of [bedrijf K] en/of [bedrijf L] en/of [bedrijf M] en/of één of meer ander(e) (rechts)perso(o)n(en), en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- valsheid in geschrifte (art 225 leden 1 en 2 Wetboek van Strafrecht); en/of
- het opzettelijk niet danwel onjuist en/of onvolledig doen van een of meer bij belastingwet voorziene aangifte(n) (artikel 69 AWR); en/of
- faillissementsfraude (artikel 341 e.v. Wetboek van Strafrecht); en/of
- ( gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 februari 2011 tot en met 30 juni 2016 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) als bestuurder van (een) rechtspersoon, te weten [bedrijf B], welke besloten vennootschap bij vonnis van de rechtbank Rotterdam dd. 11 november 2014 in staat van faillissement is/was verklaard,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van genoemde rechtspersoon, niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die/dat artikel(en) bedoeld,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens)
- niet een zodanige administratie gevoerd, althans laten voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en de verplichtingen van [bedrijf B] konden worden gekend, en/of
– niet alle administratie van [bedrijf B] afgegeven en/of ter beschikking gesteld aan de curator(en) in de/het faillissement(en) van die rechtspersoon;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
aan hem, verdachte, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten, [bedrijf B], welke besloten vennootschap bij vonnis van de rechtbank Rotterdam dd. 11 november 2014 in staat van faillissement is/was verklaard, op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 februari 2011 tot en met 30 juni 2016, te Rotterdam en/of te Schiedam, althans in Nederland, te wijten is dat hij als bestuurder van genoemde rechtspersoon [bedrijf B], niet heeft voldaan aan
- de volgens artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 5, eerste lid van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen, en/of
- de (aldus) gevoerde administratie en/of de (aldus) bewaarde boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers niet in ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet de (gehele) administratie bewaard en/of (desgevraagd) uitgeleverd aan de curator in het faillissement van voornoemde rechtspersoon [bedrijf B];
3.
[bedrijf A] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 30 oktober 2012 tot en met 2 februari 2015 te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
- ( een) (digita(a)l(e)) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het derde en/of vierde kwartaal van het jaar 2012 en/of het eerste en/of tweede en/of 3e kwartaal 2013 en/of de maand(en) oktober en/of november en/of december van het jaar 2013; en/of
- ( een) (digita(a)l(e)) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over het jaar/de jaren 2012 en/of 2013 ten name van [bedrijf A],
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben [bedrijf A]. en/of haar mededader(s), althans [bedrijf A],
(telkens) opzettelijk
- op het bij de Inspecteur der belastingen te Apeldoorn, althans de Belastingdienst ingestuurde/ingediende (digitale) aangifte(n) omzetbelasting over het/de genoemde periode(n)/tijdvak(ken)(telkens) een te hoog bedrag aan terug te vragen belasting en/of (telkens) een te laag bedrag aan te betalen belasting en/of (telkens) een onjuist bedrag aan belasting opgegeven, althans doen opgeven; en/of
- op het bij de Inspecteur der belastingen te Apeldoorn, althans de Belastingdienst ingestuurde/ingediende aangifte(n) vennootschapsbelasting over het/de genoemde periode(n)/jaar/jaren (telkens) een te laag bedrag aan belastbare winst en/of een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven, althans doen opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
[bedrijf A] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 30 oktober 2012 tot en met 2 februari 2015 te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, terwijl die rechtspersoon (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze (telkens) opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld aan een controleambtenaar van de Belastingdienst,
immers heeft/hebben [bedrijf A] en/of haar mededader(s), (telkens)(opzettelijk) (een) valse/vervalste factu(u)r(en) van [bedrijf N] en/of [bedrijf O] en/of [bedrijf P] en/of [bedrijf Q] en/of [bedrijf R] en/of [bedrijf S] en/of [bedrijf T] en/of [bedrijf U] (handelsnaam [naam]) aan [bedrijf A] (DOC-001 t/m DOC-041) ter beschikking gesteld aan de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst,
bestaande die valsheid hierin dat in de bovengenoemde factu(u)r(en) telkens valselijk en in strijd met de waarheid is opgenomen dat [bedrijf N] en/of [bedrijf O] en/of [bedrijf P] en/of [bedrijf Q] en/of [bedrijf R] en/of [bedrijf S] en/of [bedrijf T] en/of [bedrijf U] (handelsnaam [naam]) werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht voor [bedrijf A], terwijl in werkelijkheid de in de bovengenoemde factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals beschreven op deze factu(u)r(en),
terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n) dat (telkens) te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
[bedrijf A] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of Zoetermeer en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, haar (bedrijfs)administratie, zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben [bedrijf A] en/of haar mededader(s) een of meerdere valse geschrift(en), te weten
A. éénenveertig facturen, althans een of meerdere factu(u)r(en) van [bedrijf N] en/of [bedrijf O] en/of [bedrijf P] en/of [bedrijf Q] en/of [bedrijf R] en/of [bedrijf S] en/of [bedrijf T] en/of [bedrijf U] (handelsnaam [naam]) aan [bedrijf A] (DOC-001 t/m DOC-041)
en/of
B. een of meerdere voorschotformulier(en), waaronder/te weten:
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 4] op 20 mei 2014 (DOC-666) en/of 16 juni 2014 (DOC-652) en/of 10 juli 2014 (DOC-653) en/of 30 september 2014 (DOC-655) en/of 29 oktober 2014 (DOC-656) en/of 5 november 2014 (DOC-657) en/of 19 november 2014 (DOC-658) en/of 18 december 2014 (DOC-659); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 5] voor de periode(n) 6 en/of 9 en/of 10 en/of 11 en/of 12 en of 13 van het jaar 2015 en/of de periode(n) 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 9 van het jaar 2016 (DOC-485 tot en met DOC-492 en DOC 456 tot en met DOC-460); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 6] voor de periode(n) 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 9 van het jaar 2016 (DOC-232 tot en met DOC-238); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 7] voor de periode(n) 5 en/of 9 en/of 10 en/of 13 en/of 14 van het jaar 2015 en/of de periode(n) 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 8 en/of 9 van het jaar 2016 (DOC-637 tot en met DOC-648); en/of
-(een) voorschotformulier(en) van de betaling van een voorschot aan [betrokkene 8] voor de periode(n) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 9 en/of 10 en/of 11 en/of 12 en/of 13 van het jaar 2015 (DOC-1250 tot en met DOC-1257),
en/of
C. een of meerdere salarisspecificatie(s), waaronder/te weten:
- een salarisspecificatie van [betrokkene 4], gedateerd 03-10-2014 (DOC-665); en/of
- een salarisspecificatie van [betrokkene 8], gedateerd 12-06-2015 (DOC-1260); en/of
- een salarisspecificatie van [betrokkene 7], gedateerd 01-05-2016 (DOC-649); en/of
- een salarisspecificatie van [betrokkene 9], gedateerd 20-05-2016 (DOC-720),
en/of
D. een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [bedrijf F] aan [bedrijf A], waaronder/te weten de factu(u)r(en) met factuurnummer(s) C2015048 (DOC-1083) en/of C2015055 (DOC-1084 ) en/of C2015061 (DOC-1085) en/of C2015072 (DOC-1086) en/of C2015072 (DOC-1087) en/of C2016005 (DOC-265), in elk geval een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [bedrijf F] gericht aan [bedrijf A],
en/of
E. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (DOC-377) en/of een salarisspecificatie d.d. 29 januari 2016 van [medeverdachte 4] (DOC-378),
althans een of meerdere valse geschrift(en), verwerkt en/of doen verwerken en/of opgenomen en/of doen opnemen in haar bedrijfsadministratie,
bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op de onder A. genoemde factu(u)r(en) is vermeld dat [bedrijf N] en/of [bedrijf O] en/of [bedrijf P] en/of [bedrijf Q] en/of [bedrijf R] en/of [bedrijf S] en/of [bedrijf T] en/of [bedrijf U] (handelsnaam [naam]) werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht voor [bedrijf A], terwijl in werkelijkheid de in de bovengenoemde factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals beschreven op deze factu(u)r(en); en/of
- op de/het onder B. genoemde voorschotformulier(en) is vermeld dat het op die/dat voorschotformulier(en) vermelde voorschot(ten) is/zijn uitbetaald aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en) geen voorschot is uitbetaald, in elk geval niet het geldbedrag als voorschot aan de op die/dat voorschotformulier(en) vermelde perso(o)n(en) is uitbetaald zoals vermeld op dat/die voorschotformulier(en); en/of
- op de onder C. genoemde salarisspecificatie(s) telkens valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat het op die salarisspecificatie(s) genoemde netto loon en/of voorschot en/of een reiskostenvergoeding is uitbetaald aan de op die salarisspecificatie(s) vermelde perso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid niet het netto loon en/of voorschot en/of een reiskostenvergoeding aan de op die/dat salarisspecificatie(s) vermelde perso(o)n(en) uitbetaald zoals vermeld op die salarisspecificatie(s); en/of
- op de onder D. genoemde factu(u)r(en) is vermeld dat [bedrijf F] werkzaamheden en/of diensten heeft verricht voor [bedrijf A], terwijl in werkelijkheid de in de bovengenoemde factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals beschreven op deze factu(u)r(en); en/of
- op de onder E. genoemde arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie is vermeld dat [medeverdachte 4] (met ingang van 7 september 2015) in (loon)dienst is/was bij [bedrijf A] (in de functie van project manager),
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven; Artikel 51 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2012 tot en met 31 mei 2016 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of 's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
een of meerdere geschrift(en), te weten
-een opdrachtovereenkomst d.d. 25 oktober 2012 (DOC-126) tussen [bedrijf A] en [naam]; en/of
-(een) opdrachtovereenkomst(en) d.d. 15 februari 2013 (DOC-119) en/of 15 maart 2013 (DOC-120) tussen [bedrijf A] en [bedrijf N]; en/of
-(een) dienstverleningsovereenkomst(en) en/of opdrachtovereenkomst(en) d.d. 15 januari 2013 (DOC-121) en/of 19 januari 2013 (DOC-122) tussen [bedrijf A] en [bedrijf O]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 15 januari 2013 (DOC-123) tussen [bedrijf A] en [bedrijf R]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 15 januari 2013 (DOC-124) tussen [bedrijf A] en [bedrijf P]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 1 juli 2013 (DOC-125) tussen [bedrijf A] en [bedrijf Q]; en/of
-een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.d. 2 september 2015 (DOC-377),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), valselijk en/of in strijd met de waarheid
- in genoemde opdrachtovereenkomst(en) en/of dienstverleningsovereenkomst(en) doen voorkomen dat genoemde rechtspers(o)n(en) werkzaamheden en/of diensten verrichten, althans zouden gaan verrichten, ten behoeve van [bedrijf A]; en/of
- in genoemde arbeidsovereenkomst vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat [medeverdachte 4] (met ingang van 7 september 2015) in (loon)dienst treedt bij [bedrijf A] (in de functie van project manager),
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[bedrijf A] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 25 oktober 2012 tot en met 31 mei 2016 te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of 's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meerdere geschrift(en), te weten
-een opdrachtovereenkomst d.d. 25 oktober 2012 (DOC-126) tussen [bedrijf A] en [naam]; en/of
-(een) opdrachtovereenkomst(en) d.d. 15 februari 2013 (DOC-119) en/of 15 maart 2013 (DOC-120) tussen [bedrijf A] en [bedrijf N]; en/of
-(een) dienstverleningsovereenkomst(en) en/of opdrachtovereenkomst(en) d.d. 15 januari 2013 (DOC-121) en/of 19 januari 2013 (DOC-122) tussen [bedrijf A] en [bedrijf O]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 15 januari 2013 (DOC-123) tussen [bedrijf A] en [bedrijf R]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 15 januari 2013 (DOC-124) tussen [bedrijf A] en [bedrijf P]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 1 juli 2013 (DOC-125) tussen [bedrijf A] en [bedrijf Q]; en/of
-een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.d. 2 september 2015 (DOC-377),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben [bedrijf A] en/ofhaar mededader(s), valselijk en/of in strijd met de waarheid
-in genoemde opdrachtovereenkomst(en) en/of dienstverleningsovereenkomst(en) doen voorkomen dat genoemde rechtspers(o)n(en) werkzaamheden en/of diensten verrichten, althans zouden gaan verrichten, ten behoeve van [bedrijf A]; en/of
-in genoemde arbeidsovereenkomst vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat [medeverdachte 4] (met ingang van 7 september 2015) in (loon)dienst treedt bij [bedrijf A] (in de functie van project manager),
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die opdrachtovereenkomst(en) en/of dienstverleningsovereenkomst(en) en/of arbeidsovereenkomst te (doen) voorzien van zijn, verdachtes, handtekening en/of paraaf (in diens hoedanigheid van directeur/gemachtigde van [bedrijf A] en/of werkgever van [medeverdachte 4]);
5.
[bedrijf A] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2017 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 3.437.869,53 euro, te weten:
- een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 1.348.358,70 euro, althans enig geldbedrag (zaaksdossier AWR 2-OPV p. 58), en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 1.552.668,94 euro, althans een (groot) geldbedrag (aan niet uitbetaalde voorschotten) (zaaksdossier witwassen/valsheid 3-OPV, p. 22 e.v.), en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 498.649 euro, althans enig geldbedrag (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 11 e.v.), en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 38.192,89 euro, althans een (groot) geldbedrag (salarisbetalingen [medeverdachte 4]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 36);
althans (telkens) van een of meer (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl [bedrijf A] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl [bedrijf A] en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 3.437.869,53 euro, te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) 1.348.358,70 euro, althans een (groot) geldbedrag (zaaksdossier AWR 2-OPV p. 58), en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 1.552.668,94 euro, althans een (groot) geldbedrag (aan niet uitbetaalde voorschotten) (zaaksdossier witwassen/valsheid 3-OPV, p. 22 e.v.), en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 498.649 euro, althans enig geldbedrag (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 11 e.v.), en/of - een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 38.192,89 euro, althans een (groot) geldbedrag (salarisbetalingen [medeverdachte 4]) (zaaksdossier witwassen 3a-OPV p. 36);
althans een (grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl [bedrijf A] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl [bedrijf A] en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair, 3, 4 primair en 5, met uitzondering van de valse voorschotformulieren, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Feit 1
Het hof is, conform het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 2 primair en subsidiair
De verdachte wordt kort gezegd verweten als bestuurder van [bedrijf B] (welke rechtspersoon op 1 november 2011 failliet is verklaard) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers niet op een juiste wijze de administratie te hebben gevoerd en deze ook niet ter beschikking te hebben gesteld van de curator.
Hoewel de verdachte in de periode van 25 november 2011 tot 2 april 2013 bestuurder is geweest van genoemde rechtspersoon, heeft het hof noch in het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep noch in het strafdossier aanknopingspunten aangetroffen voor het bewijs dat de verdachte ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers administratief nalatig is geweest.
Naast het gegeven dat de verdachte alleen op papier als bestuurder stond ingeschreven en feitelijk slechts als planner werkzaam was en zich bovendien niet met de administratie van [bedrijf B] heeft bezig gehouden, kan zijn wetenschap dat als gevolg van de gebreken met betrekking tot (het uitleveren van) de administratie schuldeisers zouden worden benadeeld, niet worden vastgesteld.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat het, gelet op de feitelijke
gang van zaken binnen [bedrijf B], waarbij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] het voor het zeggen hadden, niet binnen de mogelijkheden van de verdachte lag om invulling te geven aan zijn rol als bestuurder en te bepalen wat (op administratief gebied) binnen de onderneming diende te gebeuren. Om die reden acht het hof het niet aan de verdachte te wijten dat niet aan de verplichtingen
met betrekking tot de administratie werd voldaan.
Conclusie is dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 3, 4 primair eerste cumulatief/alternatief en 5
De verdachte wordt verweten dat hij ten aanzien van de hier, aan de rechtspersoon [bedrijf A] (hierna: [bedrijf A]) verweten gedragingen, feitelijk leiding heeft gegeven.
In de eerste plaats dient voor een bewezenverklaring te worden vastgesteld dat de onderhavige feiten redelijkerwijs aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend nu de betreffende gedragingen binnen de sfeer van de rechtspersoon hebben plaats gevonden en opzettelijk werden verricht.
Vervolgens dient de vraag zich voor of de verdachte als feitelijk leidinggever kan worden beschouwd. Volgens vaste jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2016:733)kan feitelijk leidinggeven zich in verschillende vormen van gedragingen voordoen.
Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
Het feit dat verdachte sinds 2012 als bestuurder van [bedrijf A] stond ingeschreven is op zich niet voldoende om van feitelijk leidinggeven te kunnen spreken. Het hof heeft uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep en uit het dossier afgeleid dat de verdachte op verzoek van de feitelijk leidinggevenden [betrokkene 1] en [betrokkene 2] formeel op papier als bestuurder is aangesteld, maar feitelijk slechts de functie van planner binnen een afdeling vervulde, terwijl hij andere leidinggevenden boven zich had binnen de organisatie. Als bestuurder was er geen sprake van een door de verdachte gevoerd beleid.
Ook van het nemen van een zodanig initiatief tot het plegen van verboden gedragingen door de verdachte is niet gebleken. Zijn functie werd vervuld vanuit een andere afdeling (planning) dan de afdeling waar de strafbare
feiten werden gepleegd (de loonadministratie), zodat ook niet vastgesteld kan worden dat de verdachte op de hoogte daarvan was en bevoegd en redelijkerwijs gehouden was maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging daarvan.
Conclusie is dat het hof niet bewezen acht dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het aan de rechtspersoon onder 3, 4 primair eerste alternatief en 5 tenlastegelegde, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 4 primair tweede cumulatief/alternatief
Ten aanzien van het onder 4 primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde medeplegen van het valselijk opmaken van opdracht- en dienstverleningsovereenkomsten zal het hof de verdachte eveneens vrijspreken, nu niet bewezen kan worden dat de verdachte deze overeenkomsten heeft ondertekend. De verdachte heeft ontkend zijn handtekening onder de overeenkomsten te hebben geplaatst. Het hof constateert dat in de meeste gevallen bij de ondertekening gebruik is gemaakt van een handtekeningstempel. In de overige gevallen kan niet worden vastgesteld dat de handtekening, die geplaatst is onder de overeenkomsten, afkomstig is van de verdachte, zodat vrijspraak dient te volgen.
Bewijsoverweging
Feit 4 primair tweede cumulatief/alternatief, ten aanzien van de arbeidsovereenkomst van [medeverdachte 4]
De verdachte heeft bekend zijn handtekening te hebben geplaatst, maar stelt niet te hebben geweten wat de inhoud was van het door hem ondertekende stuk. Het hof is van oordeel dat het de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat hij een arbeidsovereenkomst tekende ten behoeve van [medeverdachte 4], die op 7 september 2015 als projectmanager in dienst zou treden bij [bedrijf A], nu dit direct op de voorpagina van die overeenkomst stond vermeld. Op de laatste pagina heeft de verdachte als werkgever zijn handtekening geplaatst.
Hem was voorts bekend dat [medeverdachte 4] reeds gedurende veel langere tijd werkzaam was voor dit bedrijf. Door deze overeenkomst naar eigen zeggen klakkeloos te ondertekenen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hier sprake was van een valse overeenkomst.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 4 primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair (tweede cumulatief/alternatief) tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 25 oktober 2012 tot en met 31 mei 2016
te Rotterdam en/of Bleiswijk en/of 's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal
een
of meerderegeschrift
(en), te weten
-een opdrachtovereenkomst d.d. 25 oktober 2012 (DOC-126) tussen [bedrijf A] en [naam]; en/of
-(een) opdrachtovereenkomst(en) d.d. 15 februari 2013 (DOC-119) en/of 15 maart 2013 (DOC-120) tussen [bedrijf A] en [bedrijf N]; en/of
-(een) dienstverleningsovereenkomst(en) en/of opdrachtovereenkomst(en) d.d. 15 januari 2013 (DOC-121) en/of 19 januari 2013 (DOC-122) tussen [bedrijf A] en [bedrijf O]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 15 januari 2013 (DOC-123) tussen [bedrijf A] en [bedrijf R]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 15 januari 2013 (DOC-124) tussen [bedrijf A] en [bedrijf P]; en/of
-een dienstverleningsovereenkomst d.d. 1 juli 2013 (DOC-125) tussen [bedrijf A] en [bedrijf Q]; en/of
-een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.d. 2 september 2015
(DOC-377),
(telkens)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft
/hebbenopgemaakt
of vervalst, immers
heeft/hebben hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s), valselijk en
/ofin strijd met de waarheid
- in genoemde opdrachtovereenkomst(en) en/of dienstverleningsovereenkomst(en) doen voorkomen dat genoemde rechtspers(o)n(en) werkzaamheden en/of diensten verrichten, althans zouden gaan verrichten, ten behoeve van [bedrijf A]; en/of
- in genoemde arbeidsovereenkomst vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat [medeverdachte 4] (met ingang van 7 september 2015) in (loon)dienst treedt bij [bedrijf A] (in de functie van project manager),
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 4 primair (tweede cumulatief/alternatief) bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van valsheid in geschrift.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift, door een valselijk opgemaakte arbeidsovereenkomst te ondertekenen. Daarmee heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten beschaamd.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
1 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De redelijke termijn van de berechting in hoger beroep is met het instellen van hoger beroep op 27 december 2018 aangevangen. Het hof wijst arrest op 22 december 2023, wat maakt dat de redelijke termijn met bijna 3 jaar is overschreden.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat en zal, in plaats van de hiervoor overwogen taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, een taakstraf voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder feit 2 primair tweede cumulatief/alternatief en het onder feit 5 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 2 subsidiair, 3, 4 primair eerste cumulatief/alternatief en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 primair (tweede cumulatief/alternatief) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 primair (tweede cumulatief/alternatief) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. H. Steenhuis en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2023.