ECLI:NL:GHDHA:2023:2605

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22-001423-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter met geslaagde mediation

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 10 mei 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2006, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van één jaar. De zaak betreft een poging tot diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen een tas van een slachtoffer heeft gepakt, vergezeld van geweld en bedreiging. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft kennisgenomen van de geslaagde mediation tussen de verdachte en het slachtoffer, wat heeft geleid tot een slotovereenkomst op 11 september 2023. Ondanks de geslaagde mediation heeft het hof geen aanleiding gezien tot strafvermindering, maar heeft wel de proeftijd van de voorwaardelijke jeugddetentie verlengd van één naar twee jaren, gezien de zorgen over de verdachte en het risico op recidive. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter in zoverre vernietigd en de proeftijd aangepast, maar het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001423-23
Parketnummers: 10-041729-23 en 10-159200-21 (tul)
Datum uitspraak: 15 december 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
adres: [adres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, met aftrek van voorarrest, zodat 28 uren te verrichten werkstraf resteren, subsidiair 14 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken met een proeftijd van één jaar. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen alsmede op de vordering tot tenuitvoerlegging als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 februari 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een jas en/of een telefoon en/of een portemonnee en/of een tas, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een tas van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of (aan) heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde partij 1] bij de kraag en/of het lichaam vast te pakken en/of
- te duwen tegen en/of te trekken aan het lichaam van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en/of
- die [benadeelde partij 2] in/op/tegen het gezicht te slaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]. De advocaat-generaal heeft te dien aanzien gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de rechter in eerste aanleg, behalve ten aanzien van de (aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie verbonden) proeftijd voor de duur van
1. jaar en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvullingen aanbrengt.
Aanvullingen
Het hof vult de in het vonnis waarvan beroep opgenomen bewijsmiddelen als volgt aan, telkens in de eerste regel onder de aanhef van het bewijsmiddel:
 Bewijsmiddel 1 dient na “11 februari 2023” te worden aangevuld met “te Rotterdam” en na “mijn vrouw” te worden aangevuld met “[benadeelde partij 2]”.
 Bewijsmiddel 2 dient na “Ik was” te worden aangevuld met “op 11 februari 2023 te Rotterdam” en na “mijn man” te worden aangevuld met “[benadeelde partij 1]”.
 Bewijsmiddel 3 dient na “Wij werden” te worden aangevuld met “op 11 februari 2023” en, hier in de tweede regel, na “…een beroving plaats zou hebben gevonden.” te worden aangevuld met “Ik, verbalisant [verbalisant], sprak met een melder welke later bleek te zijn: [benadeelde partij 2]”.
 Bewijsmiddel 4 dient na “Wij kwamen” te worden aangevuld met “op 11 februari 2023”.
Het hof vult het vonnis waarvan beroep aan in die zin dat onder het kopje “Motivering strafoplegging” aan het einde daarvan het volgende wordt toegevoegd:
Mediation
Het hof houdt – op de voet van het bepaalde in artikel 51h, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering - rekening met het feit dat de verdachte in is gegaan op de mogelijkheid van mediation tussen hem en het slachtoffer [benadeelde partij 2]. Deze mediation is geslaagd, zoals blijkt uit de slotovereenkomst van 11 september 2023 die van het dossier deel uitmaakt. Door dit mediationtraject te doorlopen heeft de verdachte aangetoond zijn verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen heeft plaatsgevonden en heeft hij kunnen ervaren wat het effect op het slachtoffer is geweest van zijn strafwaardig handelen. De verdachte heeft hiervan geleerd en hij heeft zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer.
De geslaagde mediation geeft het hof echter geen aanleiding tot strafvermindering. Door de verdediging is hier overigens ook niet om verzocht. Het hof overweegt in dit verband dat de kinderrechter in eerste aanleg - gezien de aard en de ernst van het door de verdachte begane strafbare feit - relatief milde straffen aan de verdachte heeft opgelegd en het hof acht deze straffen in de onderhavige zaak passend en geboden.
Het hof vult het vonnis waarvan beroep aan in die zin dat onder het sub kopje “Vordering [benadeelde partij 2]” het volgende wordt toegevoegd:
Ter terechtzitting in hoger beroep is op verzoek van de advocaat-generaal het door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] geretourneerde wensenformulier met daarop een verlaging van de vordering met € 100,00 in het dossier van de verdachte gevoegd.
Daar op het geretourneerde wensenformulier niet ook het parketnummer van de zaak tegen de verdachte staat vermeld en de benadeelde partij in de slotovereenkomst van 11 september 2023 heeft aangegeven het bepalen van de schade aan de rechter over te laten, zal het hof deze verlaging niet bij de beoordeling van de vordering betrekken.
Proeftijd
Anders dan de kinderrechter in eerste aanleg, is het hof van oordeel dat de (aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie verbonden) proeftijd dient te worden bepaald op twee jaren in plaats van op één jaar. Het hof overweegt in dit verband dat uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 mei 2023 naar voren komt dat het op veel gebieden goed gaat met de verdachte maar dat er nog zorgen bestaan op de domeinen vaardigheden en relaties en dat het risico op recidive hoog is.
Het hof acht het dan ook van belang dat, als waarschuwing, de twee weken voorwaardelijke jeugddetentie zal gelden gedurende die langere periode van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep dient - behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonniswaarvan beroep
ten aanzien van de proeftijdvoor de duur van 1 jaar en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.

Bepaalt de duur van de proeftijd op 2 (twee) jaren.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 december 2023.