ECLI:NL:GHDHA:2023:2571

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.312.810/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking na brand in woning met hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Allianz Benelux N.V. en de verweerders, die een chalet bewoonden op een woonwagenstandplaats. De verweerders hadden een inboedel- en opstalverzekering afgesloten bij Allianz. Na een brand op 26 december 2012, waarbij het chalet volledig verloren ging, weigerde Allianz uitkering onder beide verzekeringen. Allianz stelde dat er sprake was van een risicowijziging door de ontmanteling van een hennepkwekerij in de nabijheid van het chalet, die niet was gemeld door de verweerders. De verweerders betwistten deze claim, stellende dat zij niet betrokken waren bij de hennepkwekerij en dat zij niets hoefden te melden. Het hof oordeelde dat de hennepkwekerij inderdaad een risicowijziging vormde die gemeld had moeten worden. Hierdoor was Allianz niet verplicht om uit te keren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat Allianz had veroordeeld tot schadevergoeding, en wees de vorderingen van de verweerders af. De kosten van de procedure werden aan de verweerders opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.312.810/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/586956 / HA ZA 19-1119
Arrest van 21 november 2023
in de zaak van
Allianz Benelux N.V.,
statutair gevestigd in Brussel (België),
kantoorhoudend in Rotterdam,
appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg, kantoorhoudend in Arnhem,
tegen

1.[verweerder],

2. [verweerster],
beiden wonend in [woonplaats],
verweerders in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen, kantoorhoudend in Twello.
Het hof zal partijen hierna noemen: Allianz, [verweerder] en [verweerster], en verweerders gezamenlijk [Verweerders].

1.De zaak in het kort

1.1
[Verweerders] bewoonden een chalet op een woonwagenstandplaats. Zij hadden een inboedel- en een opstalverzekering afgesloten bij Allianz. Het chalet is door brand geheel verloren gegaan. Enige tijd voor de brand werd een hennepkwekerij ontmanteld in een naast het chalet gelegen schuur. Allianz weigert onder beide verzekeringen uit te keren, onder meer omdat door de hennepkwekerij sprake was van een risicowijziging, die aan Allianz gemeld had moeten worden. Volgens [Verweerders] behoefden zij niks te melden, omdat zij niet betrokken waren bij deze hennepkwekerij.
1.2
Het hof komt tot het oordeel dat de hennepkwekerij een risicowijziging inhield die gemeld moest worden. Dit betekent dat Allianz geen uitkering verschuldigd is.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 juni 2021, waarmee Allianz in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2021;
  • het door Allianz uitgebrachte anticipatie-exploot van 1 juni 2022;
  • de memorie van grieven van Allianz;
  • de memorie van antwoord van [Verweerders], met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van Allianz.
2.2
Op 8 september 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De rechtbank is uitgegaan van een aantal feiten, waartegen geen bezwaren zijn gericht. Ook het hof zal van deze feiten uitgaan. Daarnaast zal het hof enige aanvullende feiten vaststellen die zijn gesteld en niet zijn betwist. Voor zover in hoger beroep van belang gaat het om het volgende.
3.2
[Verweerders] woonden sinds 1979 in een aan hen in eigendom toebehorend vrijstaand chalet in [woonplaats], hierna aangeduid als ‘de woning’. De woning bevond zich op een woonwagenstandplaats die [Verweerders] huurden van de gemeente [woonplaats].
3.3
[verweerder] heeft op 1 juli 2005 bij London Verzekeringen N.V., een rechtsvoorganger van Allianz die hierna ook als Allianz zal worden aangeduid, een inboedelverzekering afgesloten. Op het polisblad met als ingangsdatum 19 september 2012 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Uitgangspunt: Particuliere bewoning bouwaard steen/hard, goed onderhouden, permanent bewoond, geen verhuur of leegstandIn gebruik als Particuliere bewoning
Bouwaard Steen/hout met harde dekking”
3.4
Op het polisblad is vermeld dat de algemene voorwaarden ALG 101 en de Bijzondere Voorwaarden Inboedelverzekering INB071 van toepassing zijn. In artikel 8 van de voorwaarden INB071 staat, voor zover van belang:
8.1 RisicowijzigingDe verzekeringnemer of de verzekerde dient zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 maanden, schriftelijk aan verzekeraar kennis te geven van:
8.1.1
Wijzigingeen wijziging van de bouwaard, de dakbedekking of het gebruik van het woonhuis.(…)
8.3
Verzuim van een risicowijziging kennis te geven
Indien de verzekeringnemer of de verzekerde van een risicowijziging genoemd in artikel 8.1 niet tijdig kennis geeft vervalt elk recht op schadevergoeding 2 maanden na die wijziging, tenzij verzekeraar de verzekering ook na die kennisgeving ongewijzigd zou hebben voortgezet. Indien verzekeraar de verzekering slechts tegen een hogere premie of op gewijzigde verzekeringsvoorwaarden zou hebben voortgezet, vindt uitkering plaats met inachtneming van deze gewijzigde verzekeringsvoorwaarden en in verhouding van de in de polis vermelde premie tot de nieuwe door verzekeraar voorgestelde premie.”
3.5
Op 7 juli 2009 heeft [verweerder] bij Allianz een opstalverzekering afgesloten. Op het polisblad met ingangsdatum 19 september 2012 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Verzekerd object Risico-adres Woonhuis
(…)
In gebruik als Particuliere bewoning
Bouwaard Steen/hout met harde dekking
Soort woonhuis Vrijstaand”
3.6
Op het polisblad is vermeld dat de voorwaarden ALG 101 en de Bijzonder Voorwaarden Woonhuisverzekering WHS071 van toepassing zijn. De voorwaarden WHS071 bepalen, voor zover van belang, het volgende:
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
In deze verzekeringsvoorwaarden wordt verstaan onder:
(…)
1.2
woonhuis
een gebouw met inbegrip van al wat volgens verkeersopvatting daarvan deel uitmaakt en van alle bouwsels, die naar hun aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven, mits een en ander uitsluitend tot huishoudelijk gebruik dient. (…)
ARTIKEL 7
Bekendheid en risicowijziging
(…)
7.2
Risicowijziging
De verzekeringnemer of verzekerde dient zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 maanden, schriftelijk aan verzekeraar kennis te geven van:
7.2.1
Wijziging
een wijziging van de bouwaard, de dakbedekking of het gebruik van het woonhuis. (…)
7.6
Verzuim van een risicowijziging kennis te geven
Indien de verzekeringnemer of verzekerde van een risicowijziging genoemd in artikel 7.2 niet tijdig kennis geeft vervalt elk recht op schadevergoeding 2 maanden na die wijziging, tenzij verzekeraar de verzekering ook na die kennisgeving ongewijzigd zou hebben voortgezet. Indien verzekeraar de verzekering slechts tegen een hogere premie of op gewijzigde verzekeringsvoorwaarden zou hebben voortgezet, vindt uitkering plaats met inachtneming van deze gewijzigde verzekeringsvoorwaarden en in verhouding van de in de polis vermelde premie tot de nieuwe door verzekeraar voorgestelde premie.
3.7
Op 19 april 2012 is in een schuur nabij de woning van [Verweerders] een hennepkwekerij ontmanteld.
3.8
Uit een vonnis van 13 december 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer, gewezen tussen de [gemeente] en [Verweerders], blijkt dat de Gemeente de ontbinding van de huurovereenkomst heeft gevorderd, onder meer omdat [Verweerders] door het exploiteren van een hennepkwekerij hebben gehandeld in strijd met de woonbestemming van de woonwagenstandplaats en in strijd met artikel 6 van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden. De kantonrechter overwoog onder meer:
2.4
Wat betreft de aangetroffen kwekerij hebben [verweerder] en [verweerster] als verweer aangevoerd dat zij daarmee niets van doen hebben, dat zij geen hennepkwekerij hebben geëxploiteerd, dat zij geen bedrijfsmatige activiteiten hebben ontplooid en dat zij niets weten van de kwekerij en de illegale stroomaftap. Ook in dit verweer worden zij niet gevolgd. Vaststaat -dit is onder meer te zien op de als productie 13 door De Gemeente overgelegde foto- dat de schuur waarin de hennepkwekerij is aangetroffen pal naast de woonwagen staat. Verder hebben [verweerder] en [verweerster] -bij conclusie van dupliek- gesteld dat zij in die woonwagen hun onderkomen hebben. Voorts staat vast dat de ten behoeve van de hennepkwekerij benodigde elektriciteit illegaal werd afgenomen door manipulatie van de elektriciteitsmeter in die woonwagen. Ook staat vast dat in de hennepkwekerij maar liefst 624 hennepplanten alsmede 61 assimilatielampen á 600 watt, 2 koolstoffilters, 1 tijdschakelaar, voorschakelapparaten, 1 dompelpomp, 4 ventilatoren en 10 vaten voeding zijn aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang in aanmerking nemende, kunnen [verweerder] en [verweerster] niet volhouden, althans niet zonder een nadere genoegzame toelichting, die zij echter niet gegeven hebben, dat zij niets van doen hebben gehad met de hennepkwekerij dat zij deze niet geëxploiteerd hebben, dat zij geen bedrijfsmatige activiteiten hebben ontplooid en dat zij van de hennepkwekerij en van de illegale stroomaftap niets weten. (…)”
3.9
Op 26 december 2012 is brand ontstaan in de woning van [Verweerders] waarbij de woning en de inboedel grotendeels verloren zijn gegaan.
3.1
[Verweerders] hebben op 27 december 2012 bij Allianz aanspraak gemaakt op uitkering van de brandschade onder de opstal- en inboedelverzekering.
3.11
In opdracht van Allianz heeft Gorissen & Van der Zande Schadeonderzoek B.V. (hierna: Gorissen & Van der Zande) onderzoek ingesteld naar de brand. In het naar aanleiding van dit onderzoek opgestelde rapport van 11 januari 2013 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
3.LIGGING / OMSCHRIJVING SCHADEADRES
(…)
3.2
Indeling / gebruik
De woonwagen bestaat uit een woonkamer met schuifpui, twee aangrenzende slaapkamers en daarachter een soort smalle bijkeuken. In een bijbouw is de toegangsdeur die toegang geeft tot de keuken met aangrenzende toilet en badkamer. Vanuit de keuken is er een toegang tot de woonkamer. In een losse bijbouw is sprake van opslag van diverse goederen en een sauna. In een andere bijbouw was opslag van gereedschappen en een ontmantelde hennepteeltruimte (…).
5.BRANDONDERZOEK
(…)
5.4
Oorzaakonderzoek
In gezamenlijkheid werd een uitgebreid oorzaakonderzoek ingesteld. Ondanks dat onderzoek kon de plaats van ontstaan niet bepaald worden en ook de oorzaak niet. (…)
Er is ook geen (technische) relatie tot de eerder ontmantelde hennepteelt en de brand. In de ruimte waar de hennepteelt was, was geen sprake van brand. (…)
7.VERKLARING VERZEKERINGNEMER
Op 27 december 2012 werd in Deventer gesproken met:
[verweerder]
(…)
Hij verklaarde:
(…)
Ik ben wel met Justitie in aanraking geweest. Rond april 2012 is er bij mij door de politie een hennepteelt ontmanteld. Die was in een aparte ruimte bij onze woonwagen. Die kweek was niet van mij. Die zaak moet nog voorkomen bij de rechter en dan zal blijken dat er een hoop haken en ogen aan zitten. Meer wil ik daar nu niet over zeggen. Volgens de politie was het de eerste kweek op die locatie. Ongeveer 10-12 jaar geleden is er bij mij ook een hennepteelt ontmanteld. Ik ben daar destijds nooit voor veroordeeld geweest.Bij de laatste kweek was er wel sprake van diefstal van stroom, c.q. het illegaal afnemen van stroom.Ik heb daartoe een boete betaald en een bedrag voor het geschatte verbruik, waarna ik weer aangesloten werd. (…)”
3.12
Op 27 februari 2013 heeft Gorissen & Van der Zande een aanvullend rapport opgesteld. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
3.VERKLARING VERZEKERINGNEMER
(…)
Op woensdag 6 februari 2013 werd in Apeldoorn gesproken met:
Naam : [verweerder]
(…)
Hij verklaarde:
(…)
U vraagt mij nu naar de in april 2012 aangetroffen hennepkwekerij. U zegt mij dat er achter mijn woning een apart gebouwtje was waarin een hennepkwekerij zat. De stroom van deze kwekerij was illegaal afgetakt vanaf de meterkast in mijn woning. U vraagt mij of ik daar uitleg over wil geven. Ik kan u zeggen dat ik daar niets vanaf weet. (…)
5.SITUATIE AAN SCHADEADRES
(…)
De kweek bevond zich in een illegaal gebouwde schuur die alleen maar indirect bereikbaar is vanaf de achterplaats achter de woonwagen en vanuit de woonwagen zelf. Tussen de woonwagen en een daarachter staande blokhut is een smalle afsluitbare deur die via een gangetje toegang geeft tot een rommelhok. De toegang tot dat rommelhok is alleen afsluitbaar middels een houten blinde dikke plaat die daar in oorsprong voor de deuropening was geschroefd. Vanuit dat rommelhok is de kweekruimte te betreden. De bewuste schuur grenst ook aan een binnenplaatsje dat volledig omgeven wordt door bebouwing en vanuit de keuken van de woonwagen is te bereiken.(…).”
3.13
Allianz heeft per brief van 12 april 2013 aan [verweerder] het volgende, voor zover van belang, meegedeeld:
“Hierbij delen wij u mee dat wij uw pakketpolis met daarin een woonhuis en inboedelverzekering per dagtekening van deze brief opzeggen. Wij hebben vastgesteld dat u de verplichting tot het melden van een bestemmingswijziging niet bent nagekomen.”
3.14
[Verweerders] hebben – na inschakeling van hun advocaat – bij Allianz aanspraak gemaakt op afwikkeling van de schade. Allianz is niet tot vergoeding van de schade overgegaan.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[Verweerders] hebben Allianz gedagvaard en gevorderd, samengevat, (I) een verklaring voor recht dat [Verweerders] terecht bij Allianz aanspraak hebben gemaakt op de vergoeding van de door hen geleden schade na de brand op 26 december 2012 en dat Allianz gehouden is om de schade aan [Verweerders] te vergoeden; (II) Allianz te veroordelen om aan [Verweerders] € 110.000,- te betalen, zijnde het totale schadebedrag (woonwagen en inboedel), vermeerderd met de wettelijke rente, althans de procedure te verwijzen naar een schadestaatprocedure, althans de schade vast te stellen naar redelijkheid en billijkheid, en Allianz te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van het vastgestelde bedrag aan schade en (III) Allianz te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 750,- aan bijkomende kosten, met veroordeling van Allianz in de kosten van het geding.
4.2
[Verweerders] legden aan hun vorderingen ten grondslag dat de door hen bij Allianz afgesloten opstal- en inboedelverzekering dekking biedt voor de als gevolg van de brand geleden schade.
4.3
Allianz heeft aangevoerd dat zij geen dekking hoeft te geven. Ten aanzien van zowel de opstal- als de inboedelverzekering heeft zij aangevoerd dat [Verweerders] bij het aangaan van de verzekering feiten met betrekking tot het strafrechtelijke verleden van [verweerder] hebben verzwegen en dat Allianz, als zij op de hoogte was geweest van die feiten, de verzekering niet zou hebben gesloten. Daarnaast heeft Allianz aangevoerd dat op grond van de toepasselijke voorwaarden INB071 en WHS071 een wijziging in het gebruik van het woonhuis oftewel een risicowijziging zo spoedig mogelijk na die wijziging schriftelijk aan de verzekeraar moet worden doorgegeven, op straffe van elk verval van het recht op schadevergoeding na die wijziging. [Verweerders] hebben dit niet gedaan. Zij hebben tijdens de looptijd het gebruik van de verzekerde opstal die is verzekerd als particulier woonhuis gewijzigd naar (deels) zakelijk gebruik, door in één van de bij het woonhuis horende opstallen een grootschalige hennepkwekerij (624 planten) in gebruik te nemen. Deze kwekerij bevond zich, volgens Allianz, in een in opdracht van [Verweerders] gebouwde houten schuur achter de woonwagen die alleen bereikbaar was vanaf de achterplaats achter der woonwagen en vanuit de woonwagen zelf.
4.4
De rechtbank heeft voor recht verklaard dat [Verweerders] ten aanzien van de opstalverzekering terecht bij Allianz aanspraak hebben gemaakt op de vergoeding van de door hen geleden schade en dat Allianz gehouden is om de schade die gedekt is onder de opstalverzekering aan [Verweerders] te vergoeden, en Allianz veroordeeld tot vaststelling van de schade zoals voorzien in artikel 9 van de voorwaarden WHS071 en Allianz veroordeeld om aan [Verweerders] een bedrag te betalen van € 750 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft bepaald dat elke partij de eigen kosten draagt van de procedure. De vorderingen onder de inboedelverzekering heeft de rechtbank afgewezen.
4.5
De rechtbank kwam, kort samengevat, op de volgende gronden tot dit oordeel. Wat betreft de inboedelverzekering oordeelde de rechtbank dat [Verweerders] niet hadden voldaan aan hun mededelingsplicht, omdat zij hadden moeten melden dat [verweerder] in 2000 in aanraking was geweest met politie en justitie. Wat betreft de opstalverzekering overwoog de rechtbank dat deze is gesloten op 7 juli 2009. Bij deze aanvraag was [verweerder] dus niet verplicht hierover iets te melden. Het was toen immers al meer dan acht jaar geleden dat [verweerder] in aanraking was met politie en justitie.
4.6
Over het voor beide verzekeringen gedane beroep op risicowijziging, oordeelde de rechtbank dat voor de vraag of sprake is van een bestemmingswijziging eerst moet worden beoordeeld of de schuur, waarin zich de hennepkwekerij bevond, een verzekerd object was. Dat de schuur behoorde tot de verzekerde objecten is niet komen vast te staan. De schuur bevond zich immers op niet door [verweerder] gehuurde gemeentegrond en er was geen sprake van een daadwerkelijke bouwkundige eenheid of verbinding tussen de schuur en de verzekerde woonwagen. Een eventuele bestemmingswijziging van de schuur doet dus niet ter zake.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
Allianz kan zich niet met het vonnis van de rechtbank verenigen en heeft de zaak voorgelegd aan het hof. Zij heeft verschillende grieven (bezwaren) tegen het vonnis aangevoerd. Allianz vordert kort gezegd dat het hof de vorderingen van [Verweerders] alsnog volledig afwijst, met veroordeling van [Verweerders] tot terugbetaling aan Allianz van het door Allianz aan [Verweerders] betaalde bedrag van € 750,- aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van [Verweerders] in de kosten van beide instanties, eveneens verhoogd met de wettelijke rente.
5.2
[Verweerders] hebben in het principale appel geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het door Allianz ingestelde hoger beroep en tot bekrachtiging van het vonnis voor zover hun vorderingen zijn toegewezen. In het incidentele appel hebben [Verweerders] geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis voor zover het gaat om de rechtsoverwegingen waartegen zij grieven hebben gericht, en tot vernietiging van de overwegingen 5.5 en 5.6, kosten rechtens.
5.3
Allianz heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele beroep, met veroordeling van [Verweerders] in de kosten van het incidentele appel.

6.Beoordeling in hoger beroep

De door Allianz en [verweerder] aangevoerde bezwaren tegen het vonnis

6.1
Allianz heeft in het principale appel de volgende grieven (bezwaren) aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank.
6.1.1
Met grief 1 richt Allianz zich tegen het oordeel van de rechtbank (rov. 4.14) dat [verweerder] bij de aanvraag van de opstalverzekering (gesloten op 7 juli 2009) zijn mededelingsplicht niet heeft geschonden, omdat niet is gebleken dat [verweerder] in de acht jaar voorafgaand van die aanvraag in contact met politie en justitie is geweest.
6.1.2
Met Grief 2 voert Allianz aan dat de rechtbank ten onrechte het dekkingsverweer van Allianz aangaande de niet gemelde risicowijziging van de opstal heeft verworpen. Allianz beroept zich hierbij op artikel 1.2 van de Bijzondere voorwaarden Woonhuisverzekering WHS071 waarmee tot uitdrukking is gebracht dat het uitsluitend huishoudelijke gebruik van het woonhuis een rol speelt bij haar beslissing om dekking te bieden. Nu de werkelijke situatie daarvan afweek (er was bij het woonhuis een bedrijfsmatige hennepkwekerij) is het gevolg verlies van dekking. Dit geldt ook op grond van schending van de mededelingsplicht opgenomen in de artikelen 7.2, 7.2.1 en 7.6 van de Bijzondere voorwaarden Woonhuisverzekering WHS071. De aanwezigheid van de hennepkwekerij in de schuur in de onmiddellijke nabijheid van de woonwagen brengt met zich dat het risico van brand was verhoogd. [verweerder] had deze risicowijziging moeten melden omdat hij op de hoogte moet zijn geweest van de hennepkwekerij in de schuur. Deze schuur stond immers pal naast zijn woning, terwijl de voor de hennepkwekerij benodigde stroom (illegaal) werd afgenomen door manipulatie van de elektriciteitsmeter in de woning. Dat de schuur op gemeentegrond stond en niet op de door [Verweerders] gehuurde standplaats maakt dat niet anders. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans op brand aanmerkelijk wordt vergroot door de aanwezigheid van een hennepkwekerij, in het bijzonder als daarbij illegaal elektriciteit wordt afgetapt. De rechtbank heeft verder ten onrechte geoordeeld dat er geen bouwkundige eenheid of verbinding bestaat tussen de schuur waarin de hennepkwekerij is aangetroffen en de verzekerde woning. Allianz verbindt aan dit alles de conclusie dat de vorderingen van [Verweerders] moeten worden afgewezen en dat Allianz ten onrechte is veroordeeld om de schade af te wikkelen, de buitengerechtelijke kosten te betalen en haar eigen proceskosten dient te dragen.
6.2
Het incidentele appel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [verweerder] c.s bij het aangaan van de inboedelverzekering niet hebben voldaan aan hun mededelingsplicht over contact met justitie en politie in de acht jaren voor het sluiten van de verzekering. Daarnaast had Allianz bij bekendheid met de ware stand van zaken zonder meer een inboedelverzekering afgesloten. [Verweerders] voeren verder aan dat Allianz niet tijdig een beroep heeft gedaan op de gevolgen van het niet voldoen aan de mededelingsplicht. Dit diende Allianz immers te doen binnen twee maanden na ontdekking, de verzekering is echter pas na bijna drie en een halve maand na ontdekking opgezegd.
Het beroep op risicowijziging slaagt
6.3
Het hof zal het principale en het incidentele appel gezamenlijk behandelen. Het hof is van oordeel dat het beroep van Allianz op risicowijziging slaagt. Dit geldt zowel voor de opstalverzekering als de inboedelverzekering. Wat betreft de inboedelverzekering, die onderwerp is van het incidentele appel, geldt dat Allianz in eerste aanleg ook ten aanzien van die verzekering een beroep heeft gedaan op risicowijziging, zoals opgenomen in artikel 8.1 en 8.3 van de voorwaarden INB071 (zie conclusie van antwoord onder 31 en 32). Als een grief van [Verweerders] in het incidentele appel zou slagen, zou het hof alsnog de in eerste aanleg door Allianz gevoerde verweren met betrekking tot de inboedelverzekering moeten behandelen, die door de rechtbank zijn verworpen of onbehandeld zijn gelaten. Dit maakt dat [verweerder] c.s bij hun grieven in het incidentele appel geen belang hebben omdat het beroep op risicowijziging slaagt, zoals hierna zal worden toegelicht.
6.4
De voorwaarden INB071 en WHS071 bepalen ten aanzien van de risicowijziging hetzelfde (zie onder 3.4 en 3.6 hierboven): een risicowijziging moet worden gemeld op straffe van verval van dekking, tenzij de verzekeraar de dekking ook na de kennisgeving van de risicowijziging ongewijzigd zou hebben voortgezet.
6.5
Het hof is met Allianz van oordeel dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij als aangetroffen een relevante risicowijziging vormt. Het ging hier immers om een professionele, bedrijfsmatige hennepkwekerij met bijna 650 planten. [Verweerders] hebben op zichzelf niet betwist dat het risico op onder meer brand wordt verhoogd door de aanwezigheid van een hennepkwekerij.
6.6
[Verweerders] hebben aangevoerd dat geen sprake was van een relevante risicowijziging die zij moesten melden, omdat zij niet op de hoogte waren van de kwekerij en omdat de kwekerij zich bevond in een schuur op niet door hen gehuurde gemeentegrond die ook niet bij hun woning hoorde. Het hof verwerpt deze stellingen. In de eerste plaats geldt dat [Verweerders] niet voldoende hebben betwist dat de schuur waar het hier om ging pal naast hun woning stond en alleen toegankelijk was via hun woning of via de geheel door bebouwing ingesloten binnenplaats achter hun woning. Dat de schuur zich “ruim” buiten het gehuurde perceel bevond, zoals [Verweerders] vermelden in de memorie van antwoord laat zich niet rijmen met de overgelegde foto’s en rapporten. In het aanvullend rapport van Gorpa (de nieuwe naam van Gorissen & Van der Zande, die eerder rapporteerde) van 19 februari 2020 is opgenomen:
“Zoals door de heer [naam] gerapporteerd (en als zodanig ook aangegeven op zijn schetsen) was de schuur met daarin de ontmantelde hennepkwekerij alleen maar indirect bereikbaar vanaf de patio via het rommelhok bij de keuken en vanaf de gang tussen de woonwagen en het bijbouw, met daarin opslag en een sauna. Vanuit die gang is een toegang naar het rommelhok. Deze toegang was alleen afsluitbaar middels een houten blinde dikke plaat die daar in oorsprong voor de deuropening was geschroefd.”
6.7
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [Verweerders] nader toegelicht dat de schuur niet door [Verweerders] is gebouwd maar oorspronkelijk onderdeel uitmaakte van de ooit veel grotere woonwagenlocatie. Deze voormalige woonwagenlocatie is een park geworden en via dat park zou iedereen bij die schuur hebben kunnen komen. Dat de achterzijde van de schuur aan het park ligt, brengt echter nog niet mee dat de schuur ook via het park betreden kan worden. [Verweerders] hebben – ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep – niet betwist dat de schuur (naar volgt uit de hiervoor genoemde rapporten van Gorissen & Van der Zande en het aanvullende rapport van Gorpa en de bijbehorende foto’s) alleen via de woning of het terrein van [verweerder] betreden kon worden. Ook als juist is dat de schuur – strikt genomen – niet ligt op het door [Verweerders] van de Gemeente gehuurde perceel, brengen de hiervoor genoemde omstandigheden mee dat er van uit gegaan moet worden dat [Verweerders] op de hoogte waren van de hennepkwekerij. [Verweerders] hebben immers niet uitgelegd hoe het mogelijk is dat derden zonder dat zij dat merkten pal naast hun woning een professionele hennepkwekerij hebben aangelegd in een schuur die alleen via hun perceel bereikbaar was.
6.8
Die uitleg was te meer op zijn plaats omdat onvoldoende gemotiveerd is betwist dat de stroom voor de hennepkwekerij illegaal werd afgetapt vanuit de woning waar [Verweerders] woonden. [Verweerders] stellen in hoger beroep dat die stroom niet uit hun woning kwam, maar dat valt niet te rijmen met de eigen verklaring van [verweerder] aan één van de onderzoekers die door Allianz was ingeschakeld (zie 3.11 hierboven): [verweerder] verklaarde toen dat hij wel degelijk een navordering en een boete heeft betaald om weer te worden aangesloten. Ook de kantonrechter is er in het ontruimingsvonnis van uit gegaan dat de stroom illegaal werd afgetapt uit de woning; dit was juist één van de redenen voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Dat dit ontruimingsvonnis niet is gewezen tussen Allianz en [Verweerders], maar tussen de Gemeente en [Verweerders] maakt niet dat er geen belang aan kan worden gehecht. Allianz heeft verder onbetwist gesteld dat het ontruimingsvonnis niet (met succes) is bestreden in hoger beroep (hetgeen voor de hand had gelegen, als [Verweerders] konden aantonen dat zij geen betrokkenheid hadden bij de hennepkwekerij). Ook de illegale aftap van stroom uit de woning van [Verweerders] brengt mee dat niet valt in te zien hoe de hennepkwekerij door derden kan zijn ingericht zonder medeweten en toestemming van [Verweerders]
6.9
Door de stroom uit de woning af te tappen is de woning onderdeel gaan uitmaken van een professionele hennepkwekerij en daarmee is sprake van een relevante risicowijziging die gemeld had moeten worden. Dat de schuur niet op het door [Verweerders] gehuurde perceel lag, maakt dat niet anders. Ook als het zo zou zijn dat de hennepkwekerij feitelijk door derden is ingericht en uitgebaat, geldt dat sprake is van een risicowijziging. [Verweerders] hebben dan immers hun woning voor dit doel (aftappen van elektriciteit ten behoeve van een professionele hennepkwekerij) ter beschikking gesteld aan deze derden.
6.1
Allianz heeft aangevoerd – met een beroep op de artikelen 7.2 en 7.6 van de voorwaarden WHS071 en de artikelen 8.1 en 8.3 van de voorwaarden INB071– dat zij de verzekering niet zou hebben voortgezet als deze risicowijziging aan haar zou zijn gemeld. [Verweerders] hebben deze stelling niet voldoende weersproken. Allianz voert terecht aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij tot een verhoogd brandrisico leidt, in het bijzonder als daarbij gebruik wordt gemaakt van illegaal afgetapte elektriciteit, en ook leidt tot een verhoogd risico vanwege afrekeningen in het criminele circuit. Verder heeft Allianz er zich terecht op beroepen dat in de Gedragscode Verzekeraars van het Verbond van Verzekeraars is vastgelegd dat verzekeraars geen illegale activiteiten zullen verzekeren.
6.11
Dat de – ten tijde van de brand reeds ontmantelde – hennepkwekerij niet de directe oorzaak van de brand is geweest, zoals [Verweerders] stellen, maakt niet dat Allianz geen beroep toekomt op de genoemde clausule. De polisvoorwaarden stellen dat immers niet als voorwaarde voor het verval van dekking. Aangenomen moet worden dat als [Verweerders] de risicowijziging tijdig hadden gemeld, de verzekering door Allianz was opgezegd en Allianz het risico ten tijde van de brand niet had gelopen.
6.12
Gezien het oordeel van het hof over de risicowijziging (tweede deel van grief 2 van Allianz) behoeft hetgeen overigens door partijen is gesteld geen behandeling.
6.13
Het bewijsaanbod dat [Verweerders] hebben gedaan is onvoldoende specifiek. [Verweerders] bieden weliswaar aan al hun stellingen te bewijzen, maar vermelden niet op welke van hun stellingen het bewijsaanbod precies betrekking heeft en ook niet (voor zover mogelijk) wie daarover zou kunnen verklaren. Voor zover het bewijsaanbod betrekking heeft op hun stelling dat zij niets te maken hadden met de hennepkwekerij en/of dat de elektriciteit voor die kwekerij niet uit hun woning werd afgetapt, volgt uit het voorgaande bovendien dat zij die stelling onvoldoende hebben toegelicht gezien hetgeen over de situatie ter plaatse blijkt uit de in opdracht van Allianz opgemaakte rapporten en de daarbij gevoegde foto’s.
Conclusie en proceskosten
6.14
De conclusie is dat het hoger beroep van Allianz in het principale appel slaagt en dat het incidentele hoger beroep niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis vernietigen en de vorderingen van [Verweerders] alsnog geheel afwijzen.
6.15
Het hof zal [Verweerders] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de eerste aanleg en in de kosten van het principale en incidentele het hoger beroep. De kosten van de eerste aanleg worden aan de zijde van Allianz begroot op € 4.030,- aan griffierecht en € 3.540,-aan kosten advocaat (2 punten in tarief V). De kosten van het principale hoger beroep worden aan de zijde van Allianz begroot op € 891,19,- aan griffierecht en dagvaardingskosten en € 2.366,- aan kosten advocaat (2 punten in tarief II). De kosten incidentele hoger beroep worden aan de zijde van Allianz begroot op € 591,50 (1/2 punt in tarief II).
6.16
De door Allianz gevorderde terugbetaling van het door haar krachtens het vonnis van de rechtbank van 10 maart 2021 aan [Verweerders] betaalde bedrag van € 750,- is door [Verweerders] inhoudelijk niet bestreden en zal eveneens worden toegewezen.
6.17
De wettelijke rente over de proceskosten en het bedrag van € 750,- is toewijsbaar als gevorderd.

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2021 en opnieuw rechtdoende:
  • wijst de vorderingen van [Verweerders] af;
  • veroordeelt [Verweerders] in de kosten van het geding in eerste aanleg, begroot op € 4.030,- aan griffierecht en € 3.540,-aan kosten advocaat;
  • veroordeelt [Verweerders] in de kosten van het principale appel, aan de zijde van Allianz tot aan deze uitspraak bepaald op € 891,19 aan griffierecht en dagvaardingskosten en € 2.366,- aan kosten advocaat en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
  • veroordeelt [Verweerders] in de kosten van het incidentele appel, aan de zijde van Allianz begroot op € 591,50 aan kosten advocaat;
  • bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,00, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt [Verweerders] tot terugbetaling aan Allianz van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. D.A. Schreuder, mr. M. Verkerk en mr. L. Reurich en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.