ECLI:NL:GHDHA:2023:257

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
200.314.988/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en opvoedingszorgen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016, die onder toezicht is gesteld van een gecertificeerde instelling. De vader, die in hoger beroep is gekomen, betwist de beslissing van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling heeft opgelegd. De vader stelt dat hij onvoldoende is betrokken bij het onderzoek en dat de ondertoezichtstelling grote gevolgen voor hem heeft. Hij heeft zich de afgelopen periode positief ontwikkeld en is gemotiveerd voor behandeling bij Fivoor. De raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die getuige is geweest van huiselijk geweld en een onveilige opvoedomgeving heeft ervaren. Het hof heeft de feiten van de kinderrechter overgenomen en geconcludeerd dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 lid 1 BW. De minderjarige heeft hulp nodig en de ouders zijn niet in staat om deze hulp zelf te bieden. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.314.988/01
zaakgegevens rechtbank : C/09/630829 / JE RK 22-1229
beschikking van de meervoudige kamer van 15 februari 2023
inzake
[vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam
tegen
Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- Stichting Jeugdbescherming west Regio Zuid-Holland Noord,
gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling;
- [moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 8 juli 2022, uitgesproken onder voormelde zaakgegevens (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 25 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De raad heeft het hof per brief van 15 september 2022 bericht ter zitting mondeling verweer te zullen voeren.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 30 september 2022 een brief van 29 september 2022 met bijlage;
- op 17 januari 2023 een e-mail met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling] ;
- de moeder.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- de moeder en de vader zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige);
- de minderjarige is erkend door de vader;
- de ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag;
- de minderjarige woont bij de moeder;
- de minderjarige is van 20 juni 2019 tot december 2019 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling;
- de kinderrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 25 april 2022 de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld voor de periode van 26 april 2022 tot 13 juli 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling voor de periode van 8 juli 2022 tot 8 juli 2023.
4.2
De vader is het niet eens met deze beslissing. Hij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad af te wijzen.
4.3
De raad verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader stelt dat hij onvoldoende is meegenomen in het onderzoek en het verzoek van de raad, terwijl de ondertoezichtstelling van de minderjarige grote gevolgen voor de vader heeft gehad. Van een ruime omgangsregeling ging hij naar eens in de week contact met de minderjarige. De vader heeft zich de afgelopen periode positief ontwikkeld. Hij heeft in de anderhalve maand voor de verlening van de ondertoezichtstelling geen bedreigingen meer geuit naar de moeder en hij was op de goede weg. Hij staat sinds november 2021 onder toezicht van de reclassering. Fivoor heeft dit inmiddels overgenomen. Op 23 juni 2022 heeft de vader een intake gehad voor behandeling bij het Forensisch Ambulant Centrum van Fivoor. De vader is gemotiveerd voor deze behandeling en voelt zich gesteund en gehoord door de behandelaars. Zijn behandelaar bij Fivoor, mevrouw [behandelaar] heeft verklaard dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor haar uit de lucht kwam vallen. Dit kwam juist in een periode dat het rustiger leek te gaan. De vader is wel van mening dat de minderjarige hulpbehoevend is. Zij heeft veel meegemaakt en is snel angstig en in paniek. Dit acht de vader zorgelijk. De vader en de moeder zijn in staat om de nodige hulpverlening in te schakelen. Hier is geen ondertoezichtstelling voor nodig. De vader heeft moeite met het loslaten van de minderjarige omdat hij haar zo weinig ziet. Zij hebben een hechte band en de vader heeft het beste met haar voor. Daarbij hoeft zij de vader niet te troosten en is hij in staat om haar te begrenzen. Daarnaast is de situatie tussen de ouders verbeterd.
5.2
De raad stelt dat de redenen voor de ondertoezichtstelling bestaan uit het feit dat de minderjarige heel veel heeft meegemaakt en er grote zorgen zijn over de impact daarvan op haar. Zij heeft hulp nodig. Daarnaast worstelt de moeder met overbelasting, heeft zich heel veel afgespeeld tussen de ouders, waarvan de minderjarige getuige was, en is er zicht nodig op de stabiliteit van de vader. Hij zit nu middenin een behandeltraject. De samenwerking tussen de hulpverlening en de vader is zeer moeizaam verlopen. De positieve ontwikkeling waarop de vader zich nu beroept, is pril en de tijd zal leren of de vader betrouwbaar is in het nakomen van de afspraken. Het belang van de minderjarige staat voor de raad voorop en niet dat van de vader.
5.3
De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het standpunt van de raad en stelt dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de contactregeling tussen de vader en de minderjarige heel moeilijk uit te voeren waren. De jeugdbeschermer is uiteindelijk de minderjarige zelf wekelijks gaan halen en brengen omdat de minderjarige heel graag naar de vader wilde en hij het vervoer niet geregeld kon krijgen. In juli 2022 is de situatie tussen de ouders geëscaleerd en is de vader vastgezet. Na zijn vrijlating heeft de vader behandeling van Fivoor moeten accepteren. De behandelaar van de vader is sindsdien aanwezig bij de gesprekken tussen de gecertificeerde instelling en de vader. De minderjarige is dol op haar vader, maar zij moet erop kunnen vertrouwen dat de vader komt als dit is afgesproken, anders wordt zij heel zenuwachtig. In het verleden is de vader niet betrouwbaar geweest in het nakomen van de afspraken. Naar de opvoedvaardigheden van de vader is nog geen onderzoek gedaan. De huidige contactregeling van twee weekenden achtereen dat de minderjarige bij de vader is, dan een weekend bij de moeder en dan weer twee bij de vader, loopt sinds kort. Een kennis van de ouders regelt het vervoer van de minderjarige naar de vader en terug naar de moeder, zodat dit tot op heden goed loopt. Gedurende de weekenden is het voor de minderjarige bij de vader feest en de gecertificeerde instelling stelt momenteel nog weinig eisen aan de vader qua opvoeding. Op dit moment is prioriteit dat de vader betrouwbaar is voor de minderjarige en dat hij deze regeling nakomt. Voor de minderjarige is het hulpverleningstraject Dappere Dino’s ingezet en zij staat nu op de wachtlijst voor de training Piep zei de muis.
5.4
De moeder heeft ter zitting verklaard dat het de aflopen weken vooruit is gegaan met de vader. De moeder denkt dat dit door de behandeling bij Fivoor komt. Hierdoor is de overbelasting van de moeder de afgelopen periode afgenomen. Ook is de communicatie tussen de ouders verbeterd. De moeder hoopt dat het zo zal blijven.
5.5
Artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:
1. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
5.6
Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 lid 1 BW. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Uit het procesdossier, waaronder het raadsrapport van 1 juli 2022, blijkt dat er sinds 2018 ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. Zij is getuige geweest van huiselijk geweld van de vader jegens de moeder en er zijn zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook zijn er zorgen over de onhygiënische opvoedomgeving. De ouders hebben geen probleembesef waardoor hulptrajecten stagneren. De relatie van de ouders is beëindigd na een geweldsincident in juli 2021. Bij de vader is sprake van problemen in de emotieregulatie en het gebruik van middelen. Hij uit zich dreigend richting hulpverlening en is tevens gewelddadig richting de moeder. De vader heeft de moeder in het bijzijn van de minderjarige tot bloedens toe mishandeld. De vader is in hechtenis genomen en is na zijn vrijlating verplicht om deel te nemen aan een behandeltraject bij Fivoor en hij wordt verplicht begeleid door de reclassering. Ter zitting is gebleken dat de vader gestart is met de behandeling bij Fivoor en dat hij hier baat bij heeft. Hij kan het goed vinden met zijn behandelaar en neemt medicatie voor zijn ADHD. Hierdoor lijkt het beter te gaan met de vader en is het mogelijk gebleken om tot een nieuwe contactregeling tussen de vader en de minderjarige te komen van twee weekenden op en een weekend af. Een kennis van de ouders haalt de minderjarige vrijdag van school en brengt haar naar de vader. Zondag wordt zij door de kennis teruggebracht naar de moeder. Op deze manier kan de minderjarige bij haar vader zijn zonder dat deze ervoor hoeft te zorgen dat zij (op tijd) op school aanwezig is en op tijd wordt opgehaald. Dat is de vader in het verleden niet tot nauwelijks gelukt. De agressie van de vader jegens de moeder en de hulpverlening lijkt ook dankzij de behandeling bij Fivoor te zijn afgenomen. Hoewel deze ontwikkeling zeer positief is, is deze ook van zeer recente datum. De tijd zal leren of de vader deze positieve ontwikkeling weet vast te houden en door weet te zetten. De minderjarige heeft zeer veel meegemaakt bij de ouders en de vader is vaak onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van zijn afspraken. Het hof is dan ook met de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling van de minderjarige noodzakelijk is om verdere ontwikkelingsbedreigingen af te wenden. De minderjarige is een kwetsbaar, beschadigd meisje dat hulpverlening nodig heeft. Dankzij de ondertoezichtstelling is hulpverlening voor haar ingezet. Het hof is niet gebleken dat de ouders zelf in staat zijn om deze voor haar in te schakelen. Er is al lange tijd sprake van een zorgelijke opvoedingssituatie. Binnen de ondertoezichtstelling dient voorts nog onderzoek te worden gedaan naar de opvoedvaardigheden van de ouders en verder onderzoek naar de gevolgen van de trauma’s die de minderjarige heeft opgelopen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, A.A.F. Donders en F.A.M. Schoenmaker, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is op 15 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.