ECLI:NL:GHDHA:2023:2565
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot medewerking aan de goederenrechtelijke voltooiing van de verdeling van de echtelijke woning in het kader van echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen een man en een vrouw in het kader van hun echtscheiding. De man had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vordering om de vrouw te verplichten mee te werken aan de overname van de voormalige echtelijke woning werd afgewezen. De man vorderde dat de vrouw volledige en onvoorwaardelijke medewerking zou verlenen aan de overname van de woning tegen een prijs van € 940.000,- en dat hij ontslagen zou worden uit zijn hoofdelijke verplichting onder de hypotheek. De vrouw voerde aan dat de man geen spoedeisend belang had en dat er geen overeenstemming was over de wijze van verdeling van de woning.
Het hof oordeelde dat de man wel degelijk een spoedeisend belang had bij zijn vordering, gezien de langdurige en complexe echtscheiding en de noodzaak om de rechtsstrijd te beëindigen. Het hof concludeerde dat er tussen partijen overeenstemming bestond over de toedeling van de woning aan de man en dat de vrouw gehouden was om mee te werken aan de goederenrechtelijke voltooiing van deze toedeling. Het hof oordeelde dat de vrouw een dwangsom zou verbeuren indien zij niet aan deze verplichting voldeed. Tevens werden de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het hof sprak de hoop uit dat beide partijen in de toekomst op een constructieve wijze hun echtscheiding zouden afwikkelen.