ECLI:NL:GHDHA:2023:2565

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.322.676/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan de goederenrechtelijke voltooiing van de verdeling van de echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen een man en een vrouw in het kader van hun echtscheiding. De man had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vordering om de vrouw te verplichten mee te werken aan de overname van de voormalige echtelijke woning werd afgewezen. De man vorderde dat de vrouw volledige en onvoorwaardelijke medewerking zou verlenen aan de overname van de woning tegen een prijs van € 940.000,- en dat hij ontslagen zou worden uit zijn hoofdelijke verplichting onder de hypotheek. De vrouw voerde aan dat de man geen spoedeisend belang had en dat er geen overeenstemming was over de wijze van verdeling van de woning.

Het hof oordeelde dat de man wel degelijk een spoedeisend belang had bij zijn vordering, gezien de langdurige en complexe echtscheiding en de noodzaak om de rechtsstrijd te beëindigen. Het hof concludeerde dat er tussen partijen overeenstemming bestond over de toedeling van de woning aan de man en dat de vrouw gehouden was om mee te werken aan de goederenrechtelijke voltooiing van deze toedeling. Het hof oordeelde dat de vrouw een dwangsom zou verbeuren indien zij niet aan deze verplichting voldeed. Tevens werden de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het hof sprak de hoop uit dat beide partijen in de toekomst op een constructieve wijze hun echtscheiding zouden afwikkelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer hof : 200.322.676/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/10/649087/ KG ZA 22-1026

Arrest van 19 december 2023

in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.W. Aartsen, te Utrecht,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.H. Heerebout te Hoofddorp.

Het verloop van het geding

Bij exploot van 31 januari 2023 is de man in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2023 tussen de partijen gewezen.
Bij memorie van grieven heeft de man grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven weersproken.
Op 8 mei 2023 is van de zijde van de man een akte met producties overgelegd.
Op 28 september 2023 heeft de mondelinge behandeling van deze zaak plaatsgevonden, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak met nummer 200.279.947/01 en hebben de advocaten van partijen overeenkomstig hun pleitnota de zaak toegelicht.

De beoordeling van het hoger beroep

Vonnis 5 januari 2023

1. Uit het vonnis van 5 januari 2023 volgt dat de voorzieningenrechter de vordering van de man, dat de vrouw haar medewerking moet verlenen aan de overname door de man inzake de voormalige echtelijke woning te [plaats] aan de [adres van de woning] (hierna: de woning) heeft afgewezen.

Vordering van de man in appel

2. De man vordert in hoger beroep: alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen dat het aan het hof behage te vernietigen het vonnis op 5 januari 2023 door de rechtbank te Rotterdam tussen partijen gewezen, en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
De vrouw te gebieden om volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overname door de man van de echtelijke woning aan de [adres van de woning] tegen een overnameprijs van € 940.000,- en tegen ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke verplichting ingevolge de hypotheek en daartoe alle voor deze overname noodzakelijke stukken te ondertekenen en op de alsdan te bepalen datum van overdracht van de woning aan de man medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning aan de man;
Te bepalen dat, indien de vrouw het in punt 1 vermelde gebod overtreedt, zij een dwangsom verbeurt van € 2.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 200.000,- is bereikt;
Te bepalen dat, indien de vrouw nalatig blijft om medewerking te verlenen aan voormeld gebod onder 1, het vonnis van U EA dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de (rechts)handeling gehouden is en dat het vonnis van U EA in de plaats treedt van de akte of een deel daarvan;
De vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.

Spoedeisend belang?

3. Uit de memorie van antwoord volgt dat de vrouw van mening is dat de man geen spoedeisend belang heeft om deze procedure in te stellen. Het hof begrijpt uit het appel van de man dat hij stelt nog steeds een spoedeisend belang te hebben bij de onderhavige vordering te meer daar hij zijn financiering van de overname van de echtelijke woning rond heeft.
4. Het hof is van oordeel dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Tussen partijen is sprake van een langdurige en complexe echtscheiding waar beide partijen een aandeel in hebben. Zowel de man als de vrouw hebben er een belang bij dat er zoveel mogelijk een einde komt aan de jarenlange rechtsstrijd. De toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de man heeft de rechtbank Rotterdam al in de beschikking d.d. 24 maart 2020 vastgelegd als zijnde de afspraak van partijen. De grieven van de vrouw tegen deze vastlegging heeft het hof in hoger beroep bij beschikking d.d. 19 december 2023 verworpen. Door het verwezenlijken van de verdeling van de voormalige echtelijke woning door de goederenrechtelijke voltooiing ervan komt er ten minste een einde aan een onderdeel van een conflict tussen partijen en komen partijen losser van elkaar. Door de goederenrechtelijke levering van de woning aan de man en het ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ontstaat er voor beide partijen een stuk financiële rechtszekerheid.

De grieven

5. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven zal het hof de grieven gemeenschappelijk bespreken.
6. De man is van mening dat de redenering van de voorzieningenrechter op drie punten onjuist is. Het hof begrijpt uit de toelichting van de man dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst inzake de verdeling van de woning. De man verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar de vier procedures die de vrouw tegen hem heeft gevoerd waarbij de woning een onderdeel was van het geschil. In de visie van de man heeft de vrouw ook berust in de waardebepaling van € 940.000,- met betrekking tot de woning.
7. Door de vrouw is gemotiveerd verweer gevoerd. In de visie van de vrouw is er geen sprake van verdeling en is er geen overeenstemming over de wijze van verdeling van de woning. In de visie van de vrouw hebben partijen zich in het verdelingsvonnis van 24 maart 2020 voorgenomen om de woning aan de man toe te delen, maar wel onder de voorwaarden: 1) als het financieel kan en 2) binnen drie maanden. In randnummer 20 van haar memorie van grieven stelt de vrouw dat de man niet drie jaar lang een verdeling kan blokkeren en de vrouw haar eigen leven niet laten leiden en de vrouw opzadelen met hogere financieringsrenten. In de visie van de vrouw is er thans geen reden meer de woning aan de man toe te delen aangezien de man dat niet kan bekostigen.
8. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen ex-echtgenoten wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Van beide ex-echtgenoten tevens deelgenoten in een eenvoudige gemeenschap zijnde de woning, mag in redelijkheid worden verlangd dat zij op een constructieve wijze meewerken aan de verdeling. Uit de beschikking van 24 maart 2020 van de rechtbank Rotterdam volgt naar het oordeel van het hof expliciet dat er tussen partijen overeenstemming bestond dat de woning te Rotterdam aan de man zou worden toegedeeld tegen een waarde van € 940.000,- en dat de man de op de woning rustende hypothecaire geldlening als een eigen schuld zou overnemen en de vrouw ter zake die lening zou vrijwaren. Uit het proces-verbaal van dit hof van de zitting van 8 april 2021 volgt eveneens dat de woning te Rotterdam wordt verdeeld met toedeling aan de man voor een bedrag van € 940.000,-. In het proces-verbaal staat letterlijk: ”De voorzitter vat samen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning in die zin dat de waarde van de woning gelijk is aan de hypothecaire geldlening die erop op rust.” Het enkele feit dat de man – mede bezien het conflict tussen partijen – niet binnen drie maanden de financiering heeft kunnen verkrijgen inzake de overname van de woning, rechtvaardigt niet dat de vrouw niet meer gebonden is aan de overeenkomst van verdeling die zij met de man op 24 maart 2020 heeft gesloten met betrekking tot de woning. Ook zij heeft haar aandeel erin gehad dat de man niet binnen de gestelde termijn van drie maanden uitvoering kon geven aan hetgeen partijen waren overeengekomen met betrekking tot de woning. Het hof is van oordeel dat de man niet toerekenbaar te kort is geschoten in de uitvoering van de op 24 maart 2020 tussen partijen gesloten overeenkomst inzake de woning te Rotterdam. Het hof is derhalve van oordeel dat de man nakoming kan vorderen van deze overeenkomst, hetgeen impliceert dat de vrouw dient mee te werken aan de goederenrechtelijke voltooiing van de toedeling van de woning aan de man door het meewerken aan de daarvoor vereiste leveringshandeling middels notariële akte en dat de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank wordt ontslagen. Ook uit de beschikking van dit hof van 19 december 2023 volgt dat de vrouw aan de verdeling van de woning te Rotterdam is gehouden. De grieven van de man treffen derhalve doel.

Dwangsom

9. Gezien de proceshouding van de vrouw en om een vlotte afwikkeling te stimuleren zal het hof een dwangsom verbinden aan de veroordeling van de vrouw. De hoogte van de door de man verzochte dwangsom zal het hof in redelijkheid matigen tot de helft daarvan.

Proceskosten

10. Om verdere escalatie tussen partijen te voorkomen, zal het hof nu nog de proceskosten tussen partijen compenseren. Het hof spreekt wel de hoop uit dat beide partijen in de nabije toekomst op een constructieve wijze de materiële gevolgen van hun echtscheiding afwikkelen. Beide partijen zijn werkzaam als tandarts en zijn financieel in staat volledig los van elkaar volgens een substantiële levensstandaard te leven. Het belang van beide partijen maar eveneens het welzijn van hun kinderen brengt met zich mede dat partijen er verstandig aan doen om de strijdbijl te begraven en te werken aan hun eigen toekomst en dan los van elkaar.

Beslissing

Het hof:
veroordeelt de vrouw om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest volledig en onvoorwaardelijk haar medewerking te verlenen aan de goederenrechtelijke voltooiing van de verdeling van de echtelijke woning aan de [adres van de woning] te [plaats] met toedeling aan de man tegen een prijs van € 940.000,- en tegen ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke verplichting ingevolge de hypothecaire geldlening welke betrekking heeft op de hiervoor vermelde woning en daartoe de voor deze toedeling noodzakelijke notariële akte te ondertekenen op de daartoe door de man te bepalen datum ten overstaan van een door de man aan te wijzen notaris.
Indien de vrouw na betekening van dit arrest niet haar onvoorwaardelijke medewerking verleent aan hetgeen onder 1 van dit dictum is gesteld, verbeurt zij een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 100.000,-;
bepaalt dat als de vrouw binnen 14 dagen na betekening van dit arrest nalatig blijft om medewerking te verlenen aan hetgeen onder 1 van dit dictum is gesteld, dit arrest dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de (rechts)handeling gehouden is en dat dit arrest in de plaats treedt van de akte of een deel daarvan;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A. Zonneveld en B. Breederveld en is uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2023 in aanwezigheid van de griffier.