ECLI:NL:GHDHA:2023:256

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
200.313.819/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van een vechtscheiding tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [geboorteplaats 1] en [minderjarige 2], in het kader van een langdurige vechtscheiding tussen hun ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter die de minderjarigen onder toezicht had gesteld van een gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat de kinderen goed functioneren en dat zij niet klem zitten tussen de ouders. De raad voor de Kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, handhaafde echter het verzoek tot ondertoezichtstelling, wijzend op de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen door de voortdurende strijd tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun scheiding in 2018 verwikkeld zijn in juridische procedures en dat de relatie tussen hen volledig is verstoord. De minderjarigen worden hierdoor ernstig belast en beschadigd in hun ontwikkeling. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling. De ouders zijn aangespoord om hun verantwoordelijkheid te nemen en professionele hulp in te schakelen, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om de termijn van de ondertoezichtstelling te verkorten. De moeder's verzoek om een bijzondere curator voor de minderjarigen te benoemen werd afgewezen, aangezien er al een bijzondere curator was aangesteld die echter geen contact met de kinderen heeft kunnen krijgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.313.819/01
zaakgegevens rechtbank : C/09/626997 / JE RK 22-602
beschikking van de meervoudige kamer van 15 februari 2023
inzake
[moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. de Koning te Den Haag
tegen
Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling;
- [vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N. Bevelander te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 26 april 2022, uitgesproken onder voormelde zaakgegevens (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 26 juli 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De raad heeft het hof bij brief van 25 augustus 2022 bericht ter zitting mondeling verweer te zullen voeren.
2.3
Bij het hof is voorts van de zijde van de moeder op 2 november 2022 een journaalbericht van 31 oktober 2022 met bijlage ingekomen.
2.4
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger raad] ;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger gecertificeerde instelling] ;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden;
- zij zijn de ouders van [geboorteplaats 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats 1] (hierna te noemen: [geboorteplaats 1] ), en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te ’ [geboorteplaats 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), gezamenlijk te noemen: de minderjarigen;
- de ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
- de minderjarigen wonen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling voor de periode van 26 april 2022 tot 26 april 2023.
4.2
De moeder is het niet eens met deze beslissing. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in incident een bijzondere curator voor de minderjarigen te benoemen, en in de hoofdzaak de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen af te wijzen en indien het niet wordt afgewezen de duur te beperken tot een half jaar, derhalve tot 26 oktober 2022.
4.3
De raad verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder stelt dat de ouders inderdaad verwikkeld zijn in een zogenaamde vechtscheiding en dat [geboorteplaats 1] al geruime tijd geen contact heeft met de vader. Zij is 16 jaar oud en kan niet gedwongen worden. Met de minderjarigen gaat het naar omstandigheden goed. Dat zij klem zouden zitten tussen de ouders is volgens de moeder niet waar. Zij voelen zich echter niet gehoord door de raad en binnen de ondertoezichtstelling. De moeder staat open voor hulpverlening in het vrijwillig kader en wenst mee te werken aan trajecten zoals Kinderen uit de Knel of Ouderschap Blijft. Deze zijn tot op heden niet aangeboden.
5.2
De raad handhaaft het verzoek tot ondertoezichtstelling. Sinds 2019 is al sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen door de strijd tussen de ouders. Het contact tussen [geboorteplaats 1] en de vader is inmiddels structureel verstoord. [minderjarige 2] ziet de vader wel, maar dit is ook lastig voor hem. Het loyaliteitsconflict van de minderjarigen spat er aan alle kanten vanaf. De moeder stelt open te staan voor hulp, maar er komt niets van de grond. School en schoolmaatschappelijk werk hebben zorgen over het welzijn van de minderjarigen en hun schoolprestaties lopen achter. De minderjarigen worden onder meer belast met financiële zorgen en de onzekerheid over de vraag of zij in de voormalige echtelijke woning kunnen blijven wonen. Het is heel zorgelijk en schadelijk wat de ouders hun kinderen aan voorbeeld geven over hoe om te gaan met relaties en hoe conflicten op te lossen.
5.3
De jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling stelt in juli 2022 binnen het gezin te zijn gestart. Pas na de zomervakantie heeft zij contact kunnen krijgen met de moeder en de minderjarigen. Er zijn nog altijd communicatieproblemen tussen de ouders. Ook is er nog geen oplossing voor de financiële problemen. De minderjarigen krijgen hier veel van mee en hebben last van de onduidelijkheid. [minderjarige 2] probeert daarin een bemiddelende rol te spelen zodat er wat meer vaart in komt. Hij vindt het ten opzichte van zijn moeder enorm lastig dat hij contact heeft met zijn vader en zit in een ernstig loyaliteitsconflict. Ook kan hij niet alles met [geboorteplaats 1] bespreken. Bij [geboorteplaats 1] is getracht in te zetten op contactherstel met de vader, maar zij zit inmiddels zo hoog in haar emoties dat zij geen contact met de vader wil. De minderjarigen geven beiden in ieder gesprek met de jeugdbeschermer aan dat de ouders het gewoon onderling moeten regelen. De jeugdbeschermer maakt zich heel erg zorgen over de minderjarigen. Positief is dat zij naar school gaan en sporten en ook een netwerk hebben. Het zijn de problemen van de ouders waar zij veel last van hebben. De mogelijkheden van de gecertificeerde instelling om de ouders te bewegen om hun zaken te regelen, zijn beperkt.
5.4
De vader stelt dat de bereidheid er bij hem altijd is om er in onderling overleg uit te komen, maar dat keer op keer blijkt dat het onmogelijk is. De voormalige echtelijke woning is allang getaxeerd en hij heeft voorstellen gedaan om het financieel te regelen, maar er komt geen reactie van de zijde van de moeder. De vader had gehoopt dat de ondertoezichtstelling tot een doorbraak zou leiden om partijen te helpen om tot een onderling vergelijk te komen, maar dit is helaas tot op heden niet het geval. Zelfs tijdens het weekend dat [minderjarige 2] bij de vader is, maakt de moeder afspraken voor hem die niets met de vader te maken hebben. Er is een bijzondere curator benoemd, maar deze krijgt de kinderen niet te spreken. De vader mist [geboorteplaats 1] verschrikkelijk; zij waren voorheen twee handen op een buik.
5.5
Artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:
1. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
5.6
Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 lid 1 BW. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Uit het overgelegde procesdossier en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de verhouding tussen de ouders volledig is verstoord. De relatie tussen beiden is al in 2018 beëindigd en zij zijn sindsdien verwikkeld in schijnbaar eindeloze (juridische) procedures over onder meer de zorgregeling, de onderhoudsbijdragen en de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime. Het einde hiervan lijkt nog lang niet in zicht. De minderjarigen zijn inmiddels 17 en 14 jaar oud en leven al ruim vier jaar in de voor kinderen onmogelijke omstandigheid dat hun ouders niet in staat zijn om onderling tot een afronding te komen van hun ex-echtgenotenproblematiek. Het loyaliteitsconflict van de minderjarigen is dermate groot dat [geboorteplaats 1] besloten heeft geen contact meer te hebben met de vader, terwijl onweersproken is dat zij dol was op de vader. [minderjarige 2] ziet zijn vader om het weekend, maar dit plaatst hem ten opzichte van zijn moeder in een zeer lastige positie en hij kan dit ook niet met [geboorteplaats 1] delen. Beide kinderen worden ernstig belast en beschadigd door de jarenlange strijd van de ouders en komen hierdoor onvoldoende toe aan hun eigen sociaal-emotionele ontwikkeling.
De ouders stellen open te staan voor hulp, maar gevraagd naar hetgeen zij het afgelopen jaar hiertoe hebben ondernomen, blijkt dat zij niets hebben gedaan. De moeder lijkt de oorzaak van de problematiek buiten zichzelf te zoeken, wijst naar overheidsinstanties, en verliest zich in allerlei procedures. Ook de vader lijkt niet in staat zijn eigen aandeel in de problematiek op te pakken. Door het onvermogen van de ouders worden de minderjarigen zeer ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. In plaats van onbezorgd van hun jeugd te kunnen genieten, gaan zij gebukt onder de problematiek van hun ouders. Het hof gaat ervan uit dat de ouders vanaf nu hun verantwoordelijkheid gaan nemen, professionele hulpverlening voor zichzelf inschakelen en nog binnen de ondertoezichtstelling hun onderlinge strijd tot een einde brengen zodat zij hun kinderen niet nog meer beschadigen dan het geval is.
De moeder verzoekt in deze procedure om een bijzondere curator voor de minderjarigen te benoemen. Het hof kan dit verzoek niet plaatsen nu onweersproken is dat er allang een bijzondere curator is benoemd, maar dat het deze niet gelukt is om in gesprek te mogen komen met de minderjarigen.
5.7
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Voor een bekorting van de termijn zoals de moeder heeft verzocht, ziet het hof gezien de ernst van de problematiek geen enkele aanleiding.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, A.A.F. Donders en F.A.M. Schoenmaker, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is op 15 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.