In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van de moeder over de minderjarigen. De moeder, die in hoger beroep was gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, voerde aan dat er sprake was van slechte communicatie met de vader en dat hij niet betrokken was bij de opvoeding van de kinderen. De vader was niet verschenen op de zitting en had geen verweer gevoerd. Het hof oordeelde dat het gezamenlijk gezag beëindigd moest worden, omdat de vader zich niet meewerkend opstelde en er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof concludeerde dat de moeder alleen belast moest worden met het gezag over de minderjarigen, omdat de vader geen betrokkenheid toonde en de omgangsregeling niet werd nageleefd. Daarnaast werd het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen, omdat er feitelijk geen contact tussen hem en de kinderen was en de minderjarigen geen behoefte aan contact met de vader aangaven. De beslissing van het hof werd genomen in het belang van de kinderen.