Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 21 mei 2021, waarmee Vivenda in hoger beroep is gekomen van het tussenvonnis en eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van respectievelijk 1 mei 2020 en 26 februari 2021;
- het arrest van dit hof van 3 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 september 2021;
- de memorie van grieven van Vivenda;
- de memorie van antwoord van [verweerder];
- de akte van Vivenda van 22 februari 2022;
- de akte van [verweerder] van 22 maart 2022;
- de fax van 16 september 2019, met bijlagen, van de advocaat van [verweerder], overgelegd bij de mondelinge behandeling van 6 september 2021.
3.Feitelijke achtergrond
Vivenda(thans genaamd Domica Vastgoedmanagement) geeft zij ook ondersteuning op het gebied van financieel beheer van de verhuurde woningen. Hiertoe houdt Vivenda een bankrekening aan voor de franchisenemer, zodat het beheer van verhuurde woningen via deze rekening kan plaatsvinden.
beheersovereenkomstgetekend [2] . De kop van deze beheersovereenkomst vermeldt “Vivenda Vastgoedmanagement”. Als partijen zijn daarbij genoemd [verweerder] (als eigenaar) en Fiori (als de vestiging). Partijen zijn daarbij onder meer overeengekomen dat Vivenda het totale beheer over de onroerende goederen van de eigenaar voert, zodra de woning succesvol bemiddeld is, en wel tegen een aan Vivenda te betalen beheersvergoeding van 3% (incl. btw). Tevens was daarbij vastgelegd:
“3. Beheerder zal de ontvangen huurpenningen minus de beheervergoeding als vermeld onder artikel 2 storten op: Bankrekeningnummer: NL(…)t.n.v.: Dhr. [verweerder](…..)Contractuele afspraken(…)3. Beheerder kan, in de breedste zin van het woord, niet aansprakelijk gesteld worden voor de gevolgen van het plegen van onrechtmatige daden en de hieruit voortvloeiende schade of vervolgschade door eigenaar en/of huurder. Eigenaar is op de hoogte van de gemeentelijke bepalingen en verordeningen inzake het verhuren van woonruimte. Beheerder is hiervoor niet verantwoordelijk en/of aansprakelijk.”
huurovereenkomst [3] voor het pand gesloten voor een termijn van 9 maanden, ingaande op 1 augustus 2017 en eindigend op 1 mei 2018. De kale huurprijs bedroeg € 2.100,-- per maand. Deze werd vermeerderd met (het voorschot op) de vergoeding van bijkomende leveringen en diensten van € 59,95 per maand. Het maandelijks door de huurder te betalen bedrag bedroeg aldus € 2.159,95 en moest worden overgemaakt naar het nader omschreven bankrekeningnummer van Fiori (de vestiging). Huurder en verhuurder hebben daartoe beiden het huurcontract getekend. In de kop van het huurcontract is vermeld “Domica”. Tussentijds is mevrouw [naam 2], handelend onder de naam Fiona Makelaardij (hierna ook: [naam 2]), door indeplaatsstelling huurster geworden.
4.Procedure bij de kantonrechter in de rechtbank
5.Grieven in hoger beroep
I. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat er sprake was van een
driepartijenovereenkomst en dat Vivenda daarin zou zijn tekortgeschoten.
II. Ten onrechte heeft de kantonrechter Vivenda hoofdelijk veroordeeld jegens
[verweerder].
III. Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat Vivenda
te weinig huur heeft doorbetaald aan [verweerder].
6.Beoordeling in hoger beroep
Algemeen
eigenaar en/of huurder. Hiervan is thans geen sprake, zoals [verweerder] met juistheid heeft aangevoerd.
7.Beslissing
- bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 mei 2020 en 26 februari 2021, voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
- veroordeelt Vivenda (Domica Vastgoedmanagement B.V.) in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 338,-- aan griffierecht en € 1.180,-- aan salaris advocaat en € 163,-- aan nasalaris, te verhogen met € 85,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,--, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag der algehele voldoening;