ECLI:NL:GHDHA:2023:2534
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om oproeping vermiste en rechtsvermoeden van overlijden; afwijzing op basis van ontoereikende verklaringen verzoekster
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de verzoekster om de vermiste [de vermiste] op te roepen teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken, en, zo hiervan niet blijkt, te verklaren dat er een rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat. De verzoekster, geboren in 1974 in Ethiopië en sinds 2012 in Nederland, heeft verklaard dat zij traditioneel gehuwd is met de vermiste, maar kan dit niet met bewijs onderbouwen. De rechtbank had eerder, op 23 mei 2022, het verzoek afgewezen, en de verzoekster ging hiertegen in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2023 heeft de verzoekster verklaard dat zij sinds haar vlucht in 2012 niets meer van de vermiste heeft vernomen. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door advocaat-generaal mr. P. Swaak, heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, stellende dat de verklaringen van de verzoekster onvoldoende zijn om aan te nemen dat het bestaan van de vermiste onzeker is. Het hof heeft de verklaringen van de verzoekster als ontoereikend beoordeeld, vooral gezien de tegenstrijdigheden in haar verklaringen en het gebrek aan ander bewijs.
Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de opmerking dat de verzoekster vrij staat om echtscheiding te verzoeken, zodat zij niet langer als gehuwd zal worden opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP). De beslissing is genomen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.