ECLI:NL:GHDHA:2023:2532

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
200.320.610/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afgifte van gouden sieraden en Turks huwelijksvermogensrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar vordering tot afgifte van gouden sieraden werd afgewezen. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep vijf grieven geformuleerd tegen de bestreden uitspraak. De man, geïntimeerde, heeft de grieven weersproken en verzocht om een mondelinge behandeling, die op 28 september 2023 heeft plaatsgevonden. De partijen zijn in 2018 in Turkije met elkaar gehuwd zonder huwelijkse voorwaarden en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft op 23 maart 2021 de echtscheiding uitgesproken, die op 18 mei 2021 is ingeschreven.

De vrouw vorderde in eerste aanleg de afgifte van 13 gouden armbanden en een ketting, of, subsidiair, een bedrag van € 15.000,- als vervangende waarde. De rechtbank heeft de primaire vordering toegewezen, maar de man is in verzet gekomen, wat leidde tot de bestreden uitspraak van 26 september 2022, waarin de rechtbank de vordering van de vrouw afwees. De vrouw heeft tijdig hoger beroep ingesteld en vraagt het hof de bestreden uitspraak te vernietigen.

Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld op basis van de Europese Verordening Huwelijksvermogensstelsels en is van oordeel dat het Turks recht van toepassing is op de vordering van de vrouw. Het hof oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de gouden sieraden nog aanwezig waren op de peildatum van de ontbinding van het huwelijksvermogensregime. De vordering van de vrouw is onvoldoende onderbouwd, en het hof bekrachtigt de bestreden uitspraak van de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer : 200.320.610/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/637556 / HA ZA 22-356

arrest van 17 oktober 2023

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Kandemir te Dordrecht
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. ter Haar-Bas te Rotterdam

Het geding

Bij exploot van 24 december 2022 is de vrouw in hoger beroep gekomen van de uitspraak van 26 september 2022 van de rechtbank Rotterdam, gewezen tussen de man als opposant en de vrouw als geopposeerde.
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar blz. 1 van de bestreden uitspraak.
De vrouw heeft in de appeldagvaarding vijf grieven geformuleerd tegen de bestreden uitspraak.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven van de vrouw weersproken.
De man heeft om een mondelinge behandeling gevraagd. Deze heeft plaatsgevonden op 28 september 2023, waarbij alleen de advocaten van partijen zijn verschenen.
De man heeft zijn procesdossier gefourneerd, waarna arrest is bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

Feiten
1. De relevante feiten zijn als volgt. Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2018 te [plaats] , Turkije, met elkaar gehuwd zonder het maken van huwelijkse voorwaarden. Ten tijde van de huwelijkssluiting hadden partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland. Ten tijde van de huwelijkssluiting hadden partijen in ieder geval de Turkse nationaliteit.
2. Op 23 maart 2021 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beslissing is op 18 mei 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Eerste aanleg
3. De vrouw heeft in eerste aanleg gevorderd dat de man wordt veroordeeld, primair, tot afgifte van de gouden sieraden, bestaande uit 13 armbanden en een ketting, subsidiair, tot betaling van een bedrag van € 15.000,- als vervangende waarde van de gouden sieraden, binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 15.000,-.
4. Bij verstekvonnis van 23 maart 2022 heeft de rechtbank Rotterdam de primaire vordering van de vrouw toegewezen. De veroordeling van de man is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
5. De man is van dit verstekvonnis in verzet gekomen. Bij mondelinge uitspraak van 26 september 2022, vervat in het proces-verbaal van diezelfde datum, heeft de rechtbank Rotterdam het verzet van de man gegrond verklaard, het verstekvonnis van 23 maart 2022 vernietigd en de vordering van de vrouw alsnog afgewezen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
Vordering in hoger beroep
6. De vrouw heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van 26 september 2022 (verder: de bestreden uitspraak). Zij vraagt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden uitspraak te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest:
  • het verzet van de man ongegrond te verklaren;
  • het verstekvonnis van 23 maart 2022 te bekrachtigen;
  • toewijzing van de vordering van de vrouw tot afgifte van – zo heeft de advocaat van de vrouw ter zitting verduidelijkt –13 gouden armbanden door de man aan de vrouw, ofwel betaling van € 15.000,- door de man aan de vrouw;
  • primair de proceskosten tussen partijen te compenseren, subsidiair de man, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van beide instanties.
7. De man heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden uitspraak zal bekrachtigen, indien nodig onder aanvulling en verbetering van de gronden, en voorts de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep tussen partijen te compenseren althans de vrouw in deze kosten te veroordelen.
Rechtsmacht van de Nederlandse rechter
8. Nu de inleidende dagvaarding (op 27 januari 2022) is uitgebracht na de datum waarop de Europese Verordening Huwelijksvermogensstelsels (Nr. 2016/1103) voor Nederland van kracht is geworden (op 29 januari 2019), zal het hof de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordelen volgens de bevoegdheidsregels van deze Verordening. Het hof acht zich internationaal bevoegd om van de onderhavige zaak kennis te nemen omdat de partijen op het tijdstip van het aanbrengen van de zaak (op 27 januari 2022) hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden (artikel 6 aanhef en onder a van de Verordening).
Toepasselijk recht
9. In eerste aanleg zijn partijen ervan uitgegaan dat op grond van de artikelen 4 en 5 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 Turks recht het huwelijksvermogensregime van partijen beheerst. In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank nagelaten het toepasselijke recht op de vordering van de vrouw met zoveel woorden vast te stellen. Ook in hoger beroep gaan partijen – terecht – uit van de toepasselijkheid van Turks recht op de vordering van de vrouw. Het hof zal de vordering van de vrouw beoordelen aan de hand van Turks huwelijksvermogensrecht.
Bespreking van de grieven
10. De vrouw komt met vijf grieven op tegen de bestreden uitspraak. In de kern betoogt zij dat de rechtbank haar vordering tot afgifte van de gouden sieraden of betaling van de vervangende waarde van € 15.000,- ten onrechte heeft afgewezen. Volgens de vrouw heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat zij onvoldoende heeft gesteld ter onderbouwing van haar vordering met betrekking tot de gouden sieraden. Volgens de vrouw heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de door haar in het geding gebrachte Whatsapp-berichten daartoe onvoldoende zijn.
11. De vrouw heeft haar grieven als volgt toegelicht. Tijdens de bruiloft van partijen zijn aan de vrouw 13 gouden armbanden ter waarde van € 15.000,- geschonken en aan de man een geldbedrag van € 15.000,-. Op grond van het Turkse huwelijksvermogensrecht behoren de gouden sieraden tot het persoonlijk vermogen van de vrouw en het geldbedrag van
€ 15.000,- behoort tot het persoonlijk vermogen van de man. Mocht de man het hiermee niet eens zijn, dan zijn de gouden sierden en het geld gemeenschappelijk vermogen dat bij helfte tussen partijen verdeeld dient te worden. De man heeft de gouden sieraden onder zich en weigert deze aan de vrouw af te geven. Als de man de gouden sieraden heeft verkocht, zal hij de waarde daarvan van € 15.000,- aan de vrouw moeten betalen.
12. De man heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. De man erkent dat tijdens de bruiloft gouden sieraden en geld zijn geschonken aan partijen. Die geschenken komen partijen gezamenlijk toe. Het goud behoort derhalve niet tot het persoonlijk vermogen van de vrouw. De man betwist dat de gouden sieraden een waarde vertegenwoordigen van
€ 15.000,-. Ook betwist hij dat tijdens de bruiloft € 15.000,- aan geld is geschonken aan partijen; het gaat om een veel lager bedrag. Volgens de man zijn de gouden sieraden tijdens het huwelijk door partijen verkocht en is de opbrengst daarvan, samen met het geschonken geld, aangewend voor de huwelijksreis en de kosten van de huishouding van partijen alsmede voor een neusoperatie van de vrouw. Op de peildatum ontbinding huwelijksvermogensregime waren de gouden sieraden en het geld niet meer aanwezig.
13. Het hof stelt voorop dat de man tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 23 maart 2022 op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voorts overweegt het hof als volgt. Indien met de vrouw zou worden aangenomen dat de door haar genoemde gouden sieraden, zoals geschonken op de bruiloft van partijen, naar Turks huwelijksvermogensrecht tot het persoonlijk vermogen van de vrouw behoort, en zij uit dien hoofde recht heeft op deze gouden sieraden, is het hof van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat deze gouden sieraden nog aanwezig waren op de peildatum ontbinding huwelijksvermogensregime. De door de vrouw in het geding gebrachte stukken, waaronder WhatsApp-berichten, e-mailberichten tussen partijen en berichten van de beheerder van de kluis van partijen, bieden daarvoor onvoldoende steun. Verder overweegt het hof, dat de man de vordering van de vrouw heeft betwist door onder andere erop te wijzen dat de gouden sieraden met instemming van partijen tijdens het huwelijk zijn verkocht en de opbrengst daarvan voor verschillende uitgaven van partijen en van de vrouw is aangewend. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw daartegen onvoldoende ingebracht. De vordering van de vrouw is derhalve onvoldoende onderbouwd.
14. Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan het bewijsaanbod van de man.
15. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 september 2022;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. F. Ibili, J.M. van de Poll en H.J.M. Smid-Verhage, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023, in aanwezigheid van de griffier.