ECLI:NL:GHDHA:2023:2454

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
BK-22/01337
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de voorwaarden voor gebruik van een parkeervergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Noordwijk. De naheffingsaanslag van € 48,13 werd opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 30 september 2021 om 15.09 uur geparkeerd stond zonder dat de parkeerbelasting was voldaan en zonder dat het juiste kenteken was geactiveerd op de parkeervergunning. De Heffingsambtenaar handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.

Het Hof oordeelde dat de voorwaarden voor het gebruik van de parkeervergunning, waaronder het activeren van het juiste kenteken, niet in strijd zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur. De vergunning was verleend voor een ander kenteken dan waarmee belanghebbende had geparkeerd, en het Hof stelde vast dat het niet activeren van het juiste kenteken een schending van de vergunningvoorwaarden was. Belanghebbende had zich als gebruiker van de vergunning op de hoogte moeten stellen van de geldende voorschriften. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-22/01337

Uitspraak van 31 oktober 2023

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, de Heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 december 2022, nummer SGR 21/8261.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 48,13, bestaande uit € 1 parkeerbelasting en € 47,13 kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag (de naheffingsaanslag).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De griffier heeft ter zake € 49 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 19 september 2023. Belanghebbende is verschenen. Van de zijde van de Heffingsambtenaar is niemand verschenen en is geen bericht van verhindering bij het Hof binnengekomen. De Heffingsambtenaar is door de griffier van het Hof bij een digitaal verzonden bericht onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens de bij het hiervoor genoemde bericht opgeslagen metadata in de digitale postkamer van het Hof is het bericht op 27 juli 2023, 08.23 uur, verzonden via het webportaal Mijn Rechtspraak. Tegelijk met het bericht is een kennisgeving per e-mailbericht verstuurd naar het door de Heffingsambtenaar opgegeven e-mailadres. Gelet hierop, is de Heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitgenodigd.
1.6.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Op 30 september 2021 om 15.09 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken 1] (de auto) geparkeerd aan de [straat] te [woonplaats] . Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting of met een geldige parkeervergunning kan worden geparkeerd.
2.2.
Tijdens een controle is geconstateerd dat op voornoemde datum en genoemd tijdstip voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen sprake was van parkeren met een geldige parkeervergunning. De Heffingsambtenaar heeft daarom de naheffingsaanslag opgelegd.
2.3.
Aan belanghebbende is door de gemeente Noordwijk bij beschikking van 12 januari 2021 een “Inwonersvergunning, Noordwijk” verstrekt (de inwonersvergunning). Hierin is het volgende opgenomen:
“Indien u in het bezit bent van een vergunningspas kunt u deze blijven gebruiken. U krijgt dan geen nieuwe pas toegestuurd. Heeft u echter nog geen pas, dan ontvangt u binnen enkele dagen een pas die hoort bij deze vergunning. U dient deze pas achter de voorruit in de auto te bevestigen.

VERGUNNING

Deze vergunning is aan u verleend op grond van artikel 3 van de Parkeerverordening Noordwijk 2020 voor het motorvoertuig met kenteken:
[kenteken 2]
LET OP: Indien u meerdere kentekens op uw vergunning heeft, dient u voor het parkeren de juiste kenteken te activeren.
Deze vergunning wordt verleend onder de volgende voorschriften en beperkingen:
(…)
 De pas moet duidelijk zichtbaar en leesbaar achter de voorruit van het motorvoertuig zijn aangebracht, zodanig dat de QR-code en het nummer zichtbaar en leesbaar zijn;
 (…)
 Parkeren in strijd met deze voorschriften wordt geacht te zijn parkeren zonder vergunning;
(…)
Deze vergunning is slechts geldig indien en voor zover de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen stipt worden nageleefd. De parkeercontroleurs kunnen uw parkeervergunning controleren door het kenteken te scannen. Indien uw kenteken niet is geactiveerd, zullen zij overgaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting.”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“5. Van parkeren met een vergunning is alleen sprake als bij het parkeren wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend. Indien aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan, is geen sprake van parkeren met die vergunning.
6. De vergunning is verleend voor een ander kenteken dan waarmee eiser heeft geparkeerd. Vaststaat dat het kenteken [kenteken 1] op het moment dat de auto werd gescand niet was geactiveerd. Uit de beschikking inwonersvergunning volgt echter nadrukkelijk dat dit een vereiste is voor gebruikmaking van de vergunning; dat het juiste kenteken voor het parkeren moet worden geactiveerd staat immers vetgedrukt in de beschikking. Eiser mocht hieruit niet opmaken dat het pasje achter de voorruit leggen volstond. Eiser heeft dan ook niet aan de voorwaarden voor het parkeren met de vergunning voldaan en in feite zonder vergunning geparkeerd. Dat eiser, zoals hij stelt, niet wist dat hij het kenteken van de geparkeerde auto moest activeren op de website van de gemeente, komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico. Hij had zich als gebruiker van de vergunning op de hoogte moeten stellen van de geldende voorschriften. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4.2.
Belanghebbende concludeert – naar het Hof begrijpt – tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslag.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.1. Op grond van het bepaalde in artikel 225, lid 1, van de Gemeentewet kan een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze. Ten tijde van het parkeren was de heffing van parkeerbelasting in de gemeente Noordwijk gereguleerd in de gemeentelijke Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting Noordwijk 2020 (de Verordening parkeerbelasting Noordwijk 2020).
5.1.2. Bij besluit van de gemeenteraad van 23 april 2020 is de Verordening van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening Noordwijk 2020) vastgesteld, in werking getreden op 1 juni 2020. Hierin is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

“Artikel 3

(…)
2.Het college kan aanvullende regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.
3.Het college kan in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn uitsluitend de volgende soorten parkeervergunningen verlenen:
(…)
b.inwonersparkeervergunning voor parkeren in het gebied waar het fiscale regime van kracht is, door inwoners van Noordwijk die buiten het gebied wonen waar het fiscale regime van kracht is;
(…)
Artikel 4
(…)
3.Een parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:
a.een uniek vergunning-nummer;
b.de periode waarvoor de vergunning geldt;
c.het parkeergebied waarvoor de vergunning geldt;
d.de naam van de vergunninghouder of het kenteken of overige kenmerken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.
4.Aan de vergunning worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:
a.de parkeervergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren met het motorvoertuig waarvan de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie op de parkeervergunning is vermeld;
b.tijdens het parkeren moet de vergunning, danwel het bij de vergunning behorende pasje, achter de voorruit zijn aangebracht. Dit dient zodanig te gebeuren dat de voorzijde van de vergunning volledig vanaf de buitenkant van het motorvoertuig zichtbaar is;
c.indien één of meer van de hiervoor genoemde voorschriften niet worden nageleefd, wordt dit voor de uitvoering van deze verordening beschouwd als parkeren zonder vergunning;”
5.2.
Niet in geschil is dat de auto op 30 september 2021 om 15.09 uur geparkeerd stond aan de [straat] te [woonplaats] , een parkeerplaats waarop slechts tegen betaling van parkeerbelasting dan wel met een daartoe verleende vergunning mag worden geparkeerd.
5.3.
Belanghebbende stelt dat ten tijde van het parkeren om 15.09 uur parkeerbelasting voor de auto was voldaan, omdat de bij de vergunning behorende pas achter de voorruit van de auto was geplaatst. Daarbij voert belanghebbende aan dat de voorwaarde dat daarnaast ook het kenteken van de auto moet worden geactiveerd overbodig en willekeurig is en dat deze voorwaarde niet noodzakelijk is om met een geldige parkeervergunning te kunnen parkeren.
5.4.
Uit de inwonersvergunning volgt dat de vergunning aan belanghebbende is verleend voor het motorvoertuig met kenteken [kenteken 2] . De inwonersvergunning vermeldt tevens met dikgedrukte letters dat, indien sprake is van meerdere kentekens op de vergunning, het juiste kenteken voor het parkeren dient te worden geactiveerd. Vast staat dat het kenteken [kenteken 1] ten tijde van het parkeren om 15.09 uur niet op de inwonersvergunning was geactiveerd. Uit de inwonersvergunning volgt nadrukkelijk dat dit een vereiste is voor gebruikmaking van de vergunning. Gelet op de tekst van de aan de inwonersvergunning verbonden voorschriften, kon belanghebbende er niet van uitgaan dat uitsluitend het plaatsen van de pas achter de vooruit van de auto met kenteken [kenteken 1] voldoende was om ter zake van die auto met een geldige parkeervergunning te kunnen parkeren.
5.5.
De stelling dat belanghebbende ten tijde van het parkeren niet op de hoogte was van hetgeen werd bedoeld met de in de inwonersvergunning opgenomen term “activeren” in de zin: “Indien u meerdere kentekens op uw vergunning heeft, dient u voor het parkeren de juiste kenteken
te activeren”, komt voor rekening en risico van belanghebbende. Hij had zich als gebruiker op de hoogte moeten stellen van de geldende voorschriften. Ter zitting heeft belanghebbende overigens erkend dat hij, nadat hij de naheffingsaanslag op de voorruit van de auto aantrof, uit de inwonersvergunning en informatie van de gemeente heeft kunnen afleiden dat het kenteken van de auto in het parkeersysteem van de gemeente moest worden gewijzigd, hetgeen hij die dag om 15.33 uur heeft gedaan. Ook het gegeven dat beide kentekens bekend zijn in het systeem van de gemeente Noordwijk, leidt er niet toe dat deze beide voor dezelfde inwonersvergunning zijn geactiveerd, zoals nadrukkelijk volgt uit de tekst van de inwonersvergunning.
5.6.
Ten aanzien van de stelling dat het voorschrift om het juiste kenteken te activeren bij gebruik van de inwonersvergunning voor het andere kenteken dan waarvoor de vergunning is verleend, overbodig en willekeurig is, overweegt het Hof dat het college op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 2, van de Parkeerverordening Noodwijk 2020 aanvullende regels kan stellen voor het verlenen van een parkeervergunning. In een situatie dat op één parkeervergunning meerdere kentekens kunnen worden gebruikt, levert het voorschrift om voor het parkeren het juiste kenteken te activeren naast het voorschrift om de bij de vergunning behorende pas achter de voorruit te plaatsen, geen strijd op met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Hoewel het Hof begrijpt dat het verwarrend kan zijn om aan twee voorschriften te voldoen, namelijk het plaatsen van de pas achter de voorruit én ervoor zorg te dragen dat in het parkeersysteem het “vinkje” achter het juiste kenteken staat, heeft het college zijn bevoegdheden niet overschreden door naast het gebruik van de pas – die overigens geen kenteken vermeldt – tevens de voorwaarde te stellen dat het gebruikte kenteken (in dit geval [kenteken 1] ) wordt geregistreerd ofwel geactiveerd in het parkeersysteem. De andersluidende stelling van belanghebbende faalt.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
5.8.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende nog gesteld dat de Heffingsambtenaar het verweerschrift in eerste aanleg te laat heeft ingediend. Belanghebbende heeft hieraan geen conclusie verbonden. Uit de stukken volgt dat de Heffingsambtenaar het nader stuk, aangeduid als verweerschrift, op 9 november 2022, derhalve ongeveer twee weken voor de zitting, heeft ingediend. Het nader stuk is niet zo ingewikkeld en omvangrijk dat belanghebbende onvoldoende tijd heeft gehad om dit te bestuderen en hierop te reageren. Dit laatste heeft belanghebbende ook gedaan op de zitting bij de Rechtbank. Daar heeft belanghebbende overigens niet geklaagd over de late indiening van het stuk. Van een benadeling van belanghebbende in zijn processuele positie door de late indiening is dan ook geen sprake.
Slotsom
5.9.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier T.S.K.L. Tjon. De beslissing is op 31 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.