ECLI:NL:GHDHA:2023:245

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
2200106922
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling van politicus Geert Wilders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte die Geert Wilders, fractieleider van de PVV, heeft bedreigd. De verdachte heeft een pakket met daarin een injectiespuit met bloed naar Wilders gestuurd, wat bij de geadresseerde redelijke vrees voor zwaar lichamelijk letsel heeft doen ontstaan. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de poging tot afpersing. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor de bedreiging met zware mishandeling. De verdachte is schuldig bevonden aan het versturen van het pakket en de bijgevoegde brief, die de bedreiging versterkte. Het hof heeft de ernst van de bedreiging, vooral omdat deze gericht was tegen een politicus, in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een verlenging van de proeftijd van de eerder opgelegde straf. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de impact van bedreigingen op de democratie en de persoonlijke levenssfeer van politici zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001069-22
Parketnummers: 09-305219-21, 23-000757-20 (TUL)
Datum uitspraak: 14 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 30 maart 2022 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van de alternatief/cumulatief tenlastegelegde poging tot afpersing vrijgesproken en ter zake van de tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is een beslissing genomen op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Den Haag vrijgesproken van de cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging tot afpersing. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
hij op tijdstippen in de periode 11 juni 2021 tot en met 15 juli 2021 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, Geert Wilders (partijleider en fractieleider in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van politieke partij PVV) heeft bedreigd met zware mishandeling, door die Wilders een postpakket toe te sturen met daarin onder andere een injectiespuit/naald met bloed en een brief met de tekst: "Ik heb geld nodig op me rekenig. Komt te kort wand ik heb hulp nodig kennen jullie mijn nu eens helpen en die rat van de linden zit achter me geld aan. Mvg Peter Marc".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverwegingen
Het hof stelt het volgende voorop. Voor een veroordeling voor bedreiging met zwaar lichamelijk letsel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gebracht, waarbij hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Voorts is vereist dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het ontstaan van die vrees bij de bedreigde was gericht.
De beoordeling of bij de bedreigde die vrees kon ontstaan moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld. De bedreiging moet in het algemeen geschikt zijn om de vrees voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel teweeg te brengen. De aard van de uitlating of gedraging kan op zichzelf voldoende zijn om bij de bedreigde in redelijkheid de vrees te doen ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
De verdachte heeft op 27 juli 2021 bij de politie verklaard dat hij het pakket, bevattende een injectiespuit met bloed, naar Geert Wilders heeft gestuurd. Ook heeft hij verklaard dat de met het pakket meegestuurde brief zijn brief was. In de brief was geschreven: “
Ik heb geld nodig op me rekenig. Komt te kort wand ik heb hulp nodig kennen jullie mijn nu eens helpen en die rat van de linden zit achter me geld aan. Mvg Peter Marc”.
Het hof is van oordeel dat het versturen van de injectiespuit voorzien van naald met bloed op zichzelf naar zijn aard en uiterlijke verschijningsvorm geschikt was om bij degene aan wie die injectiespuit werd gestuurd de redelijke vrees te doen ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De bijgevoegde brief doet naar het oordeel van het hof niet af aan het bedreigende karakter van deze handeling.
Gelet op het voorgaande is het hof voorts van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen de bedreigde vrees zou doen aanjagen.
Aangezien de brief naar het oordeel van het hof ook niets toevoegt aan het bedreigende karakter, zal het hof de verdachte voor dat onderdeel van het tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op tijdstippenin de periode 11 juni 2021 tot en met 15 juli 2021 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, Geert Wilders (partijleider en fractieleider in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van politieke partij PVV) heeft bedreigd met zware mishandeling, door die Wilders een postpakket toe te sturen met daarin
onder andereeen injectiespuit/naald met bloed
en een brief met de tekst: "Ik heb geld nodig op me rekenig. Komt te kort wand ik heb hulp nodig kennen jullie mijn nu eens helpen en die rat van de linden zit achter me geld aan. Mvg Peter Marc".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van Geert Wilders, politicus en fractievoorzitter van een partij in de Tweede Kamer. Hij wordt reeds door veelvuldige bedreigingen in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid geraakt. Bedreiging van politici kan naast de gevolgen die het voor de persoonlijke levenssfeer heeft, een effect hebben op het democratisch proces en wordt om die reden als een zeer ernstig feit beschouwd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2023.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof mede acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting ten aanzien van bedreiging middels het tonen van een steekwapen, te weten een taakstraf voor de duur van zestig uren. Het hof neemt als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking dat de bedreiging is geuit naar een politicus.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe recidive te voorkomen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 januari 2021 onder parketnummer 23-000757-20 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is in beginsel gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede het grote belang van het voorkomen van recidive, is het hof van oordeel dat de proeftijd met één jaar moet worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging tot afpersing.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 januari 2021 parketnummer 23-000757-20, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.J. van de Kar, mr. TH.W.H.E. Schmitz en mr. M. Koole, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2023.