ECLI:NL:GHDHA:2023:2356

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
200.307.372/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een samenwerkingsovereenkomst en de verplichting tot betaling van lesuren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van WTOL Academy B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Den Haag. De kern van het geschil betreft de samenwerkingsovereenkomst tussen WTOL Academy en een vennootschap onder firma (vof) die wijntrainingen verzorgt. WTOL Academy heeft de samenwerkingsovereenkomst opgezegd en betwist dat zij verplicht is om 120 lesuren te betalen, zoals in de overeenkomst is vastgelegd. De vof stelt dat WTOL Academy tekort is geschoten in haar verplichtingen door niet het afgesproken aantal lesuren aan te bieden. Het hof oordeelt dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, omdat de opzegging niet voldeed aan de voorwaarden die in de overeenkomst zijn gesteld. Het hof concludeert dat WTOL Academy de vof voor het opleidingsseizoen 2020/2021 ten minste 52,5 lesuren had moeten betalen, en dat de vof recht heeft op betaling van deze lesuren, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van de vof toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.307.372/01
Zaaknummer rechtbank : 9149782 RL EXPL 21-6414
Arrest van 19 december 2023
in de zaak van
WTOL Academy B.V.,
gevestigd in Woerden,
appellante,
advocaat: mr. R. van Biezen, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
1.
[naam vof] v.o.f., gevestigd te [vestigingsplaats],
2.
[vennoot 1], wonende te [woonplaats],
3.
[vennoot 2], wonende te [woonplaats],
4.
[vennoot 3] B.V., gevestigd te [woonplaats],
verweerders,
advocaat: mr. F.P. Klaver, kantoorhoudend in Alkmaar.
Het hof zal partijen hierna noemen WTOL Academy en [de vof] c.s. Verweerders zullen afzonderlijk [de vof], [vennoot 1], [vennoot 2] en [vennoot 3] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1
Partijen hebben met elkaar een overeenkomst gesloten op grond waarvan [vennoot 1] van [de vof] wijntrainingen heeft verzorgd in opleidingen van WTOL Academy. Tussen partijen is discussie ontstaan of [de vof] c.s. aanspraak kan maken op betaling van de in de overeenkomst genoemde 120 lesuren, ook al zijn die niet allemaal gegeven door [vennoot 1]. Ook verschillen partijen van mening of zij andere, nadere afspraken hebben gemaakt. WTOL Academy vindt dat op haar slechts een inspanningsverplichting rustte en dat zij [de vof] c.s. ook minder lesuren kon aanbieden vanwege de gevolgen van Covid-19. Verder is het de vraag of WTOL Academy de overeenkomst mocht opzeggen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 januari 2022, waarmee WTOL Academy in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 24 november 2021 (hierna: het bestreden vonnis);
  • het arrest van dit hof van 3 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de memorie van grieven, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord, met bijlagen.
2.2
Op 4 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de meervoudige kamer. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De door de kantonrechter in r.o. 2.1 tot en met 2.7 vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Daarnaast zal het hof enkele aanvullende feiten vaststellen, die zijn gesteld en niet voldoende zijn betwist.
3.2
[de vof] is actief op het gebied van wijnconsultancy en de import en verkoop van wijnen. [vennoot 1], [vennoot 2] en [vennoot 3] zijn de vennoten van [de vof]. [vennoot 1] heeft veel ervaring en kennis op het gebied van wijnen. [de vof] heeft eerder ook gehandeld onder de naam “[handelsnaam 1]” (afgekort “[handelsnaam 1]”). WTOL Academy verzorgt opleidingen gericht op de horeca, waaronder (online) wijntrainingen. [directeur WTOL] (hierna: [directeur WTOL]) is directeur van WTOL Academy.
3.3
[vennoot 1] en [directeur WTOL] zijn in 2018 met elkaar in overleg getreden over de mogelijkheid dat [vennoot 1] lessen zou gaan verzorgen voor WTOL Academy. Daaruit is een conceptovereenkomst tussen [de vof] en WTOL Academy voortgekomen. In een e-mail van 2 januari 2019 heeft [directeur WTOL] aan [vennoot 1] over deze conceptovereenkomst onder meer het volgende geschreven:

Dank voor de aanpassingen! Graag onderstaande punten aanpassen. (…) Bijlage samenwerking overeenkomst: Art. 8: WTOL en [handelsnaam 1] spreken een intentie uit van minimaal 120 uur per opleidingsseizoen.
3.4
In reactie daarop heeft [vennoot 1] op 4 januari 2019 onder meer het volgende geschreven aan [directeur WTOL]:

Dank voor het toesturen van de herziene overeenkomst. Met je eerste twee aanpassingen ben ik akkoord. Met de derde nog niet. Intentie is natuurlijk een loos begrip, hoe kunnen we elkaar hierin tegemoet komen?
3.5
Op 4 januari 2019 hebben [de vof] en WTOL Academy een overeenkomst van opdracht gesloten met het opschrift “Samenwerkingsovereenkomst” (hierna: de overeenkomst). In deze overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:

Considerans: in aanmerking nemende dat zij middels deze overeenkomst gestalte willen geven aan onderlinge samenwerking in en coördinatie van de activiteit Wijntraining-Online.nl.
(…)
Artikel 2: Duur1. De samenwerking is aangegaan per 1 januari 2019 voor onbepaalde tijd maar minimaal voor de duur van het opleidingsseizoen van september 2019 t/m april 2020. 2. Voortzetting van de samenwerking zal per jaar in het samenwerkingsoverleg worden geagendeerd, dit kan op grond van de evaluatierapportage geschieden. 3. Partijen kunnen drie maanden voor aanvang van de daaropvolgende opleidingsperiode, schriftelijk, met redenen omkleed, mededelen de samenwerking te willen beëindigen.
(…)
Artikel 11: Tussentijdse opzegging1. Opzegging van deze overeenkomst is niet mogelijk dan met instemming van alle partijen of drie maanden voor aanvang van de daaropvolgende opleidingsperiode. (…)”
3.6
Bij de overeenkomst hoort een bijlage (“Bijlage samenwerkingsovereenkomst WTOL - [handelsnaam 1]”). In die bijlage staat onder meer:

8. [handelsnaam 1] declareert voor de gegeven lesuren aan de WTOL Academy Euro 115,- per uur. Declaratie zal maandelijks plaatsvinden, betaling dient binnen 14 dagen na factuurdatum plaats te vinden. WTOL spreekt de intentie uit alle lesuren voor de opleiding uit te besteden aan [handelsnaam 1] met een minimum van 120 uur per opleidingsseizoen.
Genoemde bedragen zijn excl. 21% BTW
3.7
[vennoot 1] heeft vanaf september 2019 lesgegeven in de opleiding van WTOL Academy. In het opleidingsseizoen 2019/2020, dat liep van september 2019 tot en met april 2020, zijn in totaal 52,5 lesuren gegeven en gefactureerd door [de vof]. De overeenkomst is voortgezet voor het opleidingsseizoen 2020/2021, dat liep van september 2020 tot en met april 2021.
3.8
Op 29 december 2020 stuurde [directeur WTOL] een e-mail aan [vennoot 1] waarin onder meer staat:
“Voor de online lessen kun je 1 uur declareren en de voorbereiding”.
3.9
Op 8 januari 2021 reageerde [vennoot 1] bij e-mail aan [directeur WTOL] voor zover hier van belang als volgt:

De email die jij de 29ste hier opvolgend hebt gestuurd heb ik helaas over het hoofd gezien al de vele e-mails die er die dag over WTOL zijn verstuurd. Anders had ik hier natuurlijk direct op gereageerd en had ik hier niet mee ingestemd! Je niet van mij kan verwachten een les van 2 uur samen met [naam] te geven en daar 1 uur voor te factureren. (…)
Het lijkt alsof het gesprek van gisterenmorgen niet heeft plaatsgevonden. Ik heb je gisteren aangegeven dat ik afgelopen schooljaar nog niet eens de helft van de in het contract toegezegde uren heb kunnen factureren. De start van 2020/2021 ben ik door direct ‘gekort’ in uren door dat het rooster zonder overleg is omgegooid. Hier heb ik je gisteren ook op aangesproken. Ik heb je zelfs aangegeven dat ik het gevoel krijg dat je mij niet kan betalen en dat als dat zo is je dit moet aangeven. We hebben dan ook afgesproken dat je mij dus meer uren zou inzetten om zo aan het afgesproken aantal uren te komen.
3.1
Vervolgens heeft [directeur WTOL] in een e-mail aan [vennoot 1] onder andere geschreven dat de reactie van [vennoot 1] buiten alle proporties is, de werkverhouding verstoord is en [directeur WTOL] voorlopig geen gebruik meer zal maken van zijn diensten.
3.11
Op 12 januari 2021 heeft [directeur WTOL] opnieuw een e-mail aan [vennoot 1] verstuurd. Daarin heeft [directeur WTOL] onder meer toegelicht dat hij de komende periode geen gebruik zal maken van de diensten van [vennoot 1] vanwege oncollegiaal gedrag en een verstoorde werkverhouding Ook heeft [directeur WTOL] geschreven:

T.a.v. de laatste factuur 2101001: De online lessen worden door jou en [naam] verzorg voor ieder één uur. (Zoals dat ook in het voorjaar is gegaan). Jullie hebben samen een nieuwe opzet gemaakt waarbij de beide uren geïntegreerd zijn. Ik heb daar mijn akkoord op gegeven met dien verstande dat beide wel één uur declareren. Dit is vooraf ook tijdig aan je gemeld. De factuur minus de te veel gedeclareerde is inmiddels voldaan. Ik ontvang hier dus graag een credit nota van. (…)
3.12
Daarop heeft [vennoot 1] op 1 februari 2021 een e-mail verzonden aan [directeur WTOL] en daarin onder meer geschreven dat [vennoot 1] uit het gesprek van 20 januari 2021 heeft begrepen dat [directeur WTOL] ook andere docenten inzet, volgens de overeenkomst [vennoot 1] minimaal 120 uur per seizoen les zou mogen geven en daarvan door [directeur WTOL] maar zeer beperkt gebruik is gemaakt en hij kennelijk ook niet meer van plan is [vennoot 1] in te roosteren. Bij deze e-mail zitten twee facturen. Factuur 21010001 met een totaalbedrag van € 332,75 incl. btw (twee uur à € 115,- en één uur voorbereiding à € 45,-) en factuur 21010003 met een totaalbedrag van € 15.028,20 incl. btw (108 uur à € 115,-).
3.13
Op 5 februari 2021 heeft [directeur WTOL] per e-mail aan [vennoot 1] gestuurd dat er met [vennoot 1] een conflict is gerezen, WTOL Academy de bedrijfsvoering aan heeft moeten passen door Covid-19 en dat door deze omstandigheden en de houding van [vennoot 1], WTOL Academy de samenwerking wil beëindigen en de overeenkomst wil opzeggen.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
[de vof] c.s. heeft WTOL Academy gedagvaard en, samengevat, op grond van de overeenkomst betaling gevorderd van een bedrag van € 16.094,- (hoofdsom à € 15.167,35 incl. btw + € 926,67 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke handelsrente en proceskosten.
4.2
De kantonrechter heeft een bedrag van € 16.094,02 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de proceskosten. Kort gezegd kwam de kantonrechter op de volgende gronden tot dit oordeel. WTOL Academy heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn overeengekomen dat WTOL Academy ten minste 120 lesuren per opleidingsseizoen zou uitbesteden aan [de vof] tegen een vergoeding van € 115,- (excl. btw) per uur. Dit was niet slechts een inspanningsverplichting. Uit de omstandigheid dat [de vof] voor het opleidingsseizoen 2019/2020 geen aanspraak heeft gemaakt op 120 lesuren, volgt niet zonder meer dat zij voor het opleidingsseizoen 2020/2021 daar evenmin aanspraak op zou maken dan wel dat partijen daarover overeenstemming hebben bereikt. Met betrekking tot het beroep van WTOL Academy op overmacht, onvoorziene omstandigheden en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid vanwege Covid-19, stelt de kantonrechter voorop dat Covid-19 en de gevolgen ervan ten tijde van het opstellen van de overeenkomst niet voorzienbaar waren. De genoemde verweren van WTOL Academy slagen evenwel niet. WTOL Academy heeft haar stellingen op dit punt onvoldoende concreet onderbouwd. De overeenkomst is voor opleidingsseizoen 2020/2021 niet tussentijds beëindigd door een rechtsgeldige opzegging door WTOL Academy. Weliswaar wordt betaling van de factuur van [de vof] met nummer 2101001 afgewezen – omdat uit correspondentie blijkt dat voor de online lessen één uur gedeclareerd kon worden – maar maakt dit voor de vordering niet uit, omdat er sprake is van communicerende vaten en er wat betreft de 120 lesuren dan een uur minder is uitbesteed aan [de vof]. Verder oordeelt de kantonrechter dat ook het beroep op eigen schuld van [de vof] c.s. door WTOL Academy onvoldoende is onderbouwd. De kantonrechter komt tot de conclusie dat WTOL Academy ten onrechte geen 120 lesuren heeft uitbesteed aan [de vof] voor opleidingsseizoen 2020/2021 en zij is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
WTOL Academy is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. WTOL Academy vordert dat de vorderingen van [de vof] c.s. (alsnog) worden afgewezen en met veroordeling van [de vof] c.s. in de proceskosten van beide instanties. Daarnaast vordert WTOL Academy dat [de vof] c.s. wordt veroordeeld om al hetgeen zij heeft voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis aan WTOL Academy terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de betaling.
5.2
[de vof] c.s. heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van WTOL Academy in de kosten van het geding in beide instanties.
5.3
De grieven van WTOL Academy houden, samengevat, het volgende in. [de vof] c.s. kunnen geen aanspraak maken op betaling van 120 lesuren, omdat partijen ten aanzien van het aantal lesuren een inspanningsverplichting zijn overeengekomen, althans een intentie hebben uitgesproken. In het eerste opleidingsseizoen 2019/2020 heeft [de vof] c.s. 52,5 uur gefactureerd en geen aanspraak gemaakt op meer uren. Ook voor seizoen 2020/2021 is [de vof] c.s. akkoord gegaan met 52,5 lesuren. Meer lesuren waren ook niet beschikbaar. Bovendien heeft [de vof] c.s. zelf lesuren afgewezen. [de vof] c.s. wist bij het sluiten van de overeenkomst dat er nog onvoldoende opleidingen waren om 120 uur daadwerkelijk te vullen (grief 1). Door Covid-19 zijn nieuwe fysieke opleidingen niet van de grond gekomen. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat de gevolgen voor Covid-19 voor rekening en risico van WTOL Academy komen. Niet valt in te zien waarom WTOL Academy de volledige pijn zou moeten dragen (grief 2). Ten slotte mocht WTOL Academy de overeenkomst met [de vof] rechtsgeldig opzeggen (grief 3).
5.4
[de vof] c.s. heeft de grieven van WTOL Academy gemotiveerd bestreden.

6.Beoordeling in hoger beroep

WTOL Academy had de overeenkomst niet mogen opzeggen op de wijze waarop ze dat heeft gedaan

6.1
Volgens WTOL Academy heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat zij de samenwerking niet mocht beëindigen (grief 3). Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat WTOL Academy de samenwerkingsovereenkomst voor opleidingsseizoen 2020/2021 niet rechtsgeldig heeft opgezegd. In de overeenkomst is immers bepaald dat partijen de samenwerking alleen drie maanden voor aanvang van de daaropvolgende opleidingsperiode schriftelijk en met redenen omkleed konden beëindigen. De opzegging op 5 februari 2021 is halverwege het lopende seizoen gedaan en voldoet dus niet aan de daaraan in de overeenkomst gestelde vereisten.
6.2
WTOL Academy heeft daarover nog naar voren gebracht dat zij de samenwerking kon beëindigen, omdat [de vof] c.s. feitelijk zelf al had opgezegd. Het hof verwerpt deze stelling. [vennoot 1] heeft weliswaar vóór de opzegging van WTOL Academy op 1 februari 2021 een factuur gestuurd voor de resterende lesuren, maar in de begeleidende e-mail heeft [vennoot 1] ook geschreven dat hij geen belemmering ziet om zijn werk uit te voeren en dat hij zich daarvoor beschikbaar houdt. Van een opzegging van de overeenkomst door [de vof] c.s. was daarmee geen sprake.
6.3
Voor zover WTOL Academy ook in hoger beroep aanvoert dat zij de overeenkomst mocht opzeggen vanwege gewichtige redenen, gaat het hof daaraan voorbij. [de vof] c.s. betwist dat [vennoot 1] openlijk kritiek heeft geuit op andere docenten en WTOL Academy heeft dat verder niet concreet gemaakt. Hoe dan ook heeft WTOL Academy onvoldoende toegelicht dat een verdere samenwerking tussen partijen daardoor onhoudbaar zou zijn geworden.
6.4
In haar memorie van grieven heeft WTOL Academy opgenomen dat als het hof zou oordelen dat de opzegging niet rechtsgeldig is geweest, WTOL Academy de overeengekomen 52,5 uur van het opleidingsseizoen 2020/2021 alsnog volledig moet betalen. Het hof begrijpt dat WTOL Academy hiermee haar stellingen dat [de vof] c.s. feitelijk vervangende schadevergoeding vordert, maar geen schade heeft geleden en het beroep op eigen schuld aan de zijde van [de vof] c.s. uitdrukkelijk prijsgeeft. Deze verweren worden daarom niet in hoger beroep beoordeeld. Daarvoor is te minder aanleiding omdat de rechtbank de vordering heeft behandeld als gegrond op nakoming en daar is door WTOL Academy geen grief tegen gericht.
Een overeengekomen inspanningsverbintenis
6.5
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord wat partijen zijn overeengekomen met betrekking tot de lesuren. Omdat [de vof] c.s. op grond van de overeenkomst een beroep doet op betaling van de lesuren, rust op haar de stelplicht en eventuele bewijslast dat partijen zijn overeengekomen dat [de vof] c.s. hoe dan ook 120 lesuren zou kunnen geven bij de opleidingen van WTOL Academy.
6.6
Bij de beoordeling van de stellingen van partijen over de inhoud van de overeenkomst geldt als uitgangspunt, dat de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. De uitleg is mede afhankelijk van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan ook van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke kennis van partijen kan worden verwacht. Ook kan betekenis toekomen aan de context van de desbetreffende bepaling, de totstandkomingsgeschiedenis ervan, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de aard van de overeenkomst, en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst.
6.7
Het hof is van oordeel dat artikel 8 in de bijlage bij de overeenkomst ten aanzien van het aantal aan [de vof] uit te besteden lesuren moet worden uitgelegd als een inspanningsverplichting van de zijde van WTOL Academy en dat grief 1 om die reden slaagt. Daarvoor is het volgende redengevend.
6.8
Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie blijkt dat [directeur WTOL] de volgende tekst heeft voorgesteld voor artikel 8: “
WTOL en [handelsnaam 1] spreken een intentie uit van minimaal 120 uur per opleidingsseizoen” (zie 3.3). [vennoot 1] heeft vervolgens aangegeven “intentie” een loos begrip te vinden (zie 3.4). Dit heeft ertoe geleid dat de volgende bepaling in de bijlage van de overeenkomst is opgenomen: “
WTOL spreekt de intentie uit alle lesuren voor de opleiding uit te besteden aan [handelsnaam 1] met een minimum van 120 uur per opleidingsseizoen.” Anders dan [de vof] c.s. heeft aangevoerd, is het hof van oordeel dat het hierbij niet gaat om een resultaatsverplichting, maar om een inspanningsverplichting omdat ook in de volgende versie nog het woord “intentie” wordt gebruikt. Het gebruik van het woord “intentie” duidt er niet op dat het aantal lesuren al vaststond. Bij deze uitleg acht het hof ook van belang dat [directeur WTOL] onbetwist heeft gesteld dat [vennoot 1] de conceptovereenkomst juridisch heeft laten nakijken. Dat ondanks juridische bijstand in de uiteindelijk getekende overeenkomst het woord “intentie” is blijven staan, duidt niet op een overeengekomen aantal uren die hoe dan ook betaald zouden worden.
6.9
Het hof slaat bij de uitleg ook acht op de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst. In het opleidingsseizoen 2019/2020 zijn in totaal 52,5 lesuren gegeven en gefactureerd door [de vof]. [de vof] c.s. heeft met betrekking tot dat opleidingsseizoen dus geen aanspraak gemaakt op 120 lesuren in het lesrooster en/of betaling. Kennelijk ging [de vof] c.s. toen dus ook niet uit van een harde afspraak op dit punt. [de vof] c.s. heeft in dat kader nog aangevoerd dat zij haar aanspraak op 120 lesuren destijds heeft laten rusten vanwege de opbouw van de relatie tussen partijen. Dit komt het hof niet zonder meer geloofwaardig voor. De gang van zaken duidt er veeleer op dat het bij [de vof] c.s. bekend was dat de WTOL Academy nog in een opbouwfase was, zoals WTOL Academy heeft gesteld. [de vof] c.s. heeft ook niet gesteld dat op enig moment expliciet tussen partijen is besproken dat [de vof] c.s. hoe dan ook aanspraak kon maken op (betaling van) 120 lesuren. De stelling van [de vof] c.s. dat er in beide seizoenen tenminste 120 geschikte lesuren beschikbaar waren bij WTOL Academy en op grond van de overeenkomst aan [de vof] c.s. hadden moeten worden aangeboden, is onvoldoende toegelicht. Dit blijkt evenmin concreet uit het transscript van het door [vennoot 1] zonder medeweten van [directeur WTOL] opgenomen telefoongesprek.
6.1
Kortom: de lezing van [de vof] c.s. dat partijen een resultaatsverplichting van 120 lesuren zijn overeengekomen blijkt niet uit de tekst van de overeenkomst, omdat gesproken wordt over een “intentie” en vindt ook geen steun in de verdere omstandigheden rondom de totstandkoming van de overeenkomst of de uitvoering daarvan door partijen.
6.11
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [de vof] c.s. op dit punt, omdat [de vof] c.s. geen voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die – indien deze worden bewezen – tot een andere beslissing kunnen leiden. Grief 1 slaagt.
WTOL Academy moet [de vof] c.s. nog betalen
6.12
Het voorgaande brengt mee dat opnieuw moet worden beoordeeld welk bedrag WTOL Academy moet betalen aan [de vof] c.s. voor opleidingsseizoen 2020/2021. Het hof zal bij deze beoordeling voor zover van belang ook de stellingen van partijen uit de eerste aanleg behandelen die door de rechtbank zijn verworpen of buiten behandeling zijn gelaten, behalve voor zover deze stellingen in hoger beroep zijn prijsgegeven.
6.13
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [directeur WTOL] namens WTOL Academy toegelicht dat het rooster van de WTOL Academy in 2020/2021 identiek was aan het rooster in 2019/2020. Dit betekent dat [de vof] c.s. wederom 52,5 uur zou kunnen worden ingeroosterd in het volledige opleidingsseizoen 2020/2021. Naar het oordeel van het hof mocht [de vof] c.s. er – gezien de hiervoor besproken inspanningsverplichting – dan ook van uitgaan dat hij tenminste voor dit aantal lesuren zou worden ingeroosterd. Uit correspondentie blijkt echter dat het rooster aan het begin van het opleidingsseizoen is veranderd door WTOL Academy en [de vof] c.s. is gekort in uren (zie de mail van 8 januari 2021 die is aangehaald onder 3.9). Vóór januari 2021, toen het opleidingsseizoen al enkele maanden liep, heeft [de vof] c.s. slechts een aantal uren les gegeven. Vanaf januari 2021 zijn partijen in onmin geraakt en zijn er geen lessen meer gegeven door [de vof] c.s. [vennoot 1] heeft in februari 2021 aan WTOL Academy geschreven dat hij zich wel beschikbaar houdt voor het uitvoeren van de overeenkomst.
6.14
WTOL Academy heeft in dat kader nog aangevoerd dat [de vof] c.s. zelf 3,5 uur heeft afgezegd in september 2020, maar gelet op de betwisting van [de vof] c.s. verwerpt het hof deze stelling. [de vof] c.s. heeft aangevoerd dat het hierbij niet ging om een lesdag maar om een informatieve bijeenkomst waarvoor de mogelijkheid bestond om af te melden. WTOL Academy heeft deze stelling niet gemotiveerd weersproken. Deze 3,5 uur gelden daarom als lesuur voor [de vof] c.s. en komen dan ook niet in mindering op de 52,5 lesuren.
6.15
Het hof is van oordeel dat voor opleidingsseizoen 2020/2021 op basis van de overeenkomst heeft te gelden dat [de vof] c.s. voor 52,5 lesuren had moeten worden ingeroosterd en uitbetaald. Partijen zijn volgens de overeenkomst een uurloon overeengekomen van € 115,- per uur excl. 21% btw, dus gaat het om een totaalbedrag voor [de vof] c.s. van 52,5 x € 115, = € 6.037,50 excl. btw en € 7.305,38 incl. btw.
6.16
Voor de beantwoording van de vraag wat [de vof] c.s. nog tegoed heeft moet verder worden vastgesteld hoeveel zij al betaald heeft gekregen. Bij e-mail van 1 februari 2021 heeft [vennoot 1] aan [directeur WTOL] twee facturen gestuurd, namelijk een factuur met een bedrag van € 332,75, waarvan nog openstaat € 139,15 incl. btw (twee uur à € 115,- en één uur voorbereiding à € 45,- incl. btw) en een factuur met een bedrag van € 15.028.20 (108 uur à € 115,- incl. btw). Gelet hierop concludeert het hof dat [de vof] c.s. in dat opleidingsseizoen in ieder geval 11 lesuren al betaald heeft gekregen (namelijk 120 lesuren minus (108 + 1 lesuur)). Met betrekking tot factuur 21010001 geldt dat WTOL Academy slechts één lesuur heeft betaald van de gefactureerde twee lesuren. Het hof begrijpt dat het hierbij gaat om twee online lesuren en is van oordeel dat [de vof] c.s. hiervan inderdaad slechts één lesuur kon declareren bij WTOL Academy en niet twee. Bij e-mail van 29 december 2020 heeft [directeur WTOL] aan [vennoot 1] immers geschreven:
“(…) Voor de online lessen kun je 1 uur declareren en de voorbereiding (…)”. In de e-mail van 12 januari 2021 heeft [directeur WTOL] ook geschreven dat hij akkoord heeft gegeven voor de online lessen die door [vennoot 1] met een andere docent zijn gegeven onder de voorwaarde dat beide docenten één uur zouden declareren (r.o. 3.11). Gelet op deze e-mails had [de vof] c.s. niet twee lesuren in rekening mogen brengen. [de vof] c.s. krijgt gelet op het voorgaande nog betaling van 41,5 lesuren (52,5 - 11) x € 115,-= € 4.772,50 excl. btw en € 5.774,73 incl. 21% btw.
6.17
WTOL Academy heeft verder een grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in r.o. 4.7 tot en met 4.9 inhoudende dat het, gelet op de gevolgen van Covid-19, onredelijk is dat [de vof] c.s. alsnog aanspraak maakt op 120 lesuur in plaats van de wel ingedeelde 52,5 uur (grief 2). Het oordeel van het hof dat [de vof] c.s. aanspraak kan maken op betaling van in totaal 52,5 uur brengt mee dat WTOL Academy geen belang heeft bij een beoordeling van deze grief, omdat WTOL Academy in hoger beroep heeft bevestigd dat deze uren voor het opleidingsseizoen 2020/2021 (aanvankelijk) wel waren ingedeeld voor [de vof] c.s. en niet is gesteld dat ook deze 52,5 uren geen doorgang konden vinden door de gevolgen van Covid-19.
Wettelijke handelsrente
6.18
De kantonrechter heeft de gevorderde wettelijke handelsrente als onweersproken toegewezen vanaf 30 april 2021, dat was de laatste opleidingsdag van het opleidingsseizoen 2020/2021. Het hof zal de handelsrente eveneens vanaf deze datum toewijzen, omdat geen grief is gericht tegen deze overweging en de gevorderde handelsrente ook in eerste aanleg niet weersproken is.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.19
[de vof] c.s. heeft in eerste aanleg buitengerechtelijke incassokosten gevorderd en de kantonrechter heeft het gevorderde bedrag van € 926,67 toegewezen. Gelet op het hiervoor vastgestelde bedrag van € 5.774,73 voor de overige lesuren onder de beoordeling van grief 1, zal het hof het bedrag van € 663,74 toewijzen aan buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Bewijsaanbiedingen worden verworpen
6.2
Voor zover hiervoor nog niet besproken, passeert het hof zowel het bewijsaanbod van WTOL Academy als [de vof] c.s., omdat geen stellingen te bewijzen zijn aangeboden die indien bewezen tot een ander oordeel kunnen leiden.
Conclusie en proceskosten
6.21
De conclusie is dat het hoger beroep van WTOL Academy slaagt. Daarom zal het hof het vonnis vernietigen. Bij deze uitkomst past dat [de vof] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten in hoger beroep wordt veroordeeld. Voor de proceskosten in eerste aanleg geldt dat WTOL Academy in deze proceskosten wordt veroordeeld – zoals de kantonrechter heeft gedaan –, omdat zij wordt veroordeeld tot een betaling aan [de vof] c.s. Het hof zal hierna het toe te wijzen tarief van de proceskosten in eerste aanleg vaststellen in overeenstemming met het in hoger beroep toegewezen bedrag van € 5.774,73.
6.22
De door WTOL Academy gevorderde terugbetaling van de door haar krachtens het vonnis van de rechtbank aan [de vof] c.s. betaalde bedragen, is als door [de vof] c.s. inhoudelijk niet bestreden voor toewijzing vatbaar. Wat betreft de door WTOL Academy gevorderde wettelijke handelsrente over hetgeen ter uitvoering van het vonnis te veel door haar is betaald aan [de vof] c.s., zal het hof de wettelijke rente toewijzen zoals neergelegd in artikel 6:119 BW. De terugbetalingsverplichting is immers niet aan te merken als een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 november 2021, en
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt WTOL Academy om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de vof] c.s. te voldoen een bedrag van € 5.774,73 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente uit 6:119a BW vanaf 30 april 2021 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt WTOL Academy tot betaling van € 663,74 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [de vof] c.s. tot terugbetaling aan WTOL Academy van hetgeen WTOL Academy ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [de vof] c.s. heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling door WTOL Academy aan [de vof] c.s. tot de dag van terugbetaling;
- veroordeelt WTOL Academy in de proceskosten in eerste aanleg, tot op 24 november 2021 vastgesteld op € 1.720,81, waarvan € 622,- (2 punten à € 311,-) als het aan de gemachtigde van [de vof] c.s. toekomende salaris, € 1.013.- aan griffierecht en € 85,81 aan kosten dagvaarding;
- veroordeelt [de vof] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van WTOL Academy tot op heden begroot op € 2.238,33 aan verschotten (griffierecht à € 2.135,- en kosten dagvaarding à € 103,33) en € 3.549,- aan salaris advocaat (3 punten, tarief II à € 1.183,-) en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- en explootkosten indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,- en de explootkosten, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag van algehele voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.A.B. Mentink, D.A. Schreuder en H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023 in aanwezigheid van de griffier.