Op 6 december 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker uit Lelystad. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere zitting op 28 september 2023, waar de voorzitter mr. N. Schaar de zaak behandelde. De verzoeker had op 24 oktober 2023 een e-mail gestuurd met een verzoek tot wraking van de voorzitter, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet-ontvankelijk was. De wrakingskamer stelde vast dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de beschikking in de hoofdzaak op 12 oktober 2023 al was gegeven. Bovendien was er geen bewijs dat er eerder een wrakingsverzoek was ingediend, zoals de verzoeker beweerde. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet had voldaan aan de vereisten voor een geldig wrakingsverzoek, omdat hij geen substantieel bewijs had geleverd voor zijn claims. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters H.J. van Kooten, J.W. Frieling en O.E.M. Leinarts, in aanwezigheid van griffier mr. K. Roos. De verzoeker werd geïnformeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard en dat het verzoek werd afgewezen.