Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 5 december 2023
[appellant (1)],
[appellante (2)],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van een overleden vader en de geschillen die zijn ontstaan tussen de erfgenamen. Appellanten, twee kinderen van de overledene, zijn in hoger beroep gekomen tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft onder andere de vraag of er sprake is van rechtsverwerking of afstand van recht door een van de erfgenamen, en of een pand dat door een van de kinderen wordt bewoond, deel uitmaakt van de nalatenschap. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het pand aan de nalatenschap toebehoort en dat de erfgenamen verplicht zijn om de nalatenschap te verdelen. De appellanten hebben grieven ingediend tegen deze oordelen en stellen dat zij economisch eigenaar zijn van het pand, en dat er sprake is van verkrijgende verjaring. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de grieven van appellanten beoordeeld. Het hof concludeert dat er geen sprake is van rechtsverwerking of afstand van recht door de geïntimeerde erfgenaam. Het hof oordeelt dat de erfgenamen de nalatenschap dienen te verdelen en dat het pand tot de nalatenschap behoort. De vorderingen van appellanten worden afgewezen, en het hof bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing over een bedrag dat door een van de erfgenamen aan de overledene zou zijn betaald, wat niet bewezen is.